ECLI:NL:RBMNE:2024:5036

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
16.025568.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld van cryptomunten en bezit van softdrugs

Op 21 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 december 2022 in Lelystad samen met anderen een gewelddadige overval heeft gepleegd. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], werden bedreigd met vuurwapens en onder geweld gedwongen tot de afgifte van waardevolle spullen, waaronder cryptomunten ter waarde van ongeveer € 30.000. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, overtuigend kon worden gelinkt aan de overval door getuigenverklaringen en bewijs van blockchaintransacties. De verdachte werd ook beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 94,5 gram hasj op 28 maart 2023. De rechtbank achtte de diefstal met geweld en bedreiging wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van afpersing. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.025568.23 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2024

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,/
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 juli 2024 en 21 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. El Farougui, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mr. E. Alija namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , [A] van Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) en de deskundigen drs. M.J. van Haaren en drs. Th.J.G. Bakkum, psychiaters, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 3 december 2022 te Lelystad, samen met anderen, met geweld en/of bedreiging met geweld een telefoon (met pincode), portemonnee, sleutels en/of Bitcoin/Ethereum althans Crypto ter waarde van ongeveer € 30.000,00 van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gestolen
en/of
op 3 december 2022 te Lelystad, samen met anderen, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon (met pincode), portemonnee, sleutels en/of Bitcoin/ Ethereum althans Crypto ter waarde van ongeveer € 30.000,00;
2.
op 28 maart 2023 te Lelystad opzettelijk aanwezig heeft gehad 94,5 gram hasj.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het onder 2 tenlastegelegde. Wat betreft feit 1 is aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die ‘ [bijnaam 1] ’ wordt genoemd en over wie in de tapgesprekken wordt gesproken. Verdachte heeft ook op geen enkel moment de gehele buit in handen gehad, maar heeft slechts een klein deel te goeder trouw op zijn wallet gestort gekregen. Bovendien kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte de beheerder is geweest van de wallets waar een deel van de buit op is gestort. Daarover bestaat in het dossier onduidelijkheid. Ten slotte zijn er contra-indicaties voor de betrokkenheid van verdachte, zoals dat verdachte niet past in de door aangever [slachtoffer 1] genoemde signalementen, die erop duiden dat verdachte geen betrokkenheid heeft bij de onder 1 tenlastegelegde diefstal.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen voor feit 1 [1]
Aangever [slachtoffer 1] Yigitalp heeft verklaard dat hij op 3 december 2022 via Marktplaats contact heeft gehad met iemand om Bitcoin te kopen. [slachtoffer 1] had een wallet met daarop een bedrag van tussen de € 35.000,00 en € 40.000,00 aan Bitcoin en ETH. De man met wie hij contact had, stuurde hem een bericht dat hij één Bitcoin van hem kon kopen. De man vertelde hem dat hij kinderen had die op tijd naar bed moesten en vroeg hem daarom om naar Lelystad te komen. [slachtoffer 1] is daarop met zijn vriendin en zijn vriend [slachtoffer 2] – de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] – naar [plaats] gereden. Hij had afgesproken bij de woning [adres 2] in [plaats] en was daar rond 22.45 uur. Er waren twee mannen in de woning. Beide mannen waren licht getint, ongeveer 24 jaar oud, hadden zwart, kort plat haar en droegen een zwart trainingspak. Man 2 was iets magerder en langer dan man 1. In de woonkamer vroeg [slachtoffer 1] aan de mannen om de Bitcoin aan hem te laten zien, zodat hij dan kon zorgen dat het geld kwam. De twee mannen zeiden tegen hem dat hij het geld moest laten zien. Hij zag dat er nog vijf mannen binnen kwamen lopen vanuit de achtertuin. Man 2 kwam op [slachtoffer 1] aflopen en trok zijn telefoon uit zijn handen. Man 2 pakte hierna een vuurwapen, een revolver-achtig wapen. Hij laadde het vuurwapen en zette het op het voorhoofd van [slachtoffer 1] . Man 2 scande hierna een QR-code via de app Blockchain. Op deze manier kun je digitaal geld overmaken. Man 2 vroeg [slachtoffer 1] of hij alleen was en sloeg hem in zijn gezicht. Meerdere mannen hebben hem geslagen, onder andere in zijn buik. Hij voelde dat zij in de zakken van zijn broek zochten en zijn autosleutel pakten. [slachtoffer 1] zag dat één van de mannen die later binnen waren gekomen ook een vuurwapen pakte. Hij richtte dit wapen niet maar hield het naast zich. Er was ook een man die een mes in zijn hand vasthield. Hij zag dat de mannen allemaal de woning uitrenden via de achterdeur. Ze namen zijn telefoon en autosleutel mee. [2]
