Uitspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2024
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
TENLASTELEGGING
VOORVRAGEN
WAARDERING VAN HET BEWIJS
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen voor feit 1
Bewijsmiddelen voor feit 2
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 juli 2024;
- een proces-verbaal van bevindingen, pagina 311;
- een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 339 t/m 340.
BEWEZENVERKLARING
STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
OPLEGGING VAN STRAF
De vordering van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
BESLAG
Onttrekking aan het verkeer
Teruggave aan de rechthebbende
BENADEELDE PARTIJ
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
- 3 en 11 van de Opiumwet;
BESLISSING
gevangenisstraf van 3 jaren;
1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- 1 STK munitiedeel huls (omschrijving: PL0900-MD2R022183_764813);
- 1 STK hashish (omschrijving: PL0900-MD2R022183_764731);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 40.098,02, bestaande uit een vergoeding van € 35.098,02 voor materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 voor immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.599,95, bestaande uit een vergoeding van € 99,95 voor materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 voor immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.