ECLI:NL:RBMNE:2024:4981

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 23/4966
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag 2020 en 2022: Terugvordering van teveel ontvangen voorschotten

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 16 augustus 2024, staat de vraag centraal of de huurtoeslag voor de jaren 2020 en 2022 correct is vastgesteld en of eiser de teveel ontvangen voorschotten moet terugbetalen. Eiser, die niet aanwezig was op de zitting op 9 augustus 2023, is het oneens met de berekeningen van de Dienst Toeslagen. De Dienst heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op huurtoeslag van € 1.473,- voor 2020, terwijl hij € 3.447,- aan voorschotten heeft ontvangen, wat resulteert in een terugvordering van € 2.127,-. Voor 2022 is de huurtoeslag vastgesteld op € 2.460,-, met een terugvordering van € 1.079,- op basis van ontvangen voorschotten van € 3.539,-.

De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen de huurtoeslag correct heeft berekend. De hoogte van de huurtoeslag is afhankelijk van het jaarinkomen van eiser, zijn partner en medebewoners. De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen de relevante inkomenscorrecties heeft meegenomen in de berekeningen. Eiser heeft niet aangetoond dat de Dienst fouten heeft gemaakt in de berekeningen. De rechtbank concludeert dat de definitieve vaststelling van de huurtoeslag op 9 juni 2023 tijdig was, aangezien de Dienst pas op 23 april 2023 het jaarinkomen van de dochter van eiser ontving.

De rechtbank wijst erop dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de Dienst Toeslagen niet tot terugvordering overgaat. De conclusie is dat het beroep van eiser ongegrond is en dat hij de teveel ontvangen huurtoeslag moet terugbetalen. Eiser krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4966