In een nader verhoor verklaarde [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 2] al die tijd op de bank heeft gezeten. Ook hij werd belaagd door de groep en kreeg klappen. [slachtoffer 1] gaf aan dat hij eerst de Bitcoin wilde zien en zei dat de kleinere jongen, met wie hij in gesprek was, één cent naar zijn wallet kon sturen zodat hij kon zien dat het klopte. De lange jongen pakte op dat moment de telefoon uit hand van [slachtoffer 1] en schreeuwde iets van ‘Nu’ of ‘Boys’. Op dat moment kwamen er zeker nog vijf jongens binnen. [slachtoffer 1] had het idee dat de jongens dit vaker gedaan hadden, omdat het op een manier ging waaruit bleek dat er taken waren verdeeld. Ze leken ervaren in waar ze mee bezig waren, ook wat betreft de transacties in Bitcoin. [slachtoffer 1] heeft de Bitcoin gevolgd die gestolen waren. Hij heeft zich erover verbaasd hoe snel de Bitcoin van de ene op de andere wallet vlogen. [3]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er twee mannen in de woning waren en er plotseling vanaf de achterzijde nog vier mannen binnen kwamen. Zij plaatsten een vuurwapen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] – de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] Yigitalp – en vroegen hem om zijn geld en telefoon af te geven. Vervolgens vroeg de gewapende man om de pincode van de telefoon. Ondertussen vroeg de andere man om de telefoon van [slachtoffer 2] . Toen hij dit vroeg, hebben alle zes de mannen [slachtoffer 1] klappen op zijn hoofd gegeven. Zij hebben de telefoon en portemonnee uit de zak van [slachtoffer 2] gepakt. De ene man deed iets met de telefoon van [slachtoffer 1] . De mannen gingen er toen vandoor via de achterzijde. [4]
Uit opgenomen en beluisterde gesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] van medeverdachte [medeverdachte] is gebleken dat op 5 december 2022 het volgende gesprek werd gevoerd tussen [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) en diens vriend [B] ( [B] ):
[medeverdachte] : nifo ik had torrietje geslagen gisteren van 30 doezoe.
[B] : ja ohhh dat heeft dinges mij gezegd man.
[medeverdachte] : ja en nifo hoor dit ze verdelen het met z'n vijven he nifo en ik krijg helemaal niks.
[B] : wie verdelen het met z'n vijven? [verdachte] en zo?
[medeverdachte] : nee hoor dit hoor dit, [bijnaam 1] je weet toch die more je weet toch die ‘n.v.t.’ [bijnaam 2] en die neger die ken ik niet eens.
[B] : ja maar wat jij sloeg hem?
[medeverdachte] : nifo we hebben hem allemaal we zouden allemaal je weet toch iedereen zou 6 krijgen hoor dit ik ga het precies uitleggen we zouden allemaal een 6 krijgen toch.
[B] : ja hoe hebben jullie die gozer geslagen.
[medeverdachte] : dat vertel ik jou later wel hoor dit je weet toch die 30 doezoe stond toch op [bijnaam 1] zijn wallet je weet toch.
[B] : ja.
[medeverdachte] : dus iedereen zegt gewoon uit staat gewoon bij [C] je weet toch.
[B] : ja.
[medeverdachte] : ewa hoor dit dan nifo later nifo ik was naar osso ik was naar osso gegaan ik hoor [bijnaam 1] was later.
in de nacht naar buiten gegaan om die ding te verkopen je weet toch.
[B] : ja.
[medeverdachte] : had die 20 doezoe gekregen.
[B] : voor die ding.
[medeverdachte] : ja ewa nee maar er stond nog 10 doezoe op die ding je weet toch.
[B] : ja.
[medeverdachte] : dus hij heeft 20 doezoe gekregen heeft die 20 doezoe door 4 gedaan en is ie mij vergeten je weet toch, weet je wat die zegt?
(...)
[B] : jij hebt ook wat gedaan?
[medeverdachte] : nifo ik ben als eerste met die pompers begonnen, [bijnaam 1] schreeuwt he jongens jongens kom broer die neger kreeg niet eens die deur open, ‘n.v.t.’ trapt die deur open ik geef die man gelijk een foesoe (of woorden van gelijke strekking).
(...)
[medeverdachte] : ik zeg je eerlijk nifo ik zeg jou eerlijk ik heb die naks van ding van [bijnaam 1] toch van die naks.
[B] : wat is dat?
[medeverdachte] : Naku.
[B] : ja. [5]
Uit onderzoek naar de bijnaam [bijnaam 1] blijkt dat dit verdachte betreft. [6] Onderzoek naar de onder verdachte inbeslaggenomen iPhone12 wijst uit dat zijn Snapchat username [snapchatnaam] is. [7] Na aanvankelijk meermalen te hebben ontkend dat zijn bijnaam [bijnaam 1] is, heeft verdachte heeft ter terechtzitting van 16 juli 2024 verklaard dat hij soms [bijnaam 1] wordt genoemd. [8]
Bij medeverdachte [medeverdachte] is in diens slaapkamer een vuurwapen aangetroffen, [9] namelijk een van origine alarmrevolver waarvan de loop volledig open bleek te zijn waardoor er projectielen mee konden worden afgeschoten. [10] Op dit wapen is DNA van onder meer aangever [slachtoffer 1] aangetroffen. [11]
Er is onderzoek gedaan naar de weggenomen cryptocurrency. Er is, naast Bitcoin (BTC), ook 0,96 Ethereum (ETH) ontvreemd uit de wallet van aangever [slachtoffer 1] . De dag erna werd deze 0,96 ETH van aangever gestort op het Binance-account van verdachte. Middels dit account vond omzetting plaats naar 0,07 BTC. Van deze BTC werd 0,05 BTC van het platform Binance overgeboekt, naar een wallet met een kenmerk eindigend op “ [kenmerknummer] ”, dat ook van aangever gestolen BTC heeft ontvangen. [12]
Verder werd door verdachten uit de wallet van aangever in totaal 2,02 Bitcoin verplaatst. Uit blockchainanalyse is gebleken dat 1.45 BTC, afkomstig uit de wallet van aangever [slachtoffer 1] , gestort is op het Binance-account van ene [D] . Van de resterende 0,57 BTC zijn er sporen te herleiden naar Binance accounts van twee gebruikers, namelijk verdachte en ene [E] . Zo is op de reeds genoemde wallet eindigend op [kenmerknummer] BTC van aangever geboekt. [13] Op deze wallet, waarvan het kenmerk eindigt op “ [kenmerknummer] ”, waren ook de eerder genoemde 0.05 BTC geboekt, betreffende in BTC omgezette 0.96 Ethereum die van aangever was gestolen. De transacties zijn gedaan met het IP-adres [IP-adres] dat gekoppeld is aan het adres van de moeder van verdachte. [14]

