ECLI:NL:RBMNE:2024:4974

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
16/302676-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne met eerdere veroordelingen

Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van handel in cocaïne. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen en afleveren van cocaïne in de periode van 8 juli 2023 tot en met 28 november 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F. Rethmeier, en de verdediging door zijn raadsman, mr. G.J. Woodrow. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat er geen belemmeringen waren voor een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft diverse getuigenverklaringen en bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder digitale gegevens van in beslag genomen telefoons en getuigenverklaringen van gebruikers van cocaïne die bij de verdachte hadden gekocht. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de handel in cocaïne, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen telefoons en geldbedrag verbeurd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/302676-23 en 16-131844-21 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats 1]
thans gedetineerd in en ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres van de PI [locatie] aan de [adres 2] , [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 maart 2024 (pro forma-zitting), 4 juni 2024 (pro forma-zitting) en 26 juli 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Rethmeier en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 april 2023 tot en met 28 november 2023 in Amersfoort en/of elders in Nederland heeft gehandeld in cocaïne.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat het procesdossier onvoldoende (overtuigend) bewijs bevat. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de pleegperiode hoogstens eind augustus 2023 aanvangt, gelet op de getuigenverklaringen. De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – verder besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 november 2023 was ik, verbalisant, aanwezig ter ondersteuning bij de aanhouding van verdachte. Ik liep naar het raam aan de bestuurderskant van het voertuig van de verdachte. Ik zag dat de verdachte alleen in het voertuig zat. Ik zag dat de verdachte een witte telefoon in zijn handen had. Ik zag dat de verdachte de telefoon naast zich neerlegde en uit het voertuig kwam. Ik zag dat op de bijrijdersstoel nog een zwarte telefoon lag. [2]
Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er direct na de aanhouding van [verdachte] op de zwarte iPhone diverse whatsapp berichten binnenkwamen die ik herkende als drugsbestellingen. In de MMA meldingen wordt vermeld dat [verdachte] gebruik zou maken van nummer [telefoonnummer 1] . Ik belde dit nummer vervolgens met mijn diensttelefoon, ik zag dat mijn 06 nummer in het display van de zwarte iPhone verscheen. [3]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] op 30 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Op welk nummer had je contact met deze dealer?
A: Ik had contact met nummer [telefoonnummer 2] , enkele weken geleden is hij van nummer genoemd
(de rechtbank begrijpt: gewisseld), dit was met nummer [telefoonnummer 1] . In mijn telefoon zie ik dat op 20 augustus 2023 voor de eerste keer contact met [A] had. Maar ik heb de gesprekken van daarvoor waarschijnlijk verwijderd. [4]
0: Om vast te stellen dat we het over dezelfde dealer hebben laten we jou nu heel kort een foto (d
e rechtbank begrijpt: de foto van verdachte op p. 41)zien.
V: Herken je deze persoon?
A: Ja dat is hem [5]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] op 29 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Gebruik jij drugs? En zo ja welke drugs?
A: Ja, ik gebruik cocaïne.
V: Weet u zijn telefoonnummer ?
(de rechtbank begrijpt: het telefoonnummer van de dealer)
A: Ik weet zijn telefoonnummer voor een gedeelte uit mijn hoofd. Het begint met de cijfers ' [telefoonnummer 1] ' en eindigt op de cijfers ' [telefoonnummer 1] '.
V: Over welke periode?
A: Ik koop ongeveer 3 maanden bij hem. Ik ben zelf op 1 augustus jarig, kort hierna ben ik bij hem gaan kopen. Ik weet dat het nog zomer was. [6]
V: Ik toon je nu een foto
(de rechtbank begrijpt: de foto van verdachte op p. 41),herken je deze persoon?
A: Ja, dit is de drugsdealer" [7]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] op 4 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat is het telefoonnummer van de dealer bij wie jij drugs koopt?
A: [telefoonnummer 1] , zijn vorige telefoonnummer heb ik inmiddels verwijderd.
V: Wat koop jij bij de dealer?
A: Cocaïne.
V: Hoelang koop je al bij de dealer?
A: Ik denk ongeveer 4 maanden.
