Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vorderde [eiseres], een advocatenkantoor, betaling van een onbetaalde factuur van € 5.104,04 van [gedaagde], die juridische bijstand had ontvangen voor een letselschadezaak. [gedaagde] weigerde te betalen, omdat zij vond dat de advocaat haar belangen niet goed had behartigd en stelde een tegeneis in van € 30.000,- wegens schade. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiseres] moest worden afgewezen, omdat het kostenbeding in de overeenkomst onredelijk bezwarend was. Dit was in strijd met artikel 4 lid 2 van de Richtlijn 93/13/EEG en artikel 6:231 BW, omdat het kostenbeding niet duidelijk en begrijpelijk was geformuleerd. De kantonrechter stelde vast dat [gedaagde] als consument in een zwakkere positie verkeerde en dat het kostenbeding niet voldeed aan de transparantievereisten. Hierdoor werd het kostenbeding vernietigd, wat leidde tot de conclusie dat de overeenkomst verviel en de vordering tot betaling van de factuur niet kon worden toegewezen.
Daarnaast werd de vordering in reconventie van [gedaagde] afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet had aangetoond dat zij schade had geleden door het beëindigen van de overeenkomst door de advocaat van [eiseres]. De proceskosten werden toegewezen aan de partijen, waarbij [eiseres] de kosten in conventie moest betalen en [gedaagde] de kosten in reconventie. Het vonnis werd uitgesproken op 14 augustus 2024.