ECLI:NL:RBMNE:2024:4987

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/578323 / JE RK 24-1182
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ondertoezichtstelling van minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige tot zijn meerderjarigheid op 11 januari 2025, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De moeder van de minderjarige is overbelast en kan niet langer voor hem zorgen, terwijl de vader en moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarige, die bekend is met gedragsproblemen en een licht verstandelijke beperking. De ouders hebben zich jarenlang ingespannen om de situatie te verbeteren, maar zonder succes. De kinderrechter heeft besloten dat de minderjarige onder toezicht wordt gesteld van de Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers, zodat er een geschikte woonplek voor hem kan worden gevonden. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de jeugdbeschermer om de situatie te verbeteren en de minderjarige te ondersteunen in zijn ontwikkeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/578323 / JE RK 24-1182
Datum uitspraak: 31 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. R. Croes-Bleijendaal, waargenomen door mr. Y Bruin,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 16 juli 2024;
  • de twee aanvullende bijlagen van de Raad, ontvangen op 16 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- [A] en [B] , vertegenwoordigers van de Raad;
- [C] , vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 april 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 24 juli 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij diezelfde beschikking een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 mei 2024.
2.5.
Bij beschikking van 3 mei 2024 is de voorlopige ondertoezichtstelling gehandhaafd en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder per 3 mei 2024 beëindigd.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot de datum van zijn meerderjarigheid, dus 11 januari 2025, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De vader en de moeder verzoeken de ondertoezichtstelling toe te wijzen, omdat de moeder niet langer meer voor [minderjarige] kan zorgen. Haar draagkracht heeft een limiet bereikt. De moeder vindt het belangrijk dat er binnen de ondertoezichtstelling wordt samengewerkt met haar. Zij weet immers wat het beste is voor [minderjarige] . De hoop van de ouders is dat er met behulp van een ondertoezichtstelling een fijne woonplek voor [minderjarige] gevonden kan worden. Het liefst willen de ouders dat [minderjarige] terug gaat naar [instelling 1] , want daar zat hij goed. Doordat er de afgelopen tijd weinig is gebeurd, hebben de ouders eigenlijk geen vertrouwen in het nut van een ondertoezichtstelling, maar zij weten ook niet hoe het anders verder moet. De moeder herkent het beeld dat over haar geschetst wordt in het raadsrapport niet.
4.2.
[minderjarige] is geen voorstander van de ondertoezichtstelling. [minderjarige] vindt de ondertoezichtstelling zinloos, omdat de GI niet zoveel doet. Verder vindt [minderjarige] het belangrijk dat er een plek voor hem komt waar hij naar meer zelfstandigheid toe kan werken.

