Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
(
voorlopig deskundigenbericht) van
1.de heer [verweerder]
mevrouw [verweerster]
van hun minderjarige zoon
[minderjarige],
verwerende partij,
deelgeschilprocedure) van
1.de heer [verzoeker]
mevrouw [verzoekster]
van hun minderjarige zoon
[minderjarige],
verzoekende partij,
1.De procedure
verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenberichtmet 54 producties van NH1816 ontvangen. Met de brief van 26 maart 2024 heeft mr. Keizer laten weten verweer te zullen voeren tegen dat verzoek. Daarnaast heeft hij verzocht dit verzoek van NH1816 gelijktijdig te behandelen met het - bij NH1816 al aangekondigde - deelgeschilverzoek dat hij op korte termijn zal indienen. Met de brief van 5 april 2024 heeft de griffier partijen laten weten dat de rechtbank het voorlopig deskundigenbericht tegelijkertijd zal behandelen met het door mr. Keizer nog in te dienen deelgeschil. Met de brief van 29 april 2024 zijn partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 3 juli 2024. Op 26 juni 2024 is het verweerschrift tegen verzoek benoeming deskundigen van [eiser c.s.] ontvangen. Op 28 juni 2024 heeft mr. Klunder een aanvullende productie 55 toegestuurd.
verzoekschrift tot een beslissing in een deelgeschil ex artikel 1019w Rvmet 21 producties van [eiser c.s.] ontvangen. Met de brief van 29 april 2024 heeft de griffier van de rechtbank partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 3 juli 2024. Op 21 juni 2024 is het verweerschrift met een productie van NH1816 ontvangen. Op 28 juni 2024 is van NH1816 een tweede productie ontvangen. Op 17 juni 2024 zijn van [eiser c.s.] de producties 22 tot en met 24 ontvangen en op 26 juni 2024 is voor [eiser c.s.] nog een nadere productie 25 ingediend.
2.De kern van de zaak
subsidiair
- de periodieke kosten voor huishoudelijke hulp
- de begeleiderskosten van mevrouw [D]
- begeleidingskosten van mevrouw [E]
- periodieke reiskosten om [minderjarige] naar de zorgboerderij en medische behandelingen te brengen
manierwaarop een deskundigenonderzoek moet worden uitgevoerd en ingericht is de deelgeschilprocedure, waarbij, zoals de naam al zegt, een deel van het geschil aan de rechter kan worden voorgelegd, een goed middel. Zeker als, zoals hier, partijen het wel eens zijn over nagenoeg alle andere aspecten van het onderzoek. Zo zijn zij het eens over de discipline en de persoon van de deskundige. Zij willen kinderneuroloog [deskundige 1] vragen het onderzoek te doen. Ook zijn zij het er over eens dat aan hem de IWMD-vraagstelling kan worden voorgelegd Over een aantal extra vragen die NH1816 zou willen stellen is nog wel discussie. Die vragen gaan over het inzage geven in het complete medische dossier en het schooldossier van [minderjarige] . Ook dat zijn aspecten van een schaderegelingsproces die goed passen bij het doel en de functie van een deelgeschilprocedure: door de rechter een knoop laten doorhakken en weer door. Een uitspraak van de deelgeschilrechter over de manier waarop een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden en welke (extra) vragen gesteld zouden moeten worden, kan de schaderegeling zo eenvoudig een stap verder brengen. Eenvoudiger dan via het traject van het voorlopig deskundigenbericht. Met een uitspraak van de deelgeschilrechter nemen partijen bovendien vervolgens het heft weer in eigen handen om de gezamenlijke expertise laten verrichten. Dat is sneller. Dit in tegenstelling tot de voorlopig deskundigenberichtprocedure waar het deskundigenonderzoek onder regie van de rechter plaatsvindt. Als slechts, zoals hier, aan de orde is hóe een onafhankelijke expertise moet plaatsvinden is dat in principe overbodig. Daarbij komt dat het eerste lid van artikel 202 Rv over het voorlopig deskundigenbericht veronderstelt dat er een bodemprocedure tussen partijen zal volgen terwijl de deelgeschilprocedure nu juist expliciet bedoeld is om een bodemprocedure tussen partijen te voorkomen. Zeker bij een kindschade als in deze zaak aan de orde is, is daarom de deelgeschilprocedure de route die het beste past bij het oplossen van tussen partijen bestaande verschillen van inzicht over de schadebehandeling.
