ECLI:NL:RBMNE:2024:50

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
UTR 23/3199
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Ziektewet (ZW) uitkering ontving, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had zich ziekgemeld na haar dienstverband en ontving een ZW-uitkering. Na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) werd zij ongeschikt geacht voor haar maatgevende arbeid, maar geschikt voor gangbaar werk. Het Uwv besloot op 19 oktober 2022 dat haar ZW-uitkering per 20 november 2022 zou stoppen, omdat zij meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen. Eiseres ging hiertegen in bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. Eiseres meldde zich opnieuw ziek op 18 januari 2023, maar het Uwv oordeelde dat zij geschikt was voor haar eigen werk en weigerde een nieuwe ZW-uitkering. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten.

De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 behandeld. De kern van het geschil was of het Uwv terecht had beslist dat eiseres op 30 mei 2022 meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen en of zij per 18 januari 2023 geschikt was voor haar arbeid. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten op zorgvuldige wijze had genomen, gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die aan de vereisten voldeden. Eiseres had geen overtuigende medische stukken overgelegd die haar standpunt onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het Uwv terecht had beslist dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een ZW-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3199

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv)
(gemachtigde: R. Rokebrand).

Inleiding

1. Eiseres werkte als administratief medewerker voor gemiddeld 37,93 uur per week. Na afloop van het dienstverband ontving zij een uitkering volgens de Werkloosheidswet (WW), maar meldde zich vanaf 31 mei 2021 ziek met lichamelijke en psychische klachten. Zij ontving daarna een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW-uitkering).
1.1
In het kader van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) wordt eiseres ongeschikt geacht voor de maatgevende arbeid, maar geschikt geacht voor gangbaar werk. De voor eiseres geselecteerde functies zijn: productiemedewerker textiel (geen kleding), textielproductenmaker (exclusief vervaardigen textiel), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten). In het besluit van 19 oktober 2022 heeft het Uwv beslist dat de ZW-uitkering die eiseres ontving vanaf 20 november 2022 stopt, omdat zij op 30 mei 2022 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Zij werd voor 7,2% arbeidsongeschikt geacht. Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen deze beslissing.
1.2
Eiseres heeft zich op 18 januari 2023 opnieuw ziekgemeld. In het besluit van 23 februari 2023 heeft het Uwv beslist dat eiseres op 18 januari 2023 geschikt is voor haar eigen werk. Dit zijn de functies die voor haar zijn geselecteerd en staan beschreven onder overweging 1.1. Eiseres krijgt daarom geen ZW-uitkering. Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen deze beslissing.
1.3
Met de beslissing op bezwaar van 26 mei 2023 heeft het Uwv beslist op beide bezwaren van eiseres. Het Uwv is daarbij bij zijn eerdere besluiten gebleven.
1.4
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft aanvullende medische stukken ingediend.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hier zijn verschenen: eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist of eiseres op 30 mei 2022 meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen en hierdoor haar ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. Daarnaast is tussen partijen in geschil of het Uwv eiseres terecht per 18 januari 2023 geschikt vond voor haar arbeid, zodat zij geen nieuwe ZW-uitkering kreeg. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of het Uwv deze besluiten terecht heeft genomen. Volgens de rechtbank is dit het geval. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
Beoordelingskader
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
3.1
Volgens artikel 19aa van de ZW heeft de verzekerde die geen werkgever heeft recht op een ZW-uitkering als degene ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid doordat sprake is van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken. Als na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken wordt onder zijn arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Dit volgt uit artikel 19ab ZW.
3.2
In de situatie van eiseres moet voor de beoordeling van de geschiktheid van ‘haar arbeid’ dus gekeken worden naar de geduide functies bij de EZWB-boordeling. Deze functies zijn openomen in het arbeidsdeskundigrapport van 18 oktober 2022. Het gaat om de functies: Productiemedewerker textiel (geen kleding), textielproductmaker (exclusief vervaardigen textiel), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
3.3
