ECLI:NL:RBMNE:2024:5022

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
16/277059-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeersongeval en valse aangifte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval, het verlaten van de plaats van het ongeval en het doen van een valse aangifte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 21 december 2018 in Utrecht, waarbij de verdachte zou hebben gereden onder invloed van lachgas en met hoge snelheid door rood licht zou zijn gereden, wat resulteerde in een aanrijding met een andere auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de bestuurder van de auto was ten tijde van het ongeval. De verklaringen van getuigen waren tegenstrijdig en er was geen sluitend bewijs dat de verdachte de bestuurder was. Daarnaast was er onvoldoende bewijs voor de valse aangifte, aangezien niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wist dat er geen strafbaar feit had plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast aan de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/277059-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [plaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, advocaat te Maastricht en waarnemend voor mr. S.T. van Berge Henegouwen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 21 december 2018 in Utrecht een verkeersongeval heeft veroorzaakt door, na voorafgaand gebruik van lachgas, met een zeer hoge snelheid door rood licht te rijden, waardoor hij in botsing is gekomen met een personenauto en waardoor aan [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering van normale bezigheden is ontstaan;
Feit 2:
op 21 december 2018 in Utrecht de plaats van het verkeersongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of moest vermoeden dat [slachtoffer 1] letsel/schade was toegebracht en in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
Feit 3:
op 21 december 2018 in Utrecht de plaats van het verkeersongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of moest vermoeden dat [slachtoffer 2] letsel/schade was toegebracht en in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
Feit 4:
op 14 augustus 2018 in Utrecht een valse aangifte heeft gedaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot feit 1, 2 en 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet de bestuurder was van de personenauto.
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsvrouw besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1, 2 en 3
Het verkeersongeval
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat op 21 december 2018 uur een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de kruising van de [straat 1] met het [straat 2] in Utrecht. Ter hoogte van de kruising raakte een personenauto van het merk Volkswagen met kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen) de linker voorzijde van de auto van [slachtoffer 2] , waarna haar auto schade had opgelopen. De bestuurder van de Volkswagen reed door, reed door rood licht het kruispunt op en botste vervolgens tegen de linkerzijde van de auto van [slachtoffer 1] . Sharifi liep hierdoor letsel op en schade aan haar auto. Alle inzittenden van de Volkswagen hebben de plaats van het ongeval verlaten.
Was verdachte de bestuurder van de auto?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de bestuurder was van de Volkswagen op het moment van de aanrijding. De rechtbank komt tot het oordeel dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder was van de Volkswagen en overweegt daartoe als volgt.
Uit onderzoek is gebleken dat de Volkswagen op naam stond van de vader van verdachte. Zowel verdachte als zijn vader hebben allebei verklaard dat verdachte wel eens gebruik maakte van deze auto. Verdachte heeft ook erkend dat hij ten tijde van het ongeval in de auto zat, maar heeft daarbij verklaard dat hij niet als bestuurder maar als bijrijder in de auto zat. Deze verklaring van verdachte is niet op voorhand onaannemelijk. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet altijd zelf als bestuurder in de Volkswagen reed, maar dat hij soms ook anderen liet rijden in de auto. Zo ook op 21 december 2018. Deze verklaring van verdachte vindt bevestiging in de informatie van ‘bluespot’ met betrekking tot de Volkswagen, waar uit verschillende registraties blijkt dat verdachte soms als passagier en soms als bestuurder in de Volkswagen zat.
Gedurende het onderzoek zijn een groot aantal getuigen gehoord door de politie en zijn twee getuigen nog bij de rechter-commissaris gehoord. De getuigen verklaren allemaal dat er meerdere personen in de Volkswagen zaten. De rechtbank stelt vast dat de getuigen, voor zover zij al een verklaring konden afleggen over het signalement van de bestuurder, een verschillend en uiteenlopend signalement van de bestuurder geven. Zo wordt de bestuurder door slachtoffer [slachtoffer 2] omschreven als ‘een man van vermoedelijk Marokkaanse afkomst, ongeveer 25 á 30 jaar oud, stevig postuur en kalend’, door getuige [getuige 1] als ‘een tengere jongen van ongeveer 1.70 meter tot 1.80 meter lang’, door getuige [getuige 2] als ‘een man met een voller postuur’ en door getuige [getuige 3] als ‘een jongeman met een licht getint uiterlijk onder de leeftijd van 18 jaar’. De rechtbank kan op basis van deze uiteenlopende getuigenverklaringen niet een eenduidig signalement van de bestuurder vaststellen, laat staan dat op basis van de getuigenverklaringen de conclusie kan worden getrokken dat verdachte de bestuurder zou zijn geweest.
Daarnaast is er sporenonderzoek verricht in de auto en zijn diverse sporen veiliggesteld ten behoeve van DNA-onderzoek. De rechtbank merkt op dat uit het dossier blijkt dat op meerdere plekken in de auto sporen zijn veiliggesteld, maar alleen de sporen aan de airbag aan de bestuurderszijde zijn ingestuurd aan het NFI voor DNA-onderzoek. Op het midden van de airbag is een mengprofiel gevonden, ongeschikt voor opname en eenmalige vergelijking in de DNA-databank. Op de airbag is aan de rechterzijde een bloedspoor aangetroffen die na vergelijking met het DNA in de DNA-databank blijkt te matchen met het DNA van verdachte. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de enkele match tussen het bloedspoor aan de rechterzijde van de airbag en verdachte in dit geval, in samenhang bezien met de rest van het dossier, onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat verdachte de bestuurder was. Verdachte heeft een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de airbag, namelijk dat hij door de klap van het ongeval een snee boven zijn wenkbrauw kreeg. Door de botsing kan het bloed op de airbag terecht zijn gekomen. Gezien de plek waar het bloedspoor is aangetroffen – aan de rechterzijde van de airbag – kan het scenario van verdachte, als bijrijder, niet uitgesloten worden. Het DNA mengprofiel in het midden van de airbag kan volgens het NFI handmatig worden vergeleken met DNA-profielen van personen. Uit het dossier lijkt te volgen dat dit onderzoek niet is verricht.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat op basis van het dossier, zoals dat er nu voorligt, niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder was van de Volkswagen ten tijde van het ongeval. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde (het veroorzaken van het verkeersongeval).
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde (het verlaten van de plaats ongeval). Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij de plaats van het ongeval had verlaten, maar voor een bewezenverklaring van artikel 7 WVW is vereist dat men de bestuurder was van de auto die het ongeval heeft veroorzaakt of dat het verkeersongeval door zijn gedraging is veroorzaakt. Hiervan is niet gebleken.
Vrijspraak feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte ook hiervan vrijspreken. Het is niet gebleken dat verdachte ten tijde van het doen van de aangifte wist dat er geen strafbaar feit had plaatsgevonden.

