ECLI:NL:RBMNE:2024:4977

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/572437 / FA RK 24-599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling echtscheiding met betrekking tot de draagplicht van schulden en de verdeling van bankrekeningen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op [huwelijksdatum] 2022 te Hilversum zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, aangezien de man geen verweerschrift heeft ingediend.

De financiële afwikkeling van de ontbonden beperkte huwelijksgemeenschap was een belangrijk onderdeel van de uitspraak. De vrouw verzocht om de saldi van de bankrekeningen op 15 oktober 2023 toe te delen aan de rekeninghouders, zonder nadere verrekening. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de peildatum voor de verdeling de datum van ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap is, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van deze hoofdregel wordt afgeweken.

Wat betreft de schulden heeft de vrouw verzocht om de man volledig draagplichtig te verklaren voor de gezamenlijke schulden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de draagplicht voor schulden in beginsel gelijk is, en dat de door de vrouw aangevoerde omstandigheden onvoldoende zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vrouw afgewezen en bepaald dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/572437 / FA RK 24-599
Beschikking d.d. 9 augustus 2024 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.D. Splinter, gevestigd te Houten,
tegen
[man] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op [echtscheidingsdatum] 2024;
- het bericht van de vrouw van 11 april 2024 met als bijlage het betekeningsexploot;
- het bericht van de vrouw van 29 juli 2024 met als bijlage een proces-verbaal van de deurwaarder.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2022 te Hilversum. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
Scheiding
2.2.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.3.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
De financiële afwikkeling
De ontbonden beperkte huwelijksgemeenschap
2.4.
Partijen hebben geen huwelijkse voorwaarden laten opstellen en zijn na 1 januari 2018 getrouwd. Dat betekent dat door hun huwelijk een beperkte gemeenschap van goederen is ontstaan.
2.5.
Door de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding is die gemeenschap op [echtscheidingsdatum] 2024 ontbonden [1] .
In beginsel moeten alle goederen, die op [echtscheidingsdatum] 2024 (de zogenoemde ‘peildatum’) tot de beperkte huwelijksgoederengemeenschap behoren, worden verdeeld. Tot de ontbonden beperkte gemeenschap van goederen behoren alle goederen die al vóór het huwelijk samen van partijen waren en alle goederen die zij ieder tijdens het huwelijk en vóór de hiervoor genoemde datum van ontbinding hebben verkregen. Daarvan zijn (onder meer) uitgezonderd erfenissen en giften, maar ook pensioenrechten die al op basis van de wet moeten worden verevend. [2]
Van de schulden die op de peildatum tot de beperkte huwelijksgemeenschap behoren moet worden vastgesteld wie onderling welke schuld of welk deel daarvan moet betalen (ook wel de ‘interne draagplicht’ genoemd). Wat de schulden betreft, behoren tot de gemeenschap die schulden waarvan partijen al samen schuldenaar waren vóór het huwelijk en alle schulden die zij ieder tijdens het huwelijk en vóór de hiervoor voornoemde datum van ontbinding zijn aangegaan. Daarvan zijn uitgezonderd (onder meer) de schulden die betrekking hebben op goederen die niet tot de gemeenschap behoren. [3]
Banksaldi
2.6.
Volgens het verzoekschrift bestaat de ontbonden beperkte gemeenschap, voor wat betreft de goederen, enkel uit de saldi op de bankrekeningen ten name van de man en de vrouw. Ten aanzien van de verdeling hiervan verzoekt de vrouw te bepalen dat de saldi van de betreffende bankrekeningen op 15 oktober 2023 worden toebedeeld aan diegene op wiens naam de bankrekening staat, zonder nadere verrekening tussen partijen.
2.7.
Voor bankrekeningen geldt het volgende. Een bankrekening met een positief saldo is in feite een vordering van de rekeninghouder(s) op de bank. Zo’n vordering op de bank behoort tot de beperkte gemeenschap voor zover het saldo op de peildatum niet is terug te voeren op erfenissen en/of schenkingen van (een van) partijen of tot voorhuwelijks vermogen. Dit betekent in de regel dat de vermeerdering van het saldo op de rekening(en) van de man en de rekening(en) van de vrouw vanaf de huwelijksdatum tot aan de voorgenoemde peildatum ( [echtscheidingsdatum] 2024) in de verdeling moet worden betrokken.
2.8.
Met haar verzoek vraagt de vrouw om van de hiervoor beschreven hoofdregel af te wijken omdat partijen op 15 oktober 2023 feitelijk uit elkaar zijn gegaan en de vrouw de man sindsdien niet meer heeft gezien. De rechtbank volgt de vrouw hierin niet. De peildatum is en blijft altijd de datum van ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap. Partijen kunnen wel afspreken te verdelen alsof er een andere peildatum zou gelden, maar daarvan is niet gebleken. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat het verzoek van de vrouw tot een gelijke verdeling leidt, dan wel, als dat niet zo is, waarom van een verdeling bij helfte moet worden afgeweken. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
Schulden
2.9.
Volgens het verzoekschrift behoren de volgende schulden tot de ontbonden beperkte huwelijksgemeenschap:
- een huurachterstand ter zake de echtelijke woning;
- boetebedragen als gevolg van het niet overdragen van de sleutel van de echtelijke woning door de man;
- een schuld van € 7.421,45 aan [bedrijf] B.V., wegens niet betaalde energierekening(en).
De vrouw verzoekt de schulden te verdelen en te bepalen dat de man volledig draagplichtig is voor deze schulden.
2.10.
Het is wettelijk niet mogelijk om een schuld te verdelen of toe te delen aan iemand. De rechtbank kan alleen vaststellen welk deel van de schuld de man en de vrouw onderling moeten dragen. De rechtbank begrijpt het verzoek van de vrouw daarom (enkel) als een verzoek om te bepalen dat de man de schulden, in de onderlinge verhoudingen tussen partijen, moet dragen.
2.11.
In beginsel geldt dat de draagplicht voor schulden van de gemeenschap bij echtgenoten samen ligt, ieder voor de helft. [4] Met haar verzoek wenst de vrouw van dit uitgangspunt af te wijken. Een afwijking van het uitgangspunt is enkel gerechtvaardigd in bijzondere omstandigheden, namelijk:
- indien de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen én dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid mede in verband met de aard van de schulden een andere draagplicht voortvloeit; [5] en/of
- indien bij huwelijkse voorwaarden dan wel bij schriftelijke overeenkomst een andere peildatum is afgesproken; [6] en/of
- indien een gelijke draagplicht voor de schuld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [7]
De vrouw draagt aan dat 1) partijen hebben afgesproken dat de man de huur en de energierekening van de echtelijke woning zou voldoen maar dit niet heeft gedaan, 2) hij de sleutel van de woning niet heeft overgedragen en 3) de vrouw begrepen heeft dat de man de schulden die hij tijdens het huwelijk heeft gemaakt voor zijn rekening neemt. Gelet op de hiervoor beschreven bijzondere omstandigheden is dit onvoldoende. De stellingen die de vrouw aandraagt kunnen een oordeel om van de gelijke draagplicht af te wijken dus niet dragen. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
Proceskosten
2.12.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Hilversum op [huwelijksdatum] 2022;
3.2.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.3.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.A.H. Verhoeven op 9 augustus 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.

Voetnoten

1.Artikel 1:99 lid 1 sub b van het Burgerlijke Wetboek
2.Artikel 1:94 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek
3.Artikel 1:94 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek
4.Artikel 1:100 BW.
5.Artikel 1:100 lid 2 BW.
6.Artikel 1:100 lid 1 BW.
7.Artikel 3:166 lid 3 en 6:8 BW.