In deze zaak heeft verzoekster, een individu uit [plaats], beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening was dat er niet tijdig was beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Het bezwaar was ingediend op 25 januari 2024, maar de Dienst Toeslagen heeft pas op 30 april 2024 een beslissing genomen. Verzoekster trok haar beroep in op 21 juni 2024 en vroeg om een vergoeding voor haar proceskosten. De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen de gelegenheid gegeven om te reageren op dit verzoek. Op 1 augustus 2024 heeft de Dienst Toeslagen aangegeven geen aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank bepalen dat de verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen, als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener tegemoet is gekomen. De rechtbank oordeelde echter dat aan deze voorwaarde niet was voldaan, omdat verzoekster haar beroep had ingesteld op het moment dat er al een besluit was genomen. Hierdoor was er geen sprake van tegemoetkomen aan het beroep.
De rechtbank heeft het verzoek om een proceskostenveroordeling afgewezen, omdat er geen grondslag was voor vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024. De griffier, L. El Kabch, was aanwezig bij de uitspraak. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen 6 weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.