“(…) dan lijkt het -gezien de verschillende visies van partijen- op de weg van uw cliënten te liggen een procedure te starten. (…)” en “
Het is dan ook aan uw cliënten om de verdere vervolgenstappen te bepalen.” Op 1 december 2023 laat mr. Keizer dan weten dat hij zijn cliënten inderdaad adviseert een (deelgeschil)procedure te starten. Op 28 februari 2024 volgt dan nog een bericht dat hij bezig is met het opstellen van een verzoekschrift voor het deelgeschil wat gepaard gaat met een verzoek bepaalde extra kosten voor een vakantie met [minderjarige] als schade te erkennen/vergoeden. Daarop ontvangt [eiser c.s.] geen reactie. Wat kort daarop, namelijk op 13 maart 2024, wel volgt is een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht. Gezien dat wat mr. Klunder mr. Keizer (als laatste) heeft geschreven vindt de rechtbank het een opvallende zet om zonder nadere aankondiging een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht in te dienen in plaats van in de deelgeschilprocedure gebruik te maken van de mogelijkheid een tegenverzoek in te dienen, of, nog beter, gezamenlijk een verzoek deelgeschil in te dienen.
(…) Wij zijn nu ruim 1,5 jaar betrokken bij hem en nu pas durft hij bij ons te blijven zitten niet langer dan 15 minuten en op afstand. Spelenderwijs wordt in hele kleine stapjes het contact beter maar het is uiterst fragiel. // We hebben van heel dichtbij gezien wat het met hem doet wanneer er nieuwe medische afspraken worden gepland. Voorafgaand aan zo’n afspraak zien we veel stress wat zich uit in verbaal agressief gedrag en fysieke frustratie. Dit uit zich in schelden en zaken van anderen of van zichzelf kapot maken. Hij vlucht het huis uit, ouders rijden dan stapvoets achter hem aan met de auto om hem in de gaten te houden. Als hij de kans krijgt vlucht hij en is hij voor langere tijd niet vindbaar. Mocht het toch tot een afspraak met [minderjarige] en voor hem onbekende arts komen, dan kan moeder niet vertellen wat er thuis speelt in zijn bijzijn. [minderjarige] wil dit namelijk niet. Hierbij zal [minderjarige] weinig medewerking tonen omdat hij dan zo op slot zit. Bij thuiskomst zien we dat hij forse hoofdpijn heeft waarna hij dagen in een donkere kamer moet uitrusten. Dit in combinatie met veel boosheid en frustratie. Dit uit hij altijd naar zijn gezinsleden wat weer veel stress oplevert bij hen. Deze situatie heeft ook direct een nadelige invloed op zijn schoolgang en moet dan altijd weer rustig opgebouwd worden.”
dat er nooit is getest in het verleden maar dat bij [minderjarige] mogelijk sprake was van een ‘randje ADHD” is daarvoor in ieder geval volstrekt onvoldoende (productie 7 van NH1816 in de deelgeschilprocedure), dit nog los van de omstandigheid dat zij niet bevoegd is om een medische diagnose te stellen. Dit ziet de rechtbank bevestigd in een bericht van 8 april 2024 van de huisarts van [minderjarige] en in dat wat de medisch adviseur daarover schrijft in zijn advies van 16 mei 2024 (zie productie 23 en 24 van [eiser c.s.] in de deelgeschilprocedure). Het ligt naar het oordeel van de rechtbank ook niet in de lijn der verwachting dat zo’n eventuele pre-existentie voor een zodanig disfunctioneren zou zorgen als nu bij [minderjarige] aan de orde. Behalve dat de medisch adviseur van [eiser c.s.] het ziet als het zoeken naar spijkers op laag water (productie 16 van [eiser c.s.] in de deelgeschilprocedure), ziet ook de eigen medisch adviseur van NH1816 [deskundige 3] weinig aanleiding te denken aan pre-existente ADHD (productie 18 van [eiser c.s.] in de deelgeschilprocedure).
voorlopig deskundigenberichtprocedurezal de rechtbank compenseren. Het belangrijkste verzoek van NH1816 om een fysieke expertise te gelasten is afgewezen, terwijl over het alternatief van een papieren onderzoek goed beschouwd geen verschil van mening bestond.
deelgeschilproceduregeldt dat de rechtbank deze moet begroten. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de rechtbank bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.De beslissing
- de periodieke kosten voor huishoudelijke hulp
- de begeleiderskosten van mevrouw [D]
- begeleidingskosten van mevrouw [E]
- periodieke reiskosten om [minderjarige] naar de zorgboerderij en medische behandelingen te brengen;
op een termijn van 4 weken na de datum van deze uitspraaklaten weten of zij de papieren expertise buiten rechte willen laten verrichten of dat zij dat via de rechtbank in de vorm van een voorlopig deskundigenbericht willen laten lopen;