ECLI:NL:RBMNE:2024:5020

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
16/076214-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige prostituee

Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 juli 2022, waarbij de verdachte, een 26-jarige man, zou hebben ontuchtige handelingen verricht met een 16-jarige prostituee in Lisse. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 20 juni 2024, waar de officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.L.G. Rens, hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen, onder andere gebaseerd op verklaringen van het slachtoffer en WhatsApp-berichten. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering en pleitte voor vrijspraak, wijzend op het gebrek aan ondersteunend bewijs voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft in haar oordeel vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaring van het slachtoffer, die ontkende dat er iets ontuchtigs was gebeurd, werd als cruciaal beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de bewijsvoering niet enkel op de verklaring van de verdachte kon steunen, maar dat er ook ander bewijs moest zijn dat de ontuchtige handelingen bevestigde. Aangezien dit ontbrak, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Daarnaast heeft het slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd en een schadevergoeding van € 500,- gevorderd. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken, en heeft het slachtoffer in de kosten van de verdediging veroordeeld, die op dat moment op nihil werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/076214-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2024.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.L.G. Rens, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. A. Koopsen, advocaat te Amsterdam, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 20 juli 2022 te Lisse ontucht heeft gepleegd met de zestienjarige [slachtoffer] , die zich als prostituee beschikbaar stelde, te weten door haar te (tong)zoenen en/of haar borsten te betasten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze een afspraak met verdachte had voor seks tegen betaling en heeft verdachte herkend op een foto. Er zijn Whatsappberichten over deze afspraak en er is twee keer via Tikkie een betaling gedaan. Verdachte heeft de afspraak en de betalingen ook bevestigd. Daarnaast heeft verdachte bij de politie in alle openheid een verklaring afgelegd waarin hij spreekt over zoenen en het betasten van de borsten van [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat er buiten de verklaring van verdachte zelf onvoldoende wettig bewijs is voor de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. [slachtoffer] heeft in haar verklaring bij de politie ondubbelzinnig gezegd dat tijdens de ontmoeting met verdachte niets ontuchtigs is gebeurd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Deze zaak maakt deel uit van een meer omvangrijk onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de seksuele uitbuiting in de zomer van 2022 van de toen 16-jarige [slachtoffer] . Het strafonderzoek heeft zich gericht zowel op de personen die haar hebben aangeboden voor seksuele diensten als op de personen die deze diensten hebben afgenomen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte een afspraak heeft gehad met [slachtoffer] op 20 juli 2022. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte ontuchtige handelingen met haar heeft verricht toen zij gedwongen werkte als jeugdprostituée.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er op 20 juli 2022 een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] . Verdachte was toen 26 jaar oud en [slachtoffer] 16. Deze afspraak is tot stand gekomen via de website [website] Verdachte heeft hiervoor 250 euro betaald. Verdachte heeft vooraf per app geïnformeerd naar de leeftijd van [slachtoffer] , waarop hem is meegedeeld dat zij 22 jaar was. De vraag is wat er vervolgens is gebeurd.
Verdachte heeft in het eerste verhoor bij de politie gezegd dat hij de feiten heeft begaan zoals die ten laste zijn gelegd. Hij zou [slachtoffer] hebben gezoend en haar borsten hebben aangeraakt. Later is hij daar deels op teruggekomen en heeft hij gezegd dat het aanraken van de borsten ook bij een andere vrouw kan zijn geweest. [slachtoffer] zelf heeft bij de politie gezegd dat verdachte gehandicapt was, dat ze over zijn leven hebben gepraat en dat ze hem zielig vond. Ze verklaart ook dat er niets bijzonders is gebeurd en dat verdachte haar niet heeft aangeraakt. Hier doet zich de bijzondere situatie voor dat er een ontlastende verklaring ligt van het mogelijke slachtoffer.
Gelet op het in artikel 341 lid 4 Wetboek van Strafvordering neergelegde bewijsminimum kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen uitsluitend op basis van de verklaring van verdachte, ook niet indien die verklaring, zoals de officier van justitie heeft benadrukt, in alle openheid is afgelegd en op zichzelf genomen betrouwbaar is. Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen. De rechtbank kan niet tot een bewezenverklaring komen indien de feiten en omstandigheden waarover verklaard wordt op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dat bewijsmateriaal moet op relevante wijze in verband staan met de verklaring van verdachte en daaraan steun geven.
In dit geval geldt dan, dat het bewijs voldoende verband moet houden met de ten laste gelegde ontuchtige handelingen en niet slechts met de omstandigheden daaromheen (zoals het feit dat er een afspraak was voor seksuele handelingen en dat verdachte betaald heeft). Zulk (steun)bewijs ontbreekt in het dossier. Er is alleen steunbewijs voor een betaalde ontmoeting, niet voor wat er tijdens die ontmoeting is gebeurd. Ook de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] kan niet als steunbewijs worden gezien. Daarin staat slechts dat zij niet alles heeft durven zeggen, dat ze niemand meer zielig vindt en dat ze wil dat iedereen die (mede) verantwoordelijk is voor haar situatie die verantwoordelijkheid ook voelt. De slachtofferverklaring spreekt in algemene zin over de vreselijke gevolgen van prostitutie voor [slachtoffer] , maar legt geen verband met enig handelen van verdachte. Daarmee is dus geen sprake van een tweede onafhankelijke bron voor seksueel handelen door verdachte.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.

5.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat verdachte zal worden vrijgesproken.
Nu [slachtoffer] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, zal zij worden veroordeeld in de kosten die verdachte heeft gemaakt in het kader van zijn verweer tegen deze vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. N.P.J. Janssens en mr. S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2022 te Lisse ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten door die 16-jarige [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of haar borsten te betasten
( art 248b Wetboek van Strafrecht )