ECLI:NL:RBMNE:2024:496

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
UTR 22/1590
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening zonder verschoonbaarheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, behandeld. Eiseres had haar beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 1 april 2022, terwijl de termijn voor indiening eindigde op 3 maart 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen verschoonbare reden heeft gegeven voor de termijnoverschrijding. Eiseres had eerder, eind januari 2022, een brief naar de rechtbank gestuurd om beroep in te stellen, maar er was geen reactie ontvangen. Na telefonisch contact met de rechtbank, waaruit bleek dat er niets in de systemen was geregistreerd, heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank heeft eiseres in de tussentijd om een toelichting gevraagd, maar hierop is niet gereageerd. Hierdoor kan de rechtbank enkel uitgaan van het beroepschrift dat op 1 april 2022 is ontvangen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het beroep tijdig is ingesteld en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1590 ONBEK

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs

(gemachtigde: D.M.C. Zijlstra - Cuiper).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 19 januari 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden/gepubliceerd.
4. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de beroepstermijn is ontvangen.
4.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
5. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 19 januari 2022 door verzending per post aan het BRP-adres van eiseres, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 3 maart 2022. Het beroepschrift, met dagtekening 22 maart 2022, is door de rechtbank ontvangen op 1 april 2022. Dit is te laat. In haar beroepschrift van 1 april 2022 stelt eiseres dat zij eind januari 2022 al een brief naar de rechtbank gestuurd om beroep in te stellen. Omdat er daarna geen reactie vanuit de rechtbank volgde, heeft eiseres telefonisch contact met de rechtbank opgenomen en haar is toen medegedeeld dat er niets in de systemen van de rechtbank te vinden was. Dit heeft eiseres aanleiding gegeven opnieuw beroep in te stellen.
6. De rechtbank beschikt enkel over het beroepschrift dat op 1 april 2022 is ontvangen. Omdat eiseres te laat beroep heeft ingesteld, heeft de rechtbank bij brief van 22 juni 2023 en 17 augustus 2023 om een toelichting van eiseres gevraagd. Op deze brieven heeft eiseres niet gereageerd. De rechtbank kan daarom slechts uitgaan van het beroepschrift dat op 1 april 2022 is ontvangen. Nu eiseres geen toelichting heeft gegeven op het te laat instellen van beroep, is niet gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding.
7. De rechtbank stelt kan daarom vast dat eiseres te laat beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.