V: Waar blijkt deze periode van het kopen van drugs uit? Kan je dit bijvoorbeeld koppelen aan een bepaalde gebeurtenis in je leven waarin je voor het eerst kocht bij deze dealer?
A: Het was kort na de zomervakantie, dit was dus ergens eind augustus. [8]
0: Ik toon u een foto
(de rechtbank begrijpt: de foto van verdachte op p. 41)van een persoon.
V: Wat kunt u zeggen over deze persoon?
A: Ja, dat is hem. [9]
Een proces-verbaal van bevindingen van onderzoek witte iPhone van 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, deed digitaal onderzoek in de in beslaggenomen witte iPhone van verdachte [verdachte] . Van de telefoon zijn de onderstaande gegevens bekend:
Last used MSISDN: [MSISDN nummer] .
Bij het digitaal onderzoek zag ik de volgende opgeslagen notities: [10]
Notitie 2:
Creation time: 8-7-2023
[naam 1]
[naam 2]
[naam 3]
[naam 4]
[naam 5]
[naam 6]
[naam 7]
[naam 8]
[naam 9]
[naam 10]
[naam 11]
[naam 12]
Bovenstaande notitie herken ik ambtshalve als vermoedelijke lijst van afnemers met openstaande (drugs)schulden. Drugsdealers houden vaak een lijstje bij van afnemers die op de pof drugs kochten. [getuige 1] is
(de rechtbank begrijpt: [getuige 1] )gehoord als getuige. Uit bovenstaande blijkt dat de notitie op 8 juli 2023 aangemaakt is (Creation time). [11]
Een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 16 januari 2023 (
de rechtbank begrijpt gelet op datum proces-verbaal: 2024) had ik telefonisch contact met getuige [getuige 1] . Ik vertelde hem dat er in de telefoon van de verdachte een lijstje was aangetroffen met zijn voornaam en het getal ' [nummer 1] ' achter zijn naam. Ik vertelde hem dat ik vermoedde dat hij 150 euro aan openstaande schuld had bij deze dealer. Ik vroeg [getuige 1] wat hij hier over kon verklaren. [getuige 1] verklaarde mij dat hij inderdaad 150 euro had opstaan bij deze drugsdealer als openstaande schuld voor drugs. Hij had dit inmiddels al betaald. [12]
Een proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 november 2023, was ik, verbalisant, bezig met het observeren van verdachte [verdachte] . Omstreeks 11.55 uur zag ik dat een Renault Clio geparkeerd stond op de [straat] in Hoogland
(de rechtbank begrijpt: gemeente Amersfoort). Ik zag dat er twee personen in het voertuig zaten. Ik zag dat de bijrijder uitstapte en als bestuurder in een blauwe auto stapte die naast de Renault Clio stond geparkeerd. Ik zag dat de Renault Clio direct hierna wegreed, ik herkende de bestuurder voor honderd procent als [verdachte] . Ik zag dat de blauwe auto van het merk Hyundai 120 was en was voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat de bestuurder direct nadat hij was ingestapt vermoedelijk de gekochte cocaïne opsnoof, ik zag namelijk dat de bestuurder met een vinger zijn rechter neusgat dicht drukte en voorover boog en daarna direct weer overeind kwam.
Ik zag dat het kenteken van de Hyundai op naam van [B] stond. Ik zag dat de partner van [B] , [getuige 4] ( [geboortedatum 2] ) betrof. Ik zag dat [getuige 4] in 2021 als getuige/afnemer in een drugszaak was gehoord. Middels een rijbewijsfoto in het RDW werd [getuige 4] door mij herkend als de bestuurder van de blauwe Hyundai. [13]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] op 29 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat is het telefoonnummer van de dealer bij wie jij drugs koopt?
A: [telefoonnummer 1]
V: Wat koop jij bij de dealer?
A: cocaïne [14]
0: Ik toon u een foto van een persoon
(de rechtbank begrijpt: de foto van verdachte op p. 41).
V: Wat kunt u zeggen over deze persoon?
A: Dit is degene van wie ik drugs kocht. [15]
Een proces-verbaal van bevindingen van een tapgesprek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum: 28-11-2023 13:47:01
Gebelde: [telefoonnummer 1]
: ja ik woon in [woonplaats 2] en ehhh kom je nog in de buurt?
