ECLI:NL:RBMNE:2024:4983

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
11061504 \ UC EXPL 24-2733
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een verstekvonnis in een civiele zaak over ontbinding van een overeenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, een Belgische rechtspersoon, had een overeenkomst met de gedaagde voor het leggen van tegels in zijn woning. De gedaagde heeft de werkzaamheden niet naar behoren uitgevoerd, wat leidde tot onvrede bij de eiser. De eiser heeft de overeenkomst op 4 juli 2023 ontbonden en de gedaagde in rechte betrokken. De gedaagde is niet verschenen in de oorspronkelijke procedure, wat resulteerde in een verstekvonnis op 31 januari 2024, waarin de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.577,62 aan de eiser.

De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim is geraakt omdat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd binnen de afgesproken termijn. De gedaagde heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar stelling te onderbouwen dat de vloer goed was gelegd. De kantonrechter heeft de vordering van de gedaagde tot vernietiging van het verstekvonnis afgewezen en het verstekvonnis bekrachtigd.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde de schade van de eiser moet vergoeden, inclusief de kosten voor de tegels die de eiser heeft betaald. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten van de eiser in de verzetprocedure. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de oorspronkelijke vorderingen van de eiser in hun geheel worden toegewezen, en de gedaagde moet de proceskosten betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11061504 \ UC EXPL 24-2733
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar Belgisch recht
[opposant] B.V.B.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , België,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
hierna te noemen: [opposant] ,
gemachtigde: mr. J.M.A. Zandvoort,
tegen
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
hierna te noemen: [geopposeerde] ,
gemachtigde: mr. N. Weel.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter beschikt over de volgende stukken:
- het verstekvonnis van 31 januari 2024 met kenmerk 10782315 \ UC EXPL 23-7568,
- de verzetdagvaarding van 8 april 2024 met producties,
- de akte met aanvullende producties van [opposant] ,
- de akte met aanvullende producties van [geopposeerde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2024. Op de zitting was de heer [A] (eigenaar van [opposant] ) namens [opposant] aanwezig, bijgestaan door mr. Zandvoort. [geopposeerde] was aanwezig met zijn vrienden (waaronder [getuige 2] en [getuige 1] ), bijgestaan door mr. Weel. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat met partijen besproken is op de zitting.
1.3.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[opposant] heeft tegels gelegd in de woning van [geopposeerde] . [geopposeerde] was niet tevreden met het werk dat [opposant] heeft uitgevoerd. [geopposeerde] stelt dat [opposant] daardoor is tekortgeschoten in de nakoming van de afspraken. Daarom heeft [geopposeerde] de overeenkomst op 4 juli 2023 ontbonden. Op 22 september 2023 heeft [geopposeerde] [opposant] gedagvaard, maar [opposant] is in die procedure niet verschenen. In het vonnis van 31 januari 2024 is [opposant] bij verstek veroordeeld tot betaling van € 11.577,62 aan [geopposeerde] . Dit bedrag bestaat uit de aanneemsom die door [geopposeerde] is betaald, de schade die [geopposeerde] heeft geleden en de buitengerechtelijke kosten. [opposant] is in verzet gegaan tegen het verstekvonnis en vordert vernietiging van het verstekvonnis. De kantonrechter wijst de vordering van [opposant] af en bekrachtigt het verstekvonnis. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
Op 3 augustus 2021 heeft [geopposeerde] leisteentegels gekocht bij [bedrijf] (hierna: de tegels). Voor de tegels heeft [geopposeerde] € 6.221,13 inclusief btw aan [bedrijf] betaald. [bedrijf] heeft het eerste contact gelegd met het tegelzetbedrijf [opposant] . Daarna hebben [geopposeerde] en [opposant] een overeenkomst gesloten die inhoudt dat [opposant] de tegels in de woning van [geopposeerde] zou leggen (hierna: de overeenkomst).
3.2.
[opposant] heeft tussen 10 en 12 februari 2022 de tegels gelegd in de woning van [geopposeerde] . [geopposeerde] was niet tevreden met de tegelvloer en daarom heeft [opposant] op 22 februari 2022 zes tegels vervangen. Daarna was [geopposeerde] nog steeds niet tevreden met het werk dat door [opposant] is uitgevoerd. [geopposeerde] heeft met [opposant] meerdere afspraken gemaakt, maar [opposant] is op de afgesproken data niet gekomen. [geopposeerde] heeft [opposant] in oktober 2022 een laatste kans gegeven om het werk te herstellen. Eind oktober 2022 hebben [opposant] en [geopposeerde] afgesproken dat [opposant] alle tegels zou verwijderen en nieuwe tegels zou leggen. Op 14 november 2022 heeft [opposant] alle tegels verwijderd, maar er waren geen nieuwe tegels. Daarom kon [opposant] geen nieuwe tegels leggen en heeft zij het werk niet afgerond.
