ECLI:NL:RBMNE:2024:4952

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
23/4765
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist was verleend. De vergunninghoudster had op 13 mei 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een vrijstaande woning op een perceel in Zeist. Eiser, die aan een aangrenzend perceel woont, was het niet eens met de verleende vergunning en heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag is behandeld volgens de uitgebreide procedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op dat moment nog van toepassing was.

De rechtbank oordeelde dat het college bij de beslissing om de omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte heeft en dat het college een afweging van de betrokken belangen moet maken. Eiser voerde aan dat er geen inspraak was geweest en dat het bouwplan niet in overeenstemming was met de woonvisie van de gemeente. De rechtbank concludeerde echter dat het college aan alle wettelijke verplichtingen had voldaan en dat de woning in de ruimtelijke onderbouwing goed gemotiveerd was. De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning in stand blijft en dat het beroep ongegrond is verklaard.

De rechtbank benadrukte dat de Wabo van toepassing was omdat de aanvraag voor de omgevingsvergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet was ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de welstandsadviezen en dat het college deze adviezen aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. De uitspraak werd gedaan door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier G.M.T.M. Sips.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4765

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: T.C.J. Schaapherder),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist(het college)
,verweerder
(gemachtigde: mr. E.U.H. van de Schepop).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] ,uit [woonplaats] (vergunninghoudster).

Inleiding

1.1.
Vergunninghoudster wil een vrijstaande woning bouwen op het perceel [adres 1] in [woonplaats] (het perceel). Daartoe heeft ze op 13 mei 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd.
1.2.
Het college heeft het besluit op de aanvraag voorbereid met de uitgebreide procedure zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo), waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat het college een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage heeft gelegd. Eiser heeft binnen de termijn van terinzagelegging geen zienswijze naar voren gebracht.
1.3.
Nadat de gemeenteraad van de gemeente Zeist (de gemeenteraad) een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven, heeft het college met het besluit van 10 augustus 2023 een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en planologische strijdig gebruik verleend.
1.4.
Eiser woont aan het aangrenzend perceel [adres 2] . Het perceel van vergunninghoudster is kadastraal afgesplitst van eisers perceel. Eiser is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning en heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.5.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, de gemachtigde van het college, bijgestaan door [A] (casemanager) en vergunninghoudster, vergezeld door haar partner [B] .