Bewijsoverwegingen voor feit 1

Uit het hierboven weergegeven tapgesprek tussen [medeverdachte] en [B] maakt de rechtbank op dat [medeverdachte] aangeeft dat hij voor € 30.000,00 (30 doezoe) een zaakje heeft geslagen, met zijn vijven, en er daarna € 30.000,00 op de wallet van [bijnaam 1] stond. [bijnaam 1] had geschreeuwd ‘hé jongens kom’ en van [bijnaam 1] had hij een pistool (naks/nakul) gekregen. De rechtbank acht deze uitlatingen van [medeverdachte] betrouwbaar. De rechtbank constateert namelijk dat de inhoud van dit gesprek overeenkomt met de verklaring van aangever [slachtoffer 1] dat één van de twee jongens die in de woning aanwezig waren vijf anderen erbij riep. Dat [medeverdachte] met [bijnaam 1] verdachte bedoelde, blijkt in de eerste plaats uit het feit dat verdachte (zoals hijzelf ook heeft verklaard) weleens zo werd genoemd, en dat dit een bijnaam van hem was. Bovendien blijkt dat korte tijd na de diefstal op het Binance-account van verdachte een deel van de gestolen BTC en ETH is ontvangen. Ook dit is een sterke aanwijzing dat [medeverdachte] sprak over verdachte, toen hij de naam [bijnaam 1] gebruikte. De door aangever [slachtoffer 1] genoemde signalementen vormen geen contra-indicatie voor betrokkenheid van verdachte omdat verdachte met deze signalementen niet wordt uitgesloten. Ook de overige door de raadsvrouw genoemde contra-indicaties leggen, gelet op de bewijsmiddelen die in onderling verband en samenhang moeten worden bezien, onvoldoende gewicht in de schaal.
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 1 tenlastegelegde diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen.
Dat verdachte samen met anderen aangevers ook heeft afgeperst, blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Van dat onderdeel van het onder 1 tenlastegelegde zal verdachte worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen voor feit 2

Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 tenlastegelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 juli 2024;
  • een proces-verbaal van bevindingen, pagina 311;
  • een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 339 t/m 340.
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 3 december 2022 te Lelystad tezamen en in vereniging met anderen, telefoons (met pincode) en portemonnee en sleutels en Bitcoin/Ethereum ter waarde van ongeveer 30.000 euro, die geheel aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het tonen van een mes en vuurwapen, en een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten en die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meerdere malen op/tegen het hoofd en buik, te slaan/stompen en sleutels uit de zak van die [slachtoffer 1] te pakken en een telefoon en portemonnee uit de zak van die [slachtoffer 2] te pakken;
2
op 28 maart 2023 te Lelystad opzettelijk aanwezig heeft gehad 94,5 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 eerste alternatief/cumulatief:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf van hoogstens twee jaren op te leggen, waarvan één jaar voorwaardelijk. Verdachte heeft gedurende de tijd van de schorsing van de voorlopige hechtenis werk gezocht en gevonden en is niet gerecidiveerd.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Terwijl de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanwezig waren in een woning waar zij Bitcoin zouden kopen, zijn zij daar geconfronteerd met zes of zeven personen die hen, onder bedreiging van twee vuurwapens en een mes, waardevolle spullen afhandig hebben gemaakt. Daaronder waren cryptomunten met een waarde van tienduizenden euro’s. [slachtoffer 1] heeft een vuurwapen tegen zijn hoofd gehad en beide slachtoffers zijn meerdere keren door meerdere personen hard geslagen. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat hij zijn gevoel voor veiligheid is kwijtgeraakt, zijn levensvreugde voor een groot deel weg is en hij een behandeltraject volgt voor de verwerking. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen respect heeft voor de (lichamelijke) integriteit en de gevoelens van anderen, en evenmin voor andermans eigendommen. Hij heeft voor beide slachtoffers een angstige en intimiderende situatie gecreëerd en dat alles om er zelf financieel beter van te worden. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid hasj. Het is een feit van algemene bekendheid dat softdrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 29 maart 2024 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal en geweldsdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapport van 25 augustus 2023, opgemaakt door drs. M.J. van Haaren, psychiater, onder supervisie van drs. Th.J.G. Bakkum, kinder- en jeugdpsychiater. Er is bij verdachte sprake van scheefgroei in zijn persoonlijkheid. Eerder (namelijk in de jeugdstrafzaak met parketnummer 16.232682.22, die gelijktijdig met onderhavige strafzaak is behandeld en waarin psychiaters hebben gerapporteerd op 12 januari 2023) werd door de psychiaters een normoverschrijdend-gedragsstoornis vastgesteld en die lijkt zich verder te ontwikkelen richting een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Verder is sprake van een stoornis in het cannabisgebruik, maar de ernst ervan is niet duidelijk genoeg geworden om een nadere specificering te kunnen geven. De psychiaters zien geen aanwijzingen dat eventuele gedragskundige factoren verdachtes keuze- en handelingsvrijheid beperkt zouden hebben, zodat zij adviseren om beide feiten volledig aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig/hoog. Er worden geen indicatoren gezien voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Omdat er geen pathologisch bepaald recidiverisico wordt gezien, en verdachte dus in staat wordt geacht van dergelijk delictgedrag af te zien, wordt er geen interventie geadviseerd. De psychiaters merken op dat in de vorige strafzaak wel een behandeladvies werd gegeven, omdat er toen een verband werd gelegd tussen verdachtes pathologie (met name zijn verhoogde krenkbaarheid) in samenhang met een geweldsdelict. Met de wetenschap van nu, namelijk een door detentie voortijdig afgebroken ambulante behandeling bij De Waag en een lage mate van toezicht, in combinatie met zijn antisociale gedrag binnen volwassendetentie, is het de vraag of pedagogische beïnvloeding nog mogelijk is.