3.3.
[geopposeerde] stelt dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [opposant] omdat [opposant] geen nieuwe tegels heeft gelegd in zijn woning. Daarom heeft [geopposeerde] de overeenkomst met [opposant] op 4 juli 2023 buitengerechtelijk ontbonden. Op 22 september 2023 heeft [geopposeerde] [opposant] een dagvaarding gestuurd. Hierin heeft [geopposeerde] een verklaring voor recht gevorderd die inhoudt dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden. Ook heeft [geopposeerde] betaling van een bedrag ter hoogte van € 10.695,66 door [opposant] gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 4.474,53 dat [geopposeerde] heeft betaald voor de werkzaamheden van [opposant] en € 6.221,13 aan schade die [geopposeerde] heeft geleden doordat de tegels van [bedrijf] door [opposant] zijn verbruikt. Tot slot heeft [geopposeerde] betaling gevorderd van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 881,96 en de proceskosten door [opposant] . [opposant] is in die procedure niet verschenen. In het verstekvonnis van 31 januari 2024 zijn alle vorderingen van [geopposeerde] op [opposant] toegewezen (hierna: het verstekvonnis). Daarna is [opposant] in verzet gegaan tegen het verstekvonnis.
3.4.
[opposant] vordert vernietiging van het verstekvonnis. Zij betwist de vorderingen van [geopposeerde] en stelt deze moeten worden afgewezen. Het werk dat [opposant] heeft uitgevoerd was na het vervangen van zes tegels in februari 2022 al opgeleverd en daarom kan de overeenkomst niet meer worden ontbonden. Daarnaast is er sprake van schuldeisersverzuim aan de kant van [geopposeerde] , omdat [geopposeerde] heeft voorkomen dat [bedrijf] kosteloos nieuwe tegels zou leveren.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat het verzet op tijd en op de juiste wijze is ingesteld. [opposant] is daarom ontvankelijk in deze verzetprocedure.
4.2.
Om een overeenkomst te mogen ontbinden, zoals [geopposeerde] heeft gedaan, moet er sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst. Daarnaast moet de schuldenaar in verzuim zijn als nakoming van de overeenkomst nog mogelijk is.
[opposant] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst
4.3.
[geopposeerde] heeft gesteld dat er sprake was van een hoogteverschil tussen de tegels en dat sommige tegels los lagen, ook na het vervangen van zes tegels. Dit volgt uit de getuigenverklaringen die door [geopposeerde] zijn overgelegd (hierna: de getuigenverklaringen). In de getuigenverklaring van [getuige 1] staat dat de heer [A] , eigenaar van [opposant] , op 21 februari 2022 heeft toegegeven dat het hoogteverschil te groot was en dat [opposant] daarom meerdere tegels zou vervangen. [opposant] heeft op 22 februari 2022 zes tegels vervangen, maar hierna was de tegelvloer nog niet goed. Dit volgt uit de schriftelijke verklaring van de getuige [getuige 2] .
4.4.
Volgens [opposant] kan [geopposeerde] hierover niet meer klagen, omdat de vloer is opgeleverd in februari 2022. [opposant] heeft ter onderbouwing van de oplevering een document overgelegd waarop staat dat er zes tegels zijn vervangen. [geopposeerde] heeft op dit document zijn handtekening gezet. De kantonrechter leidt uit dit document niet af dat [geopposeerde] heeft getekend voor een algehele oplevering van de tegelvloer. [geopposeerde] heeft alleen getekend voor het vervangen van zes tegels. Dit betekent dat [geopposeerde] ook na het vervangen van de zes tegels in februari 2022 nog kon klagen over gebreken aan de tegelvloer. Zelfs als de tegelvloer zou zijn opgeleverd, dan is deze oplevering achterhaald doordat partijen hebben afgesproken om de gehele tegelvloer te verwijderen en opnieuw te leggen. Het is niet zo dat [geopposeerde] nooit meer over deze nieuw te leggen vloer kon klagen, omdat hij voor oplevering van de eerder gelegde vloer zou hebben getekend.
4.5.