Beoordeling door de rechtbank

Het toetsingskader
2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
3. Partijen zijn het er over eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat de woning in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Amersfoortseweg eo.”
4. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toe. Bij de keuze om wel of niet een vergunning te verlenen moet het college een afweging van de bij de aanvraag betrokken belangen maken. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiser of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit voor eiser onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
5. Het college moet beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Dat betekent dat voor de beoordeling door de rechtbank niet relevant is welke bouwplan eerder is aangevraagd en vergund voor het perceel.
Inspraak
6. Eiser voert allereerst aan dat er geen inspraak is geweest, dat er geen contact met hem is gezocht en dat het door hem gezochte contact onbeantwoord bleef.
7. De rechtbank stelt vast dat het college heeft voldaan aan alle wettelijke verplichtingen die horen bij de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Het ontwerpbesluit heeft ter inzage gelegen en eiser heeft hierop een zienswijze kunnen indienen. Dat heeft hij, weliswaar te laat, ook gedaan. Een voorafgaand inspraak- of participatietraject door vergunninghouder (of het college) is niet wettelijk verplicht. De beroepsgrond slaagt niet.
Stedenbouwkundige inpassing en welstand
8. Eiser voert aan dat de woning niet mooi en niet passend is in de omgeving, omdat de woning heel groot is, geen kap heeft, een vierkante vorm heeft en op geringe afstand van de erfgrens komt.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is in de ruimtelijke onderbouwing van 12 januari 2023 goed gemotiveerd dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Toegelicht is dat in de [straat] de afgelopen decennia vrijstaande woningen zijn gerealiseerd met diverse architectuur. Met name in het zuidelijk deel zijn kavels gesplitst, waarna op de afgesplitste kavel een woning werd gebouwd. De woning past zowel wat betreft massa-opbouw als wat betreft de afstand tot de perceelsgrenzen stedenbouwkundig in de structuur van dit deel van de [straat] . Er is sprake van een ruime opzet ten opzichte van de veel dichtere bebouwingsstructuur in het overige deel van de straat.
10. De Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit Mooisticht heeft op 21 maart 2022 een positief principe welstandsadvies en in aansluiting daarop op 13 juni 2022 een (definitief) welstandsadvies afgegeven.
11. Op grond van vaste rechtspraak mag het college in beginsel aan een welstandsadvies doorslaggevende betekenis toekennen. De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat de adviezen van Mooisticht van 21 maart 2022 en 13 juni 2022 naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen, dat het college deze niet, of niet zonder meer, aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen.
Eiser heeft geen tegenadvies van een deskundige overgelegd. Wat eiser heeft aangevoerd biedt naar het oordeel van de rechtbank geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de welstandsadviezen, de begrijpelijkheid en de getrokken conclusie. Het college heeft de adviezen aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Inpasbaarheid in woonbeleid
12. Eiser voert aan dat het bouwplan niet past binnen de woonvisie van de gemeente Zeist, omdat daarin wordt gestreefd naar een diversiteit aan bewoners, waaronder onder andere wordt verstaan dat verschillende inkomensgroepen een plaats wordt geboden in Zeist. Het toevoegen van één woning in het dure segment draagt niet bij aan de diversiteit van de bewoners in de omgeving van het plangebied. Dat vergunninghoudster zelf in de woning gaat wonen, betekent niet dat het bouwplan daarmee past binnen de woonvisie.
13. Het college heeft in het verweerschrift gewezen op bijlage 1 bij de Woonvisie Zeist 2021-2025, waarin staat dat de woningbouwdifferentiatie niet van toepassing is bij lopende projecten, waar een conceptbesluit is genomen, een gebiedsvisie is vastgesteld of als er een overeenkomst is ondertekend waar het woningbouwprogramma onderdeel van is. Dan geldt de differentiatie uit de Woonvisie 2016-2020. Omdat daarin voor projecten tot tien woningen geen differentiatienorm van toepassing is, past het bouwplan volgens het college binnen de Woonvisie. De gemeenteraad heeft immers op 31 maart 2015 een verklaring van geen bedenkingen afgegeven voor één woning op het perceel.
14. De rechtbank kan de motivering van het college volgen dat in dit geval de Woonvisie 2016-2020 van toepassing is, waarin geen differentiatienorm geldt voor projecten tot tien woningen. Niet gebleken is dat na de afgifte van de verklaring van geen bedenkingen in 2015 andersluidende besluiten zijn genomen. Die verklaring van geen bedenkingen is weliswaar afgegeven voor een ander bouwplan, maar dat neemt niet weg dat de gemeenteraad er met die verklaring van bedenkingen mee akkoord is gegaan dat op dit perceel één woning zou komen. De beroepsgrond slaagt niet.
Ecologie
15. Eiser voert aan dat er ten onrechte geen ecologisch onderzoek is uitgevoerd. In de omgevingsvergunning is verwezen naar een onderzoek uit 2009 dat niet meer geldig is. Het feit dat het perceel grotendeels is kaalgekapt en bouwrijp is gemaakt betekent niet dat er geen diersoorten kunnen verblijven en geen nieuw onderzoek nodig is. Volgens eiser zijn er drie waarnemingen gedaan van beschermde diersoorten binnen een straal van 300 meter van het perceel.
16. De rechtbank overweegt dat in de ruimtelijke onderbouwing en ook in het verweerschrift is toegelicht dat ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning de struiken en bomen op het perceel al gerooid waren (buiten het broedseizoen), het een braakliggend perceel is dat geen kenmerken heeft als omgeving dat geschikt is als rust- en verblijfsgebied van beschermde diersoorten. Er is daarom geen noodzaak een nieuwe Quickscan uit te voeren.
17. Op de zitting heeft het college verklaard dat een ecoloog van de omgevingsdienst de feitelijke situatie ter plaatse heeft bekeken en heeft geconstateerd dat er niet meer was dan gras, zand en onkruid. De kans dat er beschermde planten of dieren zijn was volgens de ecoloog nihil. Van dit locatiebezoek is geen verslag opgemaakt. Omdat de conclusie van het college dat (nader) ecologisch onderzoek niet nodig is (mede) is gebaseerd op bezoek van de ecoloog ter plaatse kan de rechtbank de motivering van het college volgen. Dat binnen een paar honderd meter van het perceel waarnemingen zijn gedaan van beschermde diersoorten heeft eiser niet onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

18. Gelet op wat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het college in redelijkheid een omgevingsvergunning heeft verleend voor het realiseren van een woning in afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of met de redelijke eisen van welstand.
19. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.