In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster c.s. en verweerder over de wijziging van het huishoudelijk reglement van een Vereniging van Eigenaren (VvE). Verzoekster c.s. heeft verzocht om vernietiging van het besluit van de VvE van 26 maart 2024, waarbij artikel 16 lid 5 van het huishoudelijk reglement werd gewijzigd. De wijziging hield in dat honden van bewoners aangelijnd moesten zijn in de gemeenschappelijke tuin, met uitzondering van bepaalde tijdstippen. Verzoekster sub 2 heeft grote angst voor honden en stelt dat de wijziging haar woongenot ernstig schaadt. De kantonrechter oordeelt dat het besluit in strijd is met artikel 2:8 BW, omdat de belangen van de minderheid, in dit geval verzoekster c.s., onvoldoende zijn gerespecteerd. Het besluit tot wijziging van het huishoudelijk reglement wordt vernietigd.
Daarnaast heeft verzoekster c.s. zich verzet tegen de gefaseerde vervanging van de terrassen, maar de kantonrechter wijst dit verzoek af. De rechter oordeelt dat het ontbreken van een agendapunt niet automatisch leidt tot vernietiging van een besluit, tenzij er een redelijk belang is aangetoond. De kantonrechter concludeert dat de gefaseerde vervanging van de terrassen kan doorgaan, omdat verzoekster c.s. geen voldoende belang heeft aangetoond voor vernietiging. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.