ECLI:NL:RBMNE:2024:4963
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet betalen griffierecht
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 augustus 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker had op 1 juli 2024 een verzoek ingediend tegen een beschikking van 8 mei 2024, waarbij hem een boete was opgelegd. Verzoeker was het niet eens met deze beschikking, maar heeft de beschikking en zijn bezwaar daartegen niet overgelegd. De voorzieningenrechter heeft verzoeker op 2 juli 2024 verzocht om deze stukken binnen een week te overleggen, maar verzoeker heeft hieraan geen gehoor gegeven.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter legt uit dat iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, griffierecht moet betalen. In dit geval bedraagt het griffierecht € 51,-. De griffier heeft verzoeker per aangetekende brief van 24 juli 2024 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De brief kon echter niet op het juiste adres worden bezorgd en is pas op 29 juli 2024 bij een PostNL-punt afgeleverd, maar niet door verzoeker afgehaald.
Aangezien verzoeker het griffierecht niet heeft betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim heeft gegeven, concludeert de voorzieningenrechter dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.