[telefoonnummer 3] : ligt er aan voor hoeveel
: ja ik WOU een hele
[telefoonnummer 3] ; oke, ja stuur me maar effe een appie maat
: een appie is goed maat, jo [16]
Een proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 november 2023 was ik, verbalisant, bezig met het observeren van verdachte [verdachte] . Omstreeks 13.50 uur hoorde ik dat een collega doorgaf dat [verdachte] telefonisch contact had gehad met een man in Bunschoten Spakenburg. Deze man bestelde bij [verdachte] een "hele". Ik hoorde dat de collega doorgaf dat de man Mulder heette en woonachtig was aan de [adres 3] in [woonplaats 2] . Ik ben vervolgens naar bovengenoemd adres gereden en had vanaf een parkeerplaats goed zicht op de voorzijde van bovengenoemde woning. Omstreeks 14.30 uur zag ik dat er een Renault Clio de straat in kwam rijden. Het was mij bekend dat [verdachte] van dit voertuig gebruik maakte. Ik zag dat de bestuurder van de Clio zijn voertuig op de oprit van de [adres 3] parkeerde. Ik zag dat er alleen een bestuurder in het voertuig zat. Ik zag dat de bestuurder uitstapte en naar de voordeur van de woning liep. Ik herkende de bestuurder voor honderd procent als [verdachte] . Ik zag dat de voordeur van de woning werd geopend en dat [verdachte] de woning binnenging en na enkele seconden weer naar buiten kwam. Ik zag dat [verdachte] weer in de Renault Clio stapte en wegreed. [17]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Handel in cocaïne
De raadsman heeft primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe – onder andere – aangevoerd dat bij verdachte of de getuigen geen verdovende middelen zijn aangetroffen. Ook blijkt niet dat er goederen zijn aangetroffen die duiden op het dealen van drugs. Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat enkel getuigen hebben verklaard over de koop van cocaïne, maar dat dit uit verdere bewijsmiddelen niet volgt.
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen wettig en overtuigend volgt dat verdachte heeft gehandeld in cocaïne. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat zowel de witte iPhone, als de zwarte iPhone, door verdachte werden gebruikt bij zijn handel in cocaïne. Beide telefoons zijn bij verdachte aangetroffen tijdens zijn aanhouding. Op de witte iPhone zijn notities aangetroffen, die door een verbalisant zijn herkend als een lijst van afnemers met openstaande (drugs)schulden. Het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] dat bij deze witte iPhone hoort, wordt door getuige [getuige 1] genoemd als een telefoonnummer van zijn dealer, bij wie hij cocaïne heeft gekocht. Bovendien herkent deze getuige verdachte op een foto als zijn dealer. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat deze dealer van nummer is gewisseld, eindigend op [telefoonnummer 1] . Dit nummer hoort bij de zwarte iPhone die ook bij verdachte is aangetroffen. Na de aanhouding van verdachte ziet een verbalisant berichten binnenkomen op deze telefoon, die hij herkent als drugsbestellingen. Meerdere getuigen verklaren via het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] cocaïne te hebben gekocht, waarna ook zij verdachte van een foto herkennen als hun dealer. Bovendien belt een verbalisant het door de getuigen genoemde telefoonnummer, waarna de onder verdachte inbeslaggenomen zwarte iPhone afgaat. Gesprekken die werden gevoerd via het nummer [telefoonnummer 1] zijn getapt, waaruit duidelijk wordt dat druggerelateerde gesprekken zijn gevoerd. Zo wordt op 28 november 2023 gebeld naar het telefoonnummer, behorend bij de zwarte iPhone, en gevraagd om ‘een hele’ te leveren in Spakenburg . Verbalisanten gaan ter plaatse en treffen verdachte aan, die kort een woning binnengaat, en daarna de woning weer verlaat. Eerder, op 20 november 2023, is eveneens een waarneming gedaan door een verbalisant, waarbij is gezien dat verdachte samen met een ander – later blijkt: getuige [getuige 4] – in de auto zat. Toen verdachte wegreed, zag de verbalisant dat [getuige 4] vermoedelijk de gekochte cocaïne opsnoof.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen het aantreffen van de druggerelateerde notities op een onder verdachte in beslaggenomen telefoon, de druggerelateerde (tap)gesprekken, de waarnemingen van de verbalisanten en de getuigenverklaringen waaruit blijkt dat getuigen over een langere periode cocaïne bestellen, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte heeft gehandeld in cocaïne. De rechtbank merkt op dat het ontbreken van het aantreffen van goederen die duiden op de handel in drugs, zoals door de raadsman is aangevoerd, niet in de weg hoeft te staan aan een veroordeling, nu uit eerdergenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handel in cocaïne.
