Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. B. Zijp,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.
1.De procedure
2.Het geschil
15 maart 2022 een obligatielening aan [gedaagde] heeft verstrekt van € 10.000,00 tegen een vast rentepercentage van 5 procent per jaar en een looptijd van twee jaar. De looptijd van de obligatielening is verstreken op 14 maart 2024. Uiterlijk op die dag moest de obligatielening van € 10.000,00 zijn terugbetaald door [gedaagde] , vermeerderd met de contractuele rente. De rentebetalingen zijn tijdens de looptijd van de obligatielening steeds voldaan, maar het geleende bedrag van € 10.000,00 is, ondanks betalingsherinneringen, niet aan [eiser] terugbetaald. Daarom vordert [eiser] (terug)betaling van het bedrag van € 10.000,00, vermeerderd met lopende rente en kosten.
3.De beoordeling
- dagvaarding € 143,17
-
nakosten € 135,00
4.De beslissing
24 juli 2024 tot de dag waarop het bedrag volledig is betaald;