ECLI:NL:RBMNE:2024:4967

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
11005958 \ UC EXPL 24-1991 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van buitengerechtelijke incassokosten en proceskostenveroordeling in civiele zaak

In deze civiele zaak heeft eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], gedaagde gedagvaard voor de kantonrechter in Utrecht. De procedure begon op 19 februari 2024, waarna gedaagde op 27 maart en 10 april 2024 heeft gereageerd. Een mondelinge behandeling vond plaats op 4 juli 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren. Eiser vorderde een vergoeding voor overconsumptie van gas/water/licht en buitengerechtelijke incassokosten, maar de kantonrechter heeft de vorderingen grotendeels afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat eiser geen recht had op vergoeding van de overconsumptie, omdat er geen huurovereenkomst met gedaagde bestond en de vordering onvoldoende was onderbouwd. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat in de dagvaarding niet was gesteld dat een veertiendagenbrief was verzonden. De kantonrechter heeft gedaagde wel veroordeeld in de proceskosten, omdat hij de laatste termijnen pas na de dagvaarding had voldaan. De proceskosten zijn vastgesteld op € 564,04, en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11005958 \ UC EXPL 24-1991 VL/58599
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigden: Juristu Incasso Juristen B.V. en De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 19 februari 2024 gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft tijdens de rolzitting van 27 maart 2024 en aanvullend op de rolzitting van 10 april 2024 op de dagvaarding gereageerd. Vervolgens heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, waaraan voorafgaand [eiser] bij brief van 12 juni 2024 nog aanvullende stukken heeft overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 4 juli 2024 plaatsgevonden. [eiser] was aanwezig, zonder gemachtigde. [gedaagde] was aanwezig, vergezeld door de heer [A] , die als tolk Engels fungeerde. Partijen hebben antwoord gegeven op de vragen van de kantonrechter en hebben schikkingsoverleg gevoerd. De mondelinge behandeling is gesloten maar het wijzen van een vonnis is in overleg met partijen aangehouden in verband met nog te voeren schikkingsoverleg tussen partijen. De afspraken die partijen in dat kader hebben gemaakt zijn neergelegd in een aan partijen gestuurde e-mail van 5 juli 2024.
1.3.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen aan de rechtbank bericht dat zij geen overeenstemming hebben bereikt. [eiser] heeft op 24 en 29 juli 2024 nog stukken aan de rechtbank toegezonden, maar de kantonrechter laat deze stukken niet meer toe in dit geding, omdat de mondelinge behandeling al is gesloten. De kantonrechter heeft op 1 augustus 2024 bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
[eiser] heeft aan [gedaagde] een beeld verkocht voor een bedrag van € 2.800,00. Dit beeld heeft zij op 18 maart 2023 aan [gedaagde] geleverd. Partijen spreken af dat [gedaagde] de koopsom in 10 maandelijkse termijnen van € 280,00 zal betalen, de eerste op 1 april 2023. Later spreken partijen af dat [gedaagde] de eerste vier maanden slechts een halve termijn, € 140,00, hoeft te betalen. [gedaagde] betaalt de termijnen steeds te laat. [eiser] stuurt [gedaagde] daarom verschillende aanmaningen en uiteindelijk een dagvaarding. [gedaagde] verweert zich met de stelling dat partijen mondeling hadden afgesproken dat de termijnen flexibel waren en niet precies elke maand betaald hoefden te worden. Na de dagvaarding heeft [gedaagde] de laatste drie termijnen betaald, waarmee hij ten tijde van de mondelinge behandeling de volledige koopsom had betaald.
2.2.
Tegelijkertijd ontstond een andere discussie tussen partijen. [eiser] verhuurde namelijk haar woning aan mevrouw [B] , toen zij zelf in het buitenland verbleef. In de huurovereenkomst tussen [eiser] en [B] staat volgens [eiser] dat [B] niemand in de woning mag laten logeren. [eiser] stelt dat [gedaagde] meermaals bij [B] is blijven logeren en dat het verbruik van gas/water/licht in die periode veel (ongeveer € 800,00) hoger is dan voorgaande jaren. Zij wil daarom dat [gedaagde] deze overconsumptie aan haar vergoedt. [eiser] vordert, na vermindering van eis, een vergoeding voor deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] grotendeels afwijzen. Dit wordt hieronder toegelicht.
Geen grondslag voor vergoeding overconsumptie gas/water/licht
3.2.
