ECLI:NL:RBMNE:2024:5000

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/4450
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft eiser op 24 juni 2024 beroep ingesteld tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser had zijn Woo-verzoek op 11 april 2024 ingediend, waarop verweerder de ontvangst bevestigde en de beslistermijn opschortte tot 23 mei 2024. De rechtbank constateert dat de beslistermijn inmiddels met meer dan twee maanden is overschreden, aangezien verweerder geen besluit heeft genomen. Eiser heeft verweerder op 29 mei 2024 in gebreke gesteld, maar ook daarna is er geen besluit genomen.

De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is gegrond verklaard, en verweerder moet het griffierecht van € 187,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter J.J. Catsburg op 9 augustus 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4450

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.H. Spriensma-Heringa).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld op 24 juni 2024 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn Woo-verzoek ingediend op 11 april 2024. Op grond van artikel 4.4, eerste lid, van de Woo moet verweerder binnen vier weken beslissen op het verzoek. Bij brief van 23 april 2024 heeft verweerder de ontvangst van het Woo-verzoek bevestigd en heeft hij de beslistermijn op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo opgeschort tot en met 23 mei 2024.
4. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn inmiddels met ruim twee maanden is overschreden. Verweerder had uiterlijk op 23 mei 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 29 mei 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser betalen. Er zijn geen verdere proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2024.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.