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapport van 4 september 2023, opgemaakt door A.I. de Zwart, GZ-psycholoog. Verdachte heeft zijn medewerking aan dit onderzoek geweigerd. Gezien het structurele karakter van de eerder (in de jeugdstrafzaak met parketnummer 16.232682.22) gestelde diagnose, namelijk een ernstige normoverschrijdend-gedragsstoornis (beginnend in de adolescentie) is het zeer aannemelijk dat deze stoornis nog altijd aanwezig is. Het is wel mogelijk dat er in de tussenliggende tijd een doorontwikkeling heeft plaatsgevonden richting een antisociale en/of narcistische persoonlijkheidsstoornis, maar dit kon niet nader onderzocht worden vanwege de weigering van verdachte om mee te werken aan het onderzoek. Het is zeer zorgelijk dat de overval gepleegd werd op het moment dat het voorgaande Pro Justitia onderzoek nog gaande was. Dat zegt veel over de onverstoorbaarheid van verdachte en het is zeer aannemelijk dat hierbij ook andere kenmerken van de stoornis, zoals een egocentrische grondhouding, een egoïstische en opportunistische instelling, zelfoverschatting, zelfbeeldproblematiek, problemen met autoriteit en gezag en een gebrekkige gewetensontwikkeling, doorgewerkt hebben. Geconcludeerd wordt dat er een zorgelijk beeld is blijven bestaan. De psycholoog kiest ervoor zich te onthouden van aanvullend advies en verwijst naar haar rapportage van 12 januari 2023, nu is gebleken dat het alternatief voor een (langdurige) behandeling niet van de grond is gekomen en niet het gewenste effect heeft gesorteerd. In haar rapportage van 12 januari 2023 adviseerde de psycholoog een behandeling bij De Waag in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Ter terechtzitting van 16 juli 2024 is door de psychiaters Van Haaren en Bakkum verklaard dat het behandeladvies in de jeugdstrafzaak vooral was ingegeven door de wens om de lopende behandeling een zo goed mogelijke slagingskans te geven. Het tweede onderzoek, namelijk het onderzoek in onderhavige strafzaak, bood nieuwe informatie die opnieuw moest worden gewogen. Bijvoorbeeld dat de motivatie voor school minder intrinsiek leek dan eerder en ook de opstelling van verdachte in volwassendetentie, waaruit bleek dat hij zich heel goed staande kon houden en meermalen gesanctioneerd is. Verdachte lijkt zelfstandig en ook thuis een eigen leven te leiden en in sociaal opzicht niet afhankelijk te zijn.
Ter terechtzitting van 16 juli 2024 is door [A] , medewerker van SAVE, verklaard dat verdachte gedurende de schorsing de afspraken is nagekomen. Het is nu de vraag hoe verdachte die positieve ontwikkeling vol gaat houden.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een woningoverval met licht geweld of bedreiging uit van een gevangenisstraf van drie jaren en voor een woningoverval met ander geweld van een gevangenisstraf van vijf jaren. Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging wordt uitgegaan van een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank oordeelt dat het bewezenverklaarde, vanwege de besloten setting van de woning waarin het plaatsvond, meer weg heeft van een woningoverval dan van een straatroof. Voor het voorhanden hebben van softdrugs van het bewezenverklaarde gewicht gaan de oriëntatiepunten uit van een geldboete. De rechtbank heeft daarnaast ook gekeken naar de straf die aan medeverdachte [medeverdachte] is opgelegd en zij ziet in de feiten en (persoonlijke) omstandigheden geen aanleiding om aan verdachte een andere straf op te leggen.
Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Een gedeelte daarvan, namelijk één jaar, zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee wordt beoogd verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan dit voorwaardelijk gedeelte zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. Hoewel een reclasseringstoezicht niet is geadviseerd, ziet de rechtbank er wel de meerwaarde van in, nu zij van de deskundige van SAVE (die in de jeugdstrafzaak tegen verdachte, die gelijktijdig met onderhavige strafzaak is behandeld, is gehoord), heeft vernomen dat het toezicht tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis positief is verlopen en verdachte dus kennelijk baat heeft gehad bij dit toezicht.
De voorlopige hechtenis
Omdat de rechtbank van oordeel is dat de persoonlijke belangen van verdachte om zijn straf in vrijheid af te wachten op dit moment zwaarder wegen dan de maatschappelijke belangen om verdachte in voorlopige hechtenis te houden, zal de rechtbank de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis niet bij vonnis opheffen.