[opposant] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de vloer na het vervangen van de zes tegels in februari 2022 wel goed is gelegd. Zij heeft geen verklaringen of foto’s overgelegd waar dit uit blijkt. Daarnaast is de betwisting van [opposant] niet in lijn met de afspraak die daarna tussen [opposant] en [geopposeerde] is gemaakt. De kantonrechter vermag niet in te zien waarom [opposant] eind oktober 2022 zou hebben toegezegd om de gehele vloer te vervangen als zij van mening was dat de vloer wel goed was gelegd.
4.6.
Er is afgesproken dat [opposant] alle tegels, die in februari 2022 zijn gelegd, zou verwijderen en dat [opposant] nieuwe tegels zou leggen. Dit werk zou tussen 14 en 18 november 2022 worden uitgevoerd. De tegelvloer moest op 18 november 2022 klaar en goed zijn, maar [opposant] heeft zich niet aan de herstelafspraak gehouden. [opposant] heeft op 14 november 2022 de tegels wel verwijderd, maar heeft geen nieuwe tegels gelegd in de woning van [geopposeerde] . [opposant] heeft dit ook erkend. Daarom is er sprake van een tekortkoming.
[opposant] is in verzuim
4.7.
[opposant] is vanaf 18 november 2022 in verzuim, want op die datum was er – na de laatste herstelmogelijkheid - geen tegelvloer gelegd in de woning van [geopposeerde] . [geopposeerde] had voor het intreden van het verzuim van [opposant] geen ingebrekestelling hoeven sturen. Uit de wet volgt dat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt wanneer een voor voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen. Partijen hebben afgesproken dat het werk op 18 november 2022 klaar is. Dat is een fatale termijn. [opposant] heeft de werkzaamheden niet verricht voor het verstrijken van deze termijn. Als dit al geen fatale termijn was dan mocht [geopposeerde] uit de mededelingen van [opposant] afleiden dat zij niet meer na zou komen.
4.8.
[opposant] erkent dat er uiteindelijk in november 2022 niet (opnieuw) een tegelvloer is gelegd, maar meent dat niet zij in verzuim is maar dat sprake is van schuldeisersverzuim van [geopposeerde] . Volgens [opposant] heeft [geopposeerde] verhinderd dat er door [bedrijf] kosteloos nieuwe tegels zijn geleverd, waardoor zij haar verplichting uit de overeenkomst niet kon nakomen. Dit beroep slaagt niet.
4.9.
[bedrijf] was bereid om nieuwe tegels gratis te leveren als [geopposeerde] [bedrijf] vrijwaarde van elke aansprakelijkheid. [geopposeerde] ging niet akkoord met deze voorwaarde en daarom heeft [bedrijf] geen nieuwe tegels geleverd. Het kan in het midden blijven of deze voorwaarde al dan niet terecht was. Deze voorwaarde ziet namelijk op de verhouding tussen [bedrijf] en [geopposeerde] en niet op de verhouding tussen [geopposeerde] en [opposant] .
4.10.
De kantonrechter oordeelt dat [opposant] voor nieuwe tegels moest zorgen om haar verplichting uit de overeenkomst na te komen. Zij had immers de eerdere tegels verbruikt bij het niet deugdelijk leggen van de vloer waardoor de tegels moesten worden verwijderd. De oorspronkelijke tegels die door [geopposeerde] zijn gekocht konden niet opnieuw worden gebruikt. [opposant] had geen nieuwe tegels nodig gehad als de tegelvloer eerder goed was gelegd. [geopposeerde] is dus niet in schuldeisersverzuim geraakt.
Conclusie: [geopposeerde] mocht de overeenkomst ontbinden, dus moet de verbintenis ongedaan worden gemaakt
4.11.
Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en [opposant] is vanaf 18 november 2022 in verzuim. In het verstekvonnis heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de overeenkomst tussen [geopposeerde] en [opposant] buitengerechtelijk is ontbonden. Deze beslissing houdt de kantonrechter in stand.
4.12.
Doordat de overeenkomst is ontbonden, worden de prestaties van [geopposeerde] en [opposant] ongedaan gemaakt. Dat betekent dat het bedrag dat [opposant] van [geopposeerde] heeft ontvangen voor het leggen van de tegels (€ 5.055,33) door [opposant] aan [geopposeerde] moet worden terugbetaald. Aan de andere kant zou het betekenen dat het werk dat door [opposant] is uitgevoerd ook ongedaan moet worden gemaakt, maar dit is niet mogelijk. Er moet voor de prestatie die niet ongedaan kan worden gemaakt een waarde worden bepaald. Deze waarde moet door [geopposeerde] worden vergoed. Het bedrag van € 5.055,33 dat [opposant] aan [geopposeerde] moet terugbetalen, wordt verminderd met deze vergoeding.