5.BESLAG

5.1
Standpunt van de officier van justitie
Wat betreft de in beslag genomen telefoons en simkaarten, zoals vermeld op de beslaglijst, heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de goederen teruggegeven moet worden aan de rechthebbende.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Simkaart van zaktelefoon (G2333203);
- 1 STK Simkaart van zaktelefoon (G2333195);
- 1 STK Simkaart van zaktelefoon (G2333204);
- 1 STK Simkaart van zaktelefoon (G2333200);
- 1 STK GSM (G2333172);
- 1 STK GSM (G2333174);
- SIMKAART LYCAMOBILE [getuige 3] (G2333172).
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende van bovenstaande goederen, nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (G2333203);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (G2333195);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (G2333204);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (G2333200);
  • 1 STK GSM (G2333172);
  • 1 STK GSM (G2333174);
  • SIMKAART LYCAMOBILE [getuige 3] (G2333172).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2024.
Mr. A. Blanke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 21 december 2018, te Utrecht, althans in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de [straat 1] en/of de kruising van de
[straat 1] met het [straat 2] , zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na voorafgaand gebruik van lachgas en/of
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat
rood licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) met een (zeer) hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid
dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of
gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was voornoemde kruising op te rijden
en/of over te steken en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van te vergewissen en/of is
blijven vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet,
althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor een voor zijn, verdachte, van
rechts komende personenauto en/of
- (vervolgens) in botsing te komen met voornoemde personenauto,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] (zijnde bestuurster van voornoemde
personenauto) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de nek-/halswervel, of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk
verkeersongeval had plaatsgevonden in Utrecht op/aan de [straat 1]
en/of de kruising van de [straat 1] met het [straat 2] ,
op of omstreeks 21 december 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld
ongeval heeft verlaten, terwijl
- bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te
weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of
- daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten S.
Sharifi) aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd
achtergelaten;
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
3
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk
verkeersongeval had plaatsgevonden in Utrecht op/aan de [straat 1]
en/of de kruising van de [straat 1] met het [straat 2] ,
op of omstreeks 21 december 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld
ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 )
4
hij, op of omstreeks 14 augustus 2018, te Utrecht, althans in Nederland,
aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd, immers heeft verdachte toen en aldaar ten overstaan van [aangever]
[aangever] (BOA domein generieke opsporing) aangifte gedaan van diefstal door
middel van braak uit een personenauto (waarbij een herentas en/of een jas en/of
een telefoon (Samsung JI 6)) is/zijn weggenomen);
( art 188 Wetboek van Strafrecht )