BESLAG

Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de huls en hasj onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten begaan.

Teruggave aan de rechthebbende

De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten autosleutel, aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.154,48 aan materiële schade en € 12.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit. Daarnaast vordert de benadeelde partij primair teruggave van de bevroren 1,45 BTC en, uitgaande van de waarde van de Bitcoin op 5 maart 2024 (het moment van het indienen van de vordering), een schadevergoeding van € 35.666,33 voor de verdwenen 0,57 BTC. Voor zover teruggave van de Bitcoin niet meer mogelijk is, wordt subsidiair een schadevergoeding gevorderd van € 126.396,45 voor de verdwenen 2,02 BTC. Meer subsidiair wordt verzocht om de schadevergoeding naar billijkheid te bepalen. Wat betreft de weggenomen Ethereum vordert de benadeelde partij primair een schadevergoeding van € 3.349,25 en subsidiair wordt verzocht om de schadevergoeding naar billijkheid te bepalen.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.659,95. Dit bedrag bestaat uit € 159,95 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] en tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade en € 99,95 aan materiële schade. Voor het overige moet de vordering van [slachtoffer 2] worden afgewezen. De vorderingen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering waar het gaat om teruggave van de bevroren Bitcoin, omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair is verzocht om enkel een schadevergoeding voor de 0,57 BTC toe te wijzen. Ook heeft de raadsvrouw verzocht uit te gaan van de waarde van de Bitcoin op het moment van de diefstal en niet van de toekomstige waarde. Het toe te kennen bedrag aan immateriële schade moet worden gematigd tot € 5.000,00.
Wat betreft de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren waar het gaat om het bedrag van € 60,00 dat zou zijn weggenomen en verzocht om wat betreft de immateriële schade aan te sluiten bij wat in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte] is toegekend.