Bij deze beoordeling is van belang dat het gaat om de medische situatie van eiseres op de zogenaamde datum in geding. In dit geval zijn er twee data in geding, één voor de EZWB namelijk 30 mei 2022 en één voor de nieuwe ziekmelding namelijk 18 januari 2023. Omstandigheden in de gezondheidssituatie van eiseres die zich na deze data in geding hebben voorgedaan kunnen niet bij de heroverweging in deze procedure worden betrokken. Dergelijke omstandigheden zouden in een nieuwe procedure aan de orde kunnen komen als eiseres zich opnieuw ziekmeldt per de datum dat de wijziging in haar gezondheidssituatie zich voordeed of voordoet.
Beoordeling van de gronden van eiseres
Was de medische beoordeling juist?
4. Volgens eiseres is de medische beoordeling niet juist. Haar lichamelijke klachten zijn onderschat, omdat zij nog steeds ziek is. Tijdens de bezwaarprocedure is zij in het ziekenhuis geweest. Zij had borstkanker, is geopereerd en is lichamelijk niet in staat om te werken. Daarnaast zijn ook haar psychische klachten onderschat. Zij staat al lang onder behandeling van een psycholoog en gebruikt medicatie voor haar psychische klachten. Zij is psychisch niet in staat om te werken. Eiseres heeft op 1 december 2023 een aantal stukken over haar medische situatie overgelegd.
4.1
De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 mei 2023 blijkt namelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres op 28 maart 2023 heeft onderzocht. Ook heeft hij dossierstudie verricht en informatie opgevraagd bij de behandelende sector. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is in het rapport ingegaan op de ontvangen informatie. Na de beslissing op bezwaar ontving de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullende medische informatie. Hij heeft deze informatie ook bestudeerd en vastgesteld dat deze informatie de beslissing niet anders maakt.
4.2
Het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat de medische stukken die eiseres op 1 december 2023 heeft ingebracht, betrekking hebben op medische gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na de data in geding, behalve de stukken van de psychiater en één bloedonderzoek. Uit dit bloedonderzoek volgden geen afwijkingen en de psychische klachten waren al bekend bij de verzekeringsarts en zijn bij de beoordeling betrokken. De rechtbank volgt deze toelichting. Deze medische stukken kunnen in deze procedure dus niet in de beoordeling worden betrokken.
4.3
Ten aanzien van de lichamelijke klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat bij het onderzoek geen medische afwijkingen zijn gevonden die het bestaan van forse beperkingen aannemelijk maken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat in op de ontvangen informatie van de neuroloog waaruit blijkt dat de hoofdpijnklachten niet meer dagelijks optreden. Bij het vaststellen van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van het belasten van de voeten vanwege hielspoor. Vanwege de vastgestelde somatische symptoomstoornis zijn ook nog lichte beperkingen vastgelegd ten aanzien van de fysieke belasting.
4.4 De rechtbank stelt verder vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 9 mei 2023 ingaat op de psychische klachten, thuissituatie en medicijngebruik van eiseres. Zo schrijft hij dat er beperkingen gelden ten aanzien van het functioneren door de psychische klachten en dat eiseres beperkt is voor stresserende factoren in arbeid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert ook dat de thuissituatie psychische behandeling niet zodanig ernstig en intensief zijn dat er hiervoor aanvullende beperkingen in de FML moeten worden vastgelegd. Ook het werkfittraject is geen reden voor extra beperkingen. Volgens de verzekeringsarts is het medicijngebruik van eiseres tijdens de EZWB in 2022 en ziekmelding in januari 2023 hetzelfde. Uit het onderzoek volgde dat eiseres met haar klachten en medicatie zodanig activiteiten kon verrichten dat een urenbeperking niet van toepassing is.
4.5
De rechtbank volgt de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen medische argumenten waren om af te wijken van het oordeel van de primaire (verzekerings)artsen en dat de FML juist is vastgesteld. De rechtbank overweegt dat eiseres zelf ook geen medische stukken heeft ingebracht die betrekking hebben op de beoordelingsdata en die een ander medisch beeld over de gezondheidssituatie van eiseres schetsen. De eigen ervaring van eiseres is onvoldoende. De rechtbank kan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom volgen. De beroepsgrond van eiseres slaagt daarom niet.
5. De rechtbank constateert dat eiseres geen beroepsgronden naar voren heeft gebracht tegen de arbeidskundige beoordeling door de bezwaar en beroep grondslag van het bestreden besluit. Uitgaande van de juistheid van de FML is de rechtbank van oordeel dat eiseres de geduide functies moet kunnen verrichten.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 30 mei 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, zodat haar ZW-uitkering beëindigd is per 20 november 2022. Hetzelfde geldt voor de beslissing dat eiseres op 18 januari 2023 – met dezelfde klachten als op 30 mei 2022 – geschikt is om de eerder geduide functies te verrichten, zodat zij geen nieuwe ZW-uitkering kreeg. Eiseres krijgt geen gelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.