4.13.
De waarde van het werk van [opposant] wordt vastgesteld op € 580,80. [opposant] heeft de vloer die eerst in de woning van [geopposeerde] lag verwijderd. Uit de factuur van [opposant] van 11 februari 2022 volgt dat de kosten voor het verwijderen van de vloer op € 580,80 is vastgesteld. [geopposeerde] heeft de factuur van 11 februari 2022 volledig betaald. Ook op 14 november 2022 heeft [opposant] de vloertegels verwijderd. Daarom moet voor dit werk een waarde worden bepaald en deze wordt vastgesteld op het bedrag dat [geopposeerde] in februari 2022 aan [opposant] heeft betaald. De waarde van het egaliseren van de vloer wordt op nihil vastgesteld. Op de zitting heeft de heer [A] verklaard dat de vloer volledig is geëgaliseerd, maar deze stelling is onvoldoende onderbouwd. Op de foto’s die door [geopposeerde] zijn overgelegd is duidelijk te zien dat de vloer niet volledig is geëgaliseerd. Dit is bevestigd door de nieuwe vloerlegger. De nieuwe vloerlegger stelt dat het werk, dat door [opposant] is uitgevoerd, volledig over moet.
4.14.
In het verstekvonnis is [opposant] veroordeeld om € 4.474,53 aan [geopposeerde] te betalen. Deze beslissing houdt de kantonrechter in stand. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot de voldoening.
[opposant] moet ook de schade van [geopposeerde] vergoeden
4.15.
Door de ontbinding van de overeenkomst lijdt [geopposeerde] ook schade die door [opposant] moet worden vergoed. [geopposeerde] heeft € 6.221,13 aan [bedrijf] betaald voor de tegels. Deze tegels zijn onbruikbaar geworden omdat zij op 14 november 2022 door [opposant] zijn verwijderd. Als [opposant] de overeenkomst wel was nagekomen door in februari 2022 de tegels op de juiste manier te leggen, had [geopposeerde] een tegelvloer gehad met een waarde van € 6.221,13. [opposant] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat [geopposeerde] geen recht heeft op schadevergoeding. Uit rechtsoverweging 4.6. van dit vonnis volgt dat het niet aan [geopposeerde] te wijten is dat er geen nieuwe tegels zijn geleverd. Door [opposant] is aangevoerd dat [geopposeerde] geen nieuwe tegels wilde omdat hij een andere vloer prefereerde, maar dit is niet komen vast te staan. [geopposeerde] heeft op de zitting verklaard dat hij voor een andere vloer heeft gekozen omdat de kosten voor nieuwe leistenentegels te hoog waren.
4.16.
De conclusie is dat [geopposeerde] recht heeft op schadevergoeding ter hoogte van het bedrag dat hij voor de tegels van [bedrijf] heeft betaald. In het verstekvonnis is [opposant] veroordeeld om € 6.221,13 aan [geopposeerde] te betalen als schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot de voldoening. Deze beslissing houdt de kantonrechter in stand.
De kantonrechter bekrachtigt het verstekvonnis
4.17.
In het verstekvonnis is [opposant] ook veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 881,96 en de proceskosten ter hoogte van € 901,14 aan [geopposeerde] . Over de proceskosten moet [opposant] de wettelijke rente betalen als [opposant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe de proceskosten betaalt. Deze beslissingen houdt de kantonrechter ook in stand.
4.18.
Daarmee staat vast dat de oorspronkelijke vorderingen van [geopposeerde] in zijn geheel kunnen worden toegewezen. Dat oordeel stemt overeen met het oordeel in het verstekvonnis tussen partijen. De kantonrechter zal het verstekvonnis daarom bekrachtigen.
[opposant] moet de proceskosten voor deze verzetprocedure aan [geopposeerde] betalen
4.19.
[opposant] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [geopposeerde] in de verzetprocedure betalen. De proceskosten van [geopposeerde] in de verzetprocedure worden begroot op € 406,- ( 1 punt x € 406,-) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bekrachtigt het door de kantonrechter van deze rechtbank op 31 januari 2024 onder zaaknummer 10782315 UC EXPL 23-7568 gewezen verstekvonnis,
5.2.
veroordeelt [opposant] in de proceskosten van € 406,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [opposant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [opposant] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
veroordeelt [opposant] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
61149 (MM)