In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de verkoop van een woning. [Eiseres] heeft de woning van [gedaagde] gekocht, maar stelt dat er verborgen gebreken waren, namelijk zwam en houtworm in de vloerbalken, die [gedaagde] niet heeft gemeld. De rechtbank heeft op 7 augustus 2024 geoordeeld dat [gedaagde] haar mededelingsplicht niet heeft geschonden. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 23 april 2024, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. Na een poging tot een minnelijke regeling, die niet succesvol was, hebben beide partijen om vonnis gevraagd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning, een appartement, door [eiseres] is gekocht voor € 526.104,00 en dat deze op 1 november 2021 aan haar is geleverd. [Eiseres] vorderde herstelkosten van € 64.127 en een verklaring voor recht dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet bekend was met de gebreken en dat zij daarom niet aansprakelijk is. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende rapportages van bouwbedrijven die na de aankoop zijn uitgevoerd, waaruit bleek dat de gebreken al voor de aankoop aanwezig waren, maar dat [gedaagde] niet op de hoogte was van deze gebreken.
De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] haar mededelingsplicht niet heeft geschonden en dat het beroep van [eiseres] op dwaling niet kon slagen. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].