[eiser] kan [gedaagde] niet aanspreken voor een vergoeding voor de overconsumptie van gas/water/licht. [eiser] heeft een huurovereenkomst met [B] en niet met [gedaagde] . Als in die huurovereenkomst inderdaad staat dat [B] niemand mag laten logeren en als zou komen vast te staan dat [B] [gedaagde] wel heeft laten logeren in de woning, dan zou [eiser] eventueel (als zij dit voldoende onderbouwt) [B] kunnen aanspreken voor de overconsumptie van gas/water/licht in deze periode. De huurovereenkomst tussen [eiser] en [B] vormt echter geen grondslag voor deze vordering op [gedaagde]
3.3.
Een andere grondslag voor deze vordering is ook niet komen vast te staan. [eiser] stelt dat [gedaagde] heeft toegezegd de overconsumptie van gas/water/licht te vergoeden en verwijst hiervoor naar whatsappgesprekken van 20 maart 2023 tussen partijen. De kantonrechter citeert:
[gedaagde] : […] if in the future you receive the invoice with the cost of the water, you can send it to me and [C] , so we can pay it.
[…]
[eiser] : Finances with [B] I will adress to her. Water, gas and electricity I’ll adress to you
[gedaagde] : Sure, but only the over consumption not the full amounts as we where not living there, just sporadically. Thanks
[eiser] : Of course
3.4.
Uit dit gesprek blijkt dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de overconsumptie zal betalen als [eiser] aan hem laat zien (door de 'invoice’ aan hem te sturen) hoeveel de overconsumptie bedraagt. Dit heeft [eiser] echter niet gedaan. Ook heeft [eiser] vervolgens nagelaten de vordering in de dagvaarding of tijdens de mondelinge behandeling te onderbouwen. Omdat de kantonrechter niet kan vaststellen of er daadwerkelijk sprake is van overconsumptie van gas/water/licht en, als dat het geval is, hoe hoog het bedrag aan overconsumptie van gas/water/licht dan zou zijn, zal de kantonrechter deze vordering als onvoldoende onderbouwd afwijzen. Dit betekent dat ook de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal worden afgewezen. Uit de berichten van partijen blijkt overigens dat [eiser] ook tijdens het overleg na de mondelinge behandeling geen rekening van het gas/water/licht bij zich had.
De buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
[eiser] vordert een bedrag van € 205,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast de het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, aangezien [gedaagde] in verzuim was met de betaling van de termijnen van het beeld. In de schriftelijke overeenkomst tussen partijen (productie 3 van [eiser] ) staat namelijk dat de koopsom van het beeld in 10
maandelijksetermijnen van € 280,00 moet worden voldaan. [gedaagde] stelt dat partijen mondeling hebben afgesproken dat de termijnen flexibel zijn, maar dit heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter stelt daarom vast dat [gedaagde] de termijnen vaak te laat heeft betaald en de laatste drie termijnen pas na de dagvaarding heeft betaald. In beginsel zou [gedaagde] daarom een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser] moeten vergoeden.
3.6.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, alleen al omdat in de dagvaarding niet is gesteld dat een veertiendagenbrief als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) naar [gedaagde] is gestuurd en door hem is ontvangen. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten daarom afwijzen [1] .
3.7.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat de brief van Juristu aan [gedaagde] van 7 augustus 2023 op geen enkele manier voldoet aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt. De genoemde hoofdsom klopt niet, aangezien op dat moment pas de termijnen van april, mei, juni juli en augustus 2023 opeisbaar waren. Daarnaast wordt in deze aanmaning al direct een bedrag aan incassokosten gevorderd, zonder dat [gedaagde] de kans krijgt om de hoofdsom te betalen voordat incassokosten verschuldigd worden en tenslotte is aan [gedaagde] geen betalingstermijn van 14 dagen gegeven ingaande op de dag na ontvangst van de aanmaning.
Proceskosten
3.8.
Aangezien vaststaat dat [gedaagde] de laatste drie termijnen van het beeld pas na de dagvaarding heeft voldaan en [eiser] deze procedure dus wel terecht is gestart, zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten. Dit betekent dat [gedaagde] zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [eiser] aan haar moet betalen. De proceskosten van [eiser] worden op grond van de ten tijde van de dagvaarding openstaande vordering, tot op heden begroot op:
  • Dagvaarding € 113,54
  • Griffierecht € 248,00
  • Salaris gemachtigde € 135,00 (1 punt x tarief € 135,00)
  • Nakosten € 67,50
Totaal € 564,04
Uitvoerbaar bij voorraad
3.9.
De kantonrechter zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de gevorderde vergoeding voor de overconsumptie van gas/water/licht af;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 564,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.

Voetnoten

1.HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.