Het oordeel van de rechtbank

De vordering van [slachtoffer 1]
Teruggave Bitcoin
De rechtbank overweegt dat aan toewijzing van het primair gevorderde, namelijk de teruggave van de Bitcoin, in de weg staat dat de weggenomen Bitcoin niet onder de beschikkingsmacht van verdachte dan wel het Openbaar Ministerie staat.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de waarde van de Bitcoin en Ethereum dient te worden berekend naar maatstaven van de koers zoals deze gold ten tijde van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Op het moment van het bewezenverklaarde, namelijk op 3 december 2022, was de waarde van de weggenomen 2,02 Bitcoin in totaal € 32.764,16. [15] De waarde van de weggenomen 0,96 Ethereum was op 3 december 2022 € 1.179,38. [16] De rechtbank stelt deze schadepost daarom vast op € 33.943,54.
Met betrekking tot de overig door de benadeelde partij gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat al de schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen, zodat de totale materiële schade komt op een bedrag van € 35.098,02.
Immateriële schade
Voorts staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft de schade onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat benadeelde partij is geconfronteerd met geweld en bedreiging met een vuurwapen en een mes en acht het aannemelijk dat hij daardoor onder meer psychisch letsel heeft opgelopen. Bij de benadeelde partij is een posttraumatische stressstoornis vastgesteld, waarvoor hij wordt behandeld. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat sprake is van een persoonsaantasting op andere wijze. Daarom heeft de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van de daardoor veroorzaakte immateriële schade. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte van het immateriële schadebedrag acht geslagen op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval. De hoogte van de immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op € 5.000,00.
Totale vergoeding
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 40.098,02 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 40.098,02, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 235 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade is, met uitzondering van het geldbedrag van € 60,00 dat uit de portemonnee gestolen zou zijn, voldoende onderbouwd. De rechtbank waardeert de schade op € 99,95 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade afwijzen, nu niet kan worden vastgesteld dat een bedrag van € 60,00 is gestolen.
Immateriële schade
Voorts staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft de schade onderbouwd. Hij heeft lichamelijk letsel opgelopen door het geweld dat is gebruikt en heeft sindsdien psychische klachten. Daardoor is sprake van nadeel zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte van het immateriële schadebedrag acht geslagen op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval. Gelet hierop acht de rechtbank een bedrag van € 2.500,00 billijk, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Totale vergoeding
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 2.599,95 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.599,95, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 eerste alternatief/cumulatief en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 eerste alternatief/cumulatief en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 te Lelystad, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK munitiedeel huls (omschrijving: PL0900-MD2R022183_764813);
  • 1 STK hashish (omschrijving: PL0900-MD2R022183_764731);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
1 STK sleutel (omschrijving: PL0900-MD2R022183_764732);

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 40.098,02, bestaande uit een vergoeding van € 35.098,02 voor materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.599,95, bestaande uit een vergoeding van € 99,95 voor materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. R.A. Hebly en V.A. Groenveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 december 2022 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) telefoon(s) (met pincode(s)) en/of portemonnee en/of (een) sleutel(s) en/of Bitcoin/Ethereum, althans Crvpto, ter waarde van ongeveer 30.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen K.
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door het tonen van een mes en/of vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, en/of een
vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten
en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of buik,
althans het lichaam, te slaan/stompen en/of (een) sleutel(s) uit de zak van die [slachtoffer 1] te
pakken en/of een telefoon en/of portemonnee uit de zak van die [slachtoffer 2] te pakken;
en/of
hij op of omstreeks 3 december 2022 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) telefoon(s) (met pincode(s)) en/of portemonnee en/of sleutels en/of Bitcoin/Ethereum, althans Crvpto, ter waarde van ongeveer 30.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n), door het tonen van een mes en/of vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of buik, althans het lichaam, te slaan/stompen;
2
hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Lelystad opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 94,5 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 december 2022, genummerd PL0900-2022361384, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 616. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 45 t/m 47.
3.Pagina’s 131, 133 t/m 134.
4.Pagina’s 54 t/m 55.
5.Pagina’s 103, 105 t/m 107.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2022, blad 1 (los bijgevoegd, pv bijnamen).
7.Pagina 515.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 juli 2024.
9.Pagina 9.
10.Pagina 267.
11.Pagina’s 455 t/m 456.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2024, blad 1 en 4 (los bijgevoegd, PV bevindingen omtrent 0,96 ETH).
13.Pagina’s 216 t/m 217 en 223.
14.Pagina 291.
15.Pagina 615.
16.