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

In deze uitspraak gaat het over de vraag of de hoogte van de huurtoeslag over 2020 en 2022 klopt en of eiser de teveel ontvangen (voorschotten aan) huurtoeslag moet terugbetalen.
Dienst Toeslagen heeft berekend dat eiser in 2020 recht heeft op huurtoeslag van € 1.473,-. Omdat eiser eerder een voorschot op de huurtoeslag voor 2020 heeft gehad van in totaal
€ 3.447,-, moet hij € 2.127,- terugbetalen.
Dienst Toeslagen heeft daarnaast berekend dat eiser in 2022 recht heeft op huurtoeslag van € 2.460,-. Omdat eiser eerder een voorschot op de huurtoeslag voor 2022 heeft gehad van in totaal € 3.539,-, moet hij € 1.079,- terugbetalen.
Eiser is het daarmee oneens. De zitting was op 9 augustus 2023. Daarbij waren de gemachtigden van Dienst Toeslagen aanwezig. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser is het oneens met de definitieve vaststelling van de huurtoeslag over 2020 en 2022. Het besluit over 2020 is pas drie jaar later op 9 juni 2023 genomen. Daarnaast maakt Dienst Toeslagen telkens dezelfde fouten in de berekening. Dienst Toeslagen weet al jaren wat eisers woonsituatie is en hoeveel hij verdient.
2. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De huurtoeslag wordt berekend op grond van het jaarinkomen van de belanghebbende, diens partner en medebewoner(s). Het jaarinkomen is het jaarinkomen dat door de inspecteur van de Belastingdienst wordt vastgesteld. Het toeslagsysteem werkt zo dat iemand eerst voorschotten op de huurtoeslag krijgt en later pas de definitieve toeslagen. Met de voorschotten staat de hoogte van het recht op huurtoeslag dus nog niet vast. De hoogte van de voorschotten wordt vastgesteld op basis van een geschat inkomen dat door diegene zelf wordt doorgegeven of door Dienst Toeslagen wordt geschat aan de hand van het laatst bekende inkomensgegeven van een vorig jaar. Het is aan de ontvanger van toeslagen zelf om bij Dienst Toeslagen te melden dat een schatting van inkomen en daarmee de hoogte van de voorschotten niet klopt, zodat dit op tijd kan worden aangepast. Achteraf, als Dienst Toeslagen het door de inspecteur van de Belastingdienst vastgestelde jaarinkomen doorkrijgt, stelt Dienst Toeslagen sowieso de definitieve hoogte van de toeslagen vast. Dienst Toeslagen doet dit binnen zes maanden nadat de aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld. Het kan zijn dat het jaarinkomen hoger blijkt te zijn dan eerst is geschat. Iemand heeft dan recht op minder huurtoeslag dan aan voorschotten is uitbetaald. Dienst Toeslagen kan in zo’n geval besluiten dat iemand de teveel ontvangen toeslag moet terugbetalen. [1]
3. Voor eiser geldt voor 2020 dat het jaarinkomen van eiser, zijn partner en zijn meerderjarige dochter van belang is. De dochter van eiser woonde namelijk van 31 januari 2020 tot en met 7 augustus 2020 bij eiser en is daarom medebewoner. Ook haar inkomen in dat jaar is om die reden relevant en wordt door Dienst Toeslagen meegenomen in de berekening van de huurtoeslag. Wel houdt Dienst Toeslagen er rekening mee dat de dochter van eiser op 1 januari 2020 nog geen 23 jaar was, dat zij maar een deel van het jaar bij eiser woonde en dat haar inkomen omhoog is gegaan nadat zij niet meer bij eiser woonde. Ook dan blijkt het inkomen van eiser, zijn partner en dochter echter samen te hoog om recht te hebben op huurtoeslag voor de maanden februari tot en met augustus 2020. De rechtbank is niet gebleken dat de berekening van Dienst Toeslagen van de huurtoeslag voor 2020 onjuist was. Eiser heeft ook niet duidelijk gemaakt welke fouten Dienst Toeslagen precies zou hebben gemaakt. Dat de definitieve huurtoeslag op 9 juni 2023 is vastgesteld is daarnaast op tijd. Dienst Toeslagen ontving pas op 23 april 2023 het jaarinkomen van de dochter van eiser en moet dan binnen zes maanden de huurtoeslag definitief vaststellen. Dat heeft Dienst Toeslagen gedaan.
4. Voor eiser geldt verder voor 2022 dat het jaarinkomen van eiser, zijn partner en zijn meerderjarige zoon, [A] , relevant is. Deze zoon woonde in 2022 namelijk bij eiser en is daarom medebewoner. Hij had ook inkomen en dit is door Dienst Toeslagen meegenomen in de berekening van de huurtoeslag voor 2022. Daarbij houdt Dienst Toeslagen er rekening mee dat deze zoon van eiser op 1 januari 2022 nog geen 23 jaar was. De rechtbank is ook bij de berekening van de huurtoeslag voor 2022 niet gebleken dat Dienst Toeslagen fouten heeft gemaakt. Eiser heeft ook niet toegelicht om welke fouten het precies gaat.
5. Kortom: Dienst Toeslagen heeft de huurtoeslag voor 2020 en 2022 goed vastgesteld. Dat betekent dat eiser teveel huurtoeslag als voorschot heeft ontvangen. Dienst Toeslagen vordert dit in principe terug, maar kan bij bijzondere omstandigheden niet of maar voor een deel terugvorderen. [2] Eiser heeft niet gesteld dat die bijzondere omstandigheden er zijn. Dienst Toeslagen hoeft daarom niet van de terugvordering af te zien of een lager bedrag terug te vorderen.

Conclusie en gevolgen

Eiser krijgt geen gelijk. Het beroep is ongegrond. De hoogte van de huurtoeslag voor 2020 en 2022 klopt. Dienst Toeslagen mag de teveel ontvangen huurtoeslag over die jaren van eiser terugvorderen. Dat betekent dat eiser die bedragen aan Dienst Toeslagen moet terugbetalen. Omdat eiser geen gelijk krijgt, krijgt hij het griffierecht dat hij heeft betaald niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2024 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L.K. Dagmar, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit de Wet op de huurtoeslag en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
2.Dit volgt uit het Verzamelbesluit toeslagen.