5.De beoordeling

Wat beslist de kinderrechter?
5.1.
De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad toe. Dat betekent dat [minderjarige] tot aan zijn meerderjarigheid, dus tot 11 januari 2025, onder toezicht wordt gesteld van de GI. Hierna zal de kinderrechter uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Waarom wordt de ondertoezichtstelling toegewezen?
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek voor het verlenen van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter is van oordeel dat er op dit moment sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] , omdat er bij hem sprake is van complexe, persoonlijke problematiek. [minderjarige] is bekend met gedragsproblemen, hij heeft een licht verstandelijke beperking en er zijn zorgen over zijn middelengebruik en zijn sociale netwerk. Hierdoor bestaat het risico dat [minderjarige] steeds verder zal afglijden en meer antisociaal en grensoverschrijdend gedrag zal gaan vertonen. [minderjarige] is zelfbepalend en komt snel terecht in discussies of conflicten. [minderjarige] heeft weinig zelfinzicht en is niet in staat om kritisch op zijn eigen gedrag te reflecteren. Hij kan nauwelijks voor zichzelf zorgen en heeft weinig lerend vermogen. Daarnaast zijn er zorgen over het zelfbeeld van [minderjarige] als gevolg van de vele teleurstellende ervaringen die hij in de jeugdzorg heeft opgedaan.
5.3.
Ondanks dat de ouders zich de afgelopen jaren enorm hebben ingezet om goed voor [minderjarige] te zorgen, is het hen niet gelukt de situatie te stabiliseren en vooruitgang te boeken. De ouders hebben het gevoel dat zij niet gehoord worden door de gemeente en de hulpverlening. Niemand helpt hen om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren. Voor iedereen is het duidelijk dat [minderjarige] door zijn problematiek niet thuis kan wonen. Het lukt de ouders echter niet om een goede woonplek voor [minderjarige] te vinden. Ook de jeugdbeschermer, die bij [minderjarige] is betrokken in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling, is het nog steeds niet gelukt om een goede plek voor [minderjarige] te vinden. Daardoor woont [minderjarige] nog thuis bij zijn moeder, die de zorg voor [minderjarige] al lange tijd niet meer aankan. Haar draagkracht is ver overschreden.
5.4.
Met de ouders, de GI, de Raad en [minderjarige] zelf is de kinderrechter van oordeel dat er zo snel als mogelijk een geschikte plek voor [minderjarige] gevonden moet worden. Dit lukt de ouders niet alleen. De kinderrechter vindt het daarom belangrijk dat de jeugdbeschermer nog langer bij [minderjarige] en zijn ouders betrokken blijft, in de vorm van een ondertoezichtstelling totdat [minderjarige] meerderjarig wordt. De jeugdbeschermer kan regie houden en heeft uiteindelijk het mandaat om tot een oplossing voor [minderjarige] te komen. Zij heeft, meer dan de ouders, inzicht in wat het maatschappelijk veld aan hulpverlening aan [minderjarige] kan bieden. Ondanks dat de ouders weinig vertrouwen hebben in de betrokkenheid van jeugdzorg, zie de kinderrechter geen andere oplossing dan een ondertoezichtstelling om [minderjarige] en de ouders vooruit te helpen.
5.5.
De jeugdbeschermer moet de komende tijd, in samenwerking met de ouders, onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor [minderjarige] om te gaan wonen. Gedacht kan daarbij worden aan een mogelijke plaatsing bij [instelling 2] . Daar lijkt nu geen plek voor [minderjarige] te zijn, maar onduidelijk is waarom dit zo is. De kinderrechter verwacht ook dat de jeugdbeschermer bij de gemeente druk zet om een geschikte woonplek voor [minderjarige] te vinden. De gemeente is daartoe op grond van de Jeugdwet immers verantwoordelijk. De jeugdbeschermer moet daarnaast bekijken welk hulp [minderjarige] (en zijn ouders) verder mogelijk nog nodig hebben, wellicht ook ter voorbereiding op de plaatsing van [minderjarige] op een nieuwe plek (al dan niet bij [instelling 2] ).
5.6.
De kinderrechter vindt dat er snel stappen gezet moeten worden. De situatie bij de moeder thuis is immers onhoudbaar. Het risico bestaat dat [minderjarige] binnen enkele maanden op straat belandt, omdat zijn moeder overbelast is geraakt en op het punt staat om uit te vallen. Dat is, ook gelet op de problematiek van [minderjarige] en de mogelijke gevolgen van zijn gedrag voor de maatschappij, in niemands belang. De ouders en [minderjarige] mogen daarbij niet de dupe worden van de verscheidenheid aan wetgeving, instanties, indicaties en het gebrek aan financiële middelen bij gemeenten en zorgaanbieders op het gebied van jeugdhulp. Daar komt bij dat [minderjarige] over niet al te lange tijd meerderjarig is: er is dus een groot maatschappelijk belang om voor die tijd voor hem een geschikte plek te hebben gevonden.
5.7.
Van de ouders, en met name de moeder, verwacht de kinderrechter dat zij goed blijft en verder gaat samenwerken met de jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft gelezen en gehoord dat de moeder enorm betrokken is bij [minderjarige] . Dat is bewonderenswaardig. Het is jammer dat de moeder ontevreden is over jeugdzorg en de ondersteuning die zij tot nu toe in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling heeft ontvangen. Met de moeder betreurt de kinderrechter dat er nog weinig stappen lijken te zijn gezet om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren. Tegelijkertijd is de situatie complex en heeft ook een jeugdbeschermer beperkte middelen om voortuitgang te boeken. Het is in het belang van [minderjarige] dat de ouders en de jeugdbeschermer op één lijn komen over wat goed voor [minderjarige] is en welke stappen er gezet moeten worden. Dat betekent dat de moeder het gezag van de jeugdbeschermer moet accepteren en respecteren. Ook moet de communicatie tussen de ouders, de jeugdbeschermer en de betrokken hulpverlening verbeteren. Er lijkt nu soms ruis op de lijn te zijn, waardoor niet iedereen over dezelfde informatie lijkt te beschikken en er interpretatieverschillen ontstaan. Het is dus belangrijk dat de moeder in gezamenlijkheid optrekt met de jeugdbeschermer. Alleen dan bestaat de mogelijkheid dat de situatie verandert.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers met ingang van 31 juli 2024 tot 11 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024 door mr. M.W.V. van Duursen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Y. Janson als griffier, en op schrift gesteld op 15 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.