ECLI:NL:RBMNE:2024:4984

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
11249485 / MV EXPL 24-112
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een obligatielening in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. [eiser] vorderde de terugbetaling van een obligatielening van € 10.000,00, die hij op 15 maart 2022 aan [gedaagde] had verstrekt. De lening had een looptijd van twee jaar en diende uiterlijk op 14 maart 2024 terugbetaald te worden. Ondanks herhaalde betalingsherinneringen heeft [gedaagde] het geleende bedrag niet terugbetaald. [eiser] vorderde daarnaast buitengerechtelijke incassokosten van € 875,00 en de wettelijke rente over het geleende bedrag vanaf 15 maart 2024.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 augustus 2024 was [eiser] aanwezig met zijn gemachtigde, mr. B. Zijp, terwijl [gedaagde] niet verschenen was. De kantonrechter oordeelde dat de procedure correct was verlopen en dat er sprake was van spoedeisend belang. De vorderingen van [eiser] werden als niet onrechtmatig of ongegrond beschouwd en werden integraal toegewezen. De kantonrechter verleende verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] en veroordeelde deze tot betaling van het gevorderde bedrag van € 10.875,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser], die in totaal € 1.055,17 bedroegen.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. drs. B.G.W.P. Heijne.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 15 augustus 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 11249485 / MV EXPL 24-112 M/50723 van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. B. Zijp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 7 augustus 2024.
1.2.
Op 15 augustus 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in het gebouw van de rechtbank. [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde. Namens [gedaagde] is niemand verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken op de zitting.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 10.875,00 (bestaande uit een hoofdsom van € 10.000,00 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 875,00), vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 15 maart 2024, dan wel vanaf 24 juli 2024, dan wel vanaf de datum van de dagvaarding, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij met ingang van
15 maart 2022 een obligatielening aan [gedaagde] heeft verstrekt van € 10.000,00 tegen een vast rentepercentage van 5 procent per jaar en een looptijd van twee jaar. De looptijd van de obligatielening is verstreken op 14 maart 2024. Uiterlijk op die dag moest de obligatielening van € 10.000,00 zijn terugbetaald door [gedaagde] , vermeerderd met de contractuele rente. De rentebetalingen zijn tijdens de looptijd van de obligatielening steeds voldaan, maar het geleende bedrag van € 10.000,00 is, ondanks betalingsherinneringen, niet aan [eiser] terugbetaald. Daarom vordert [eiser] (terug)betaling van het bedrag van € 10.000,00, vermeerderd met lopende rente en kosten.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
3.2.
Van een spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen is naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de aard van de vorderingen, voldoende gebleken.
3.3.
De vorderingen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zullen worden toegewezen op de wijze zoals vermeld in de beslissing. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf 15 maart 2024. Partijen zijn overeengekomen dat tegen het einde van de looptijd van de obligatielening en dus uiterlijk op 14 maart 2024 het volledige geleende bedrag zou worden terugbetaald. Daarmee is sprake van een fatale termijn. [gedaagde] is daarom vanaf 15 maart 2024 in verzuim komen te verkeren.
3.4.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 875,00. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.5.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen (inclusief nakosten) van [eiser] omdat zij ongelijk heeft gekregen. De kosten van [eiser] zijn de volgende:
- dagvaarding € 143,17
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 529,00
-
nakosten € 135,00
totaal € 1.055,17
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.875,00, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 10.000,00 vanaf
24 juli 2024 tot de dag waarop het bedrag volledig is betaald;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiser] , ter grootte van € 1.055,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.