Begin van de pleegperiode
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat op basis van de getuigenverklaringen hoogstens een pleegperiode startend vanaf eind augustus kan blijken, waardoor maximaal een pleegperiode van drie maanden bewezen zou kunnen worden. Anders dan de raadsman, komt de rechtbank, op grond van eerdergenoemde bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring voor de handel in cocaïne vanaf 8 juli 2023 en overweegt daartoe als volgt.
Uit onderzoek blijkt dat op 8 juli 2023 op de witte iPhone van verdachte een notitie is aangemaakt, waarin berichten zijn aangetroffen die door verbalisanten zijn herkend als een vermoedelijke lijst met afnemers die op de pof drugs kochten. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte in ieder geval op 8 juli 2023 cocaïne moet hebben verkocht, omdat hij op die datum in zijn telefoon een notitie aanmaakte om daarin te noteren wie hem nog geld was verschuldigd na de aankoop van drugs. Getuige [getuige 1] heeft bevestigd dat hij inderdaad een schuld had openstaan zoals opgenomen op de lijst gedateerd 8 juli 2023. Daarnaast wordt de rechtbank gesterkt in haar overtuiging door de verklaringen van getuigen [getuige 3] en [getuige 2] , die verklaren in/na de zomer te zijn begonnen met het kopen van cocaïne bij verdachte.
Tot slot merkt de rechtbank op dat zij, anders dan de officier van justitie, niet overtuigd is dat verdachte al op 1 april 2023 is gestart met de handel in cocaïne. Enkel getuige [getuige 1] spreekt aanvankelijk over de aankoop van cocaïne bij verdachte vanaf maart/april 2023 maar verklaart in zijn latere verklaring bij de rechter-commissaris dat hij denkt dat het ergens in de zomer was. De officier van justitie heeft daarnaast verwezen naar ‘reclameberichten’ die wijzen op handel in drugs, die verdachte zou hebben verstuurd vanaf april 2023. De rechtbank concludeert dat de reclameberichten die zijn verstuurd vóór 8 juli 2023, waaronder in april 2023 niet direct te linken zijn aan verdachte. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij voor zover het tenlastegelegde ziet op de pleegperiode vóór 8 juli 2023.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 8 juli 2023 tot en met 28 november 2023 in Amersfoort, en elders in Nederland opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, één of meer (gebruikers) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat uit de LOVS-oriëntatiepunten (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) volgt dat bij een bewezenverklaring met een pleegperiode vanaf eind augustus 2023 kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het deel dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank tot een ander oordeel komen, heeft de raadsman verzocht om oplegging van een voorwaardelijk strafdeel, met daarbij bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft opgemerkt dat uit het reclasseringsrapport (waarover meer onder ‘Het oordeel van de rechtbank’) volgt dat verdachte zich in een eerder toezicht aanvankelijk open en meewerkend zou hebben opgesteld. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de oplegging van een taakstraf te overwegen, om zo een reclasseringscontact in gang te zetten en ervoor te zorgen dat verdachte dagbesteding krijgt. Tot slot heeft de raadsman de rechtbank verzocht om bij een eventuele strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening te houden met het IQ van verdachte. Uit het reclasseringsrapport volgt dat een IQ van 62 is geconstateerd, hetgeen betekent dat verdachte op zwak begaafd niveau functioneert.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een oplegging van een straf voor het bewezenverklaarde feit. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna vijf maanden gehandeld in cocaïne. Uit het dossier volgt dat verdachte de cocaïne (onder andere) heeft verkocht aan gebruikers die bij de politie bekend stonden als drugsverslaafden. Het is algemeen bekend dat harddrugs schade toebrengen aan de gezondheid van gebruikers. Verdachte is met zijn handelen medeverantwoordelijk voor zowel de problemen van kwetsbare verslaafden, als de overlast en gevoelens van onveiligheid die gepaard gaan met de handel in harddrugs. De rechtbank concludeert dat verdachte zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen, maar enkel heeft gehandeld uit eigen belang. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) betreffende verdachte van 5 februari 2024. Hieruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen voor soortgelijke feiten, waaronder op 15 februari 2022 en op 30 april 2021. Ook houdt de rechtbank rekening met een reclasseringsadvies van 7 mei 2024, uitgebracht door reclasseringswerker F. van der Groep. Hieruit volgt dat de reclassering bij eventuele strafoplegging een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert. Daarnaast merkt de reclassering – onder andere – op dat eerder een intelligentieonderzoek is afgenomen bij verdachte, waarbij een IQ van 62 werd geconstateerd. Dit zou betekenen dat verdachte functioneert op zwak begaafd niveau. De rechtbank ziet de proceshouding van verdachte, waaronder zijn constante beroep op het zwijgrecht en het niet nemen van verantwoordelijkheid, in het licht van zijn IQ en weegt dit niet in strafverzwarende zin mee.
Oplegging van de straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en het feit dat verdachte niet heeft geleerd van eerder opgelegde gevangenisstraffen voor soortgelijke feiten, kan volgens de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf heeft de rechtbank onder meer gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor het handelen in harddrugs (artikel 2 onder B van de Opiumwet). Voor handel gedurende een periode van meer dan drie maanden, doch minder dan zes maanden met enige regelmaat, geldt als oriëntatiepunt voor meerderjarige verdachten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte twee keer eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, hij in het kader van die laatste veroordeling nog in een proeftijd liep en dat dit verdachte er niet van heeft weerhouden om opnieuw deze feiten te plegen. Ook weegt de rechtbank mee dat op 11 april 2024 door de rechtbank is bevolen om een eerder opgelegd voorwaardelijk strafdeel van 200 dagen gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf, zoals door de raadsman verzocht, niet passend. Ook een voorwaardelijk strafdeel is volgens de rechtbank niet passend, aangezien de reclassering heeft aangegeven een straf zonder bijzondere voorwaarden te adviseren en de rechtbank onvoldoende overtuigd is van de motivatie van verdachte om de voorwaarden na te leven, mede gelet op de eerdere omgezette voorwaardelijke veroordeling,
Alles afwegende, acht de rechtbank het passend om verdachte voor het bewezenverklaarde een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 10 maanden. De rechtbank merkt daarbij op dat zij een kortere pleegperiode bewezen acht dan waar de officier van justitie bij haar eis vanuit is gegaan. De rechtbank zal daarom een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Omdat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van langer dan 6 maanden oplegt, merkt de rechtbank het volgende op. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank:
  • het geldbedrag en de telefoons verbeurd zal verklaren;
  • het horloge zal teruggeven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht tot teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het inbeslaggenomen geldbedrag en de telefoons verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen is het bewezenverklaarde feit voorbereid en begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van het inbeslaggenomen horloge.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, net als de officier van justitie, verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu de rechtbank deze vordering op 11 april 2024 gegrond heeft verklaard en verdachte op basis van deze tenuitvoerlegging nu gedetineerd zit.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel wit, merk: apple (G3258776);
  • 1 STK Telefoontoestel zwart, merk: apple (G3258772);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK Horloge Rolex, (G3259617);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-131844-21
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mr. A.A.T. Werner en mr. A.E. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 augustus 2024.
Mr. Van der Wal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 1 april 2023 tot en met 28 november 2023 in Amersfoort, en/of elders in
Nederland opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, één of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2023356938, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 127. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 32.
3.Pagina 40.
4.Pagina 56.
5.Pagina 57.
6.Pagina 45.
7.Pagina 46.
8.Pagina 107.
9.Pagina 108.
10.Pagina 98.
11.Pagina 100.
12.Pagina 126.
13.Pagina 14.
14.Pagina 53.
15.Pagina 54.
16.Pagina 72.
17.Pagina 18.