ECLI:NL:RBMNE:2024:5003

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/3668
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders inzake kapvergunning voor conifeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, dat op 21 maart 2024 de omgevingsvergunning voor het kappen van een conifeer in stand heeft gelaten. Eisers, die bezwaar maakten tegen de verleende kapvergunning, stelden dat de conifeer op de erfgrens staat en daarom mandelig is, wat betekent dat de boom niet zonder hun toestemming kan worden gekapt. De rechtbank oordeelde echter dat de mandeligheid niet tot de conclusie kan leiden dat de kap niet kan plaatsvinden, aangezien de civiele rechter vervangende toestemming kan verlenen. Bovendien hebben deskundigen vastgesteld dat de boom aan de kant van de vergunninghouder staat.

De rechtbank beoordeelde of het college de kapvergunning terecht heeft verleend, aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank concludeerde dat het college zich op een advies van een boomdeskundige heeft kunnen baseren, dat geen zwaarwegende waarden van de boom aanwees die een weigering van de vergunning rechtvaardigden. De rechtbank wees erop dat de boom niet beeldbepalend is en dat de waarde voor de leefbaarheid geen weigeringsgrond is volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk kregen en geen vergoeding van proceskosten ontvingen.

De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3668
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2024 in de zaak tussen

[eisers] , uit [plaats 1] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt

(gemachtigde: H. Abardaai).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder]uit [plaats 2] (vergunninghouder).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres over het besluit van 21 maart 2024 waarin het college de omgevingsvergunning voor het kappen van een conifeer in stand heeft gelaten, op 15 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van het college en vergunninghouder.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning voor het kappen van een conifeer (kapvergunning) die het college op 9 maart 2023 aan vergunninghouder heeft verleend. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het college heeft met het bestreden besluit van 21 maart 2024 besloten de kapvergunning in stand te laten. Eisers hebben beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook een reactie gegeven.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
3. De rechtbank beoordeelt of het college de kapvergunning terecht heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Mandeligheid
4. Eisers hebben aangevoerd dat de conifeer op de erfgrens staat en daarom mandelig is, zodat de boom niet zonder hun toestemming kan worden gekapt.
5. De rechtbank wijst eisers erop dat eventuele mandeligheid – wat daar ook van zij - niet tot de conclusie kan leiden dat de kap van de conifeer niet kan worden verwezenlijkt vanwege het ontbreken van toestemming van eisers. Er is namelijk de mogelijkheid om de civiele rechter om vervangende toestemming te vragen. Overigens ziet de rechtbank dat twee deskundigen hebben vastgesteld dat de boom aan de kant van vergunninghouder staat. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft het college de kapvergunning kunnen verlenen?
6. Op grond van artikel 4:11 lid 1 onder a van de Algemene Plaatselijke Verordening De Bilt 2021 (APV) is het verboden om zonder een omgevingsvergunning [2] een boom (houtopstand) te kappen. De omgevingsvergunning kan alleen worden geweigerd in verband met een aantal genoemde waarden van de boom. [3] Wat die waarden precies inhouden is uitgelegd in het Kapbeleid gemeente De Bilt 2021 (kapbeleid) van het college.
7. Het college baseert zich op een advies van een boomdeskundige. Hoewel het college niet aan het advies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor de toetsing bij hem berust, mag het bij het nemen van zijn besluit op het advies afgaan, nadat het college is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
8. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van het advies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als er in de procedure een tegenadvies van een andere deskundige wordt ingebracht of wanneer concrete aanknopingspunten worden aangevoerd waardoor twijfel ontstaat aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht.
9. De rechtbank is van oordeel dat het advies aan deze voorwaarden voldoet. Dat eisers daar vraagtekens bij zetten, is onvoldoende. Zij hebben ook geen tegenrapport van een boomdeskundige overgelegd. Het college mocht dus afgaan op het advies van de deskundige.
Er zijn geen weigeringsgronden
10. De boomdeskundige heeft gemotiveerd vastgesteld dat geen van de waarden in de APV zich zwaarwegend voordoet.
10.1.
Dat de boom beeldbepalend zou zijn, zoals eisers zeggen, kan de rechtbank niet volgen. Uit het kapbeleid blijkt dat met beeldbepalendheid wordt bedoeld dat de boom vanuit het openbaar gebied vanuit minimaal 2 kanten duidelijk zichtbaar is en dat hij gemist zou worden als hij er niet meer is. Eisers stellen weliswaar dat de boom van meerdere kanten zichtbaar is, maar dat kan de rechtbank niet vaststellen. Het moet gaan om zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. De foto’s van eisers geven alleen de aanblik vanaf de openbare weg voor hun woning. Bij het bekijken van Google maps blijkt dat er geen andere openbare wegen in de buurt zijn van waaruit de boom duidelijk zichtbaar is of kan zijn. Daarom heeft de boomdeskundige deze waarde terecht niet aanwezig geacht.
10.2.
Dat de boom waarde voor de leefbaarheid voor de omgeving heeft, zoals eisers zeggen, is geen weigeringsgrond van de APV. De waarde leefbaarheid voor de houtopstand ziet op eventuele schade aan omringende bomen bij kap. Daarvan is volgens de bomendeskundige geen sprake.
10.3.
Dat de boom gezond is en nog een hele tijd mee kan, is op zichzelf evenmin een grond om de vergunning te weigeren.
11. Gelet op de afwezigheid van zwaarwegende waarden van de boom, mocht het college aan de omstandigheid dat vergunninghouder volgens de boomdeskundige geen steekhoudende belangen heeft bij de kap, geen doorslaggevende betekenis toekennen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college de kapvergunning heeft kunnen verlenen.
Aansprakelijkstelling college en herplantplicht vergelijkbare boom
12. Eisers hebben de rechtbank verzocht om het college aansprakelijk te stellen voor het beschadigen, vernielen en ten gronde richten van de conifeer. Een dergelijk vordering is in een bestuursrechtelijke procedure niet mogelijk. Voor zover eisers hiermee bedoelen dat zij een schadevergoeding willen van het college, bestaat daarvoor geen grond, omdat het bestreden besluit niet onrechtmatig is. Wat betreft de herplantplicht overweegt de rechtbank verder dat zij de verlening van de kapvergunning op zichzelf (afgezien van de vraag of en wat er herplant wordt) al rechtmatig vindt. Aan de kenmerken van de te herplanten boom komt de rechtbank daarom niet toe.
Schadevergoedingsverzoek van vergunninghouder
Vergunninghouder verzoekt om eisers te veroordelen om aan hem een schadevergoeding te betalen. schadevergoeding kan echter alleen worden toegekend bij een onrechtmatig besluit, en dan ten laste van het bestuursorgaan. Van een onrechtmatig besluit is geen sprake.
De gevorderde kosten van de deskundige die vergunninghouder heeft ingeschakeld zijn overigens proceskosten in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Eisers kunnen als natuurlijke persoon daarin alleen worden veroordeeld als sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Daarvan is geen sprake. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding en proceskosten af.
Conclusie en gevolgen
13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
14. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding van eisers af;
- wijst het verzoek van vergunninghouder om schadevergoeding ten laste van eisers af;
- wijst het verzoek van vergunninghouder om eisers te veroordelen in zijn proceskosten af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024 door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.op grond van artikel 2.2 lid 1 onder g van de Wabo.
3.Zoals genoemd in artikel 4:11 lid 3 van de APV.