ECLI:NL:RBMNE:2024:4946

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/575952 / JE RK 24-887
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 juli 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de huidige situatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat een ondertoezichtstelling niet doelmatig is, omdat het gedrag van de moeder de belemmerende factor is en niet de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder moeilijk bereikbaar is voor hulpverlening en dat eerdere hulpverlening weinig effect heeft gehad. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, omdat zij van mening is dat een jeugdbeschermer het gedrag van de moeder niet kan veranderen en dat de situatie thuis onveranderd blijft. De kinderrechter heeft ook zorgen geuit over de gemoedstoestand van de moeder tijdens de zitting, wat de communicatie bemoeilijkte. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/575952 / JE RK 24-887
Datum uitspraak: 5 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 3 juni 2024;
  • de e-mail met bijlagen van vader, ontvangen op 2 juli 2024;
  • de e-mail met bijlagen van moeder, ontvangen op 1 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- mevrouw [A] van de Raad;
- mevrouw [B] van Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE).
De vader was niet aanwezig, omdat hij enkele dagen voor de zitting in het ziekenhuis was opgenomen en aan de hartbewaking lag. Hij heeft nadrukkelijk gevraagd om de zitting wel door te laten gaan.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken in een brief of een gesprek. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] woont bij de vader en [minderjarige 2] woont bij de vader en de moeder.
2.3.
Van augustus 2019 tot juli 2022 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad vindt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, omdat zij op sociaal-emotioneel vlak last hebben van de huidige situatie, stagnatie laten zien binnen hun ontwikkeling (met name op school) en de benodigde hulpverlening niet wordt opgestart.
Door de spanningen tussen ouders hebben de kinderen geen rust en stabiliteit, kunnen zij zich niet voldoende concentreren en ontwikkelen op school en hebben zij last van loyaliteitsproblematiek. Het gaat niet goed op school bij [minderjarige 1] ; hij heeft veel achterstand en onvoldoendes, waardoor hij niet overgaat. School is bezorgd dat moeder de hulp voor ondersteuning van [minderjarige 1] tegenhoudt. Moeder is erg wisselend hierin en heeft moeilijk contact met school, omdat zij snel van emoties kan wisselen. Van jongs af aan zijn er al zorgen over de concentratie en impulsregulatie van [minderjarige 1] . Daarnaast heeft hij dyslexie en werkt de situatie van ouders belemmerend.
[minderjarige 2] plaste tot kort geleden volgens vader met enige regelmaat in bed door de spanningsklachten. [minderjarige 2] wordt als een teruggetrokken meisje omschreven. Er zijn zorgen over haar verzorging, zij is meer dan gemiddeld afwezig van school en zij lijkt geen hulp te vragen. De Raad vindt het zeer zorgelijk dat zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] de situatie waarin zij zich bevinden als ‘normaal’ lijken te beschouwen en de onrust en spanningen die er tussen ouders spelen buiten zichzelf te plaatsen. Dit lijkt een coping mechanisme dat beide kinderen in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld. De Raad vindt het zorgelijk dat er niet veel veranderd lijkt te zijn ten aanzien van de situatie ten tijden van de vorige ondertoezichtstelling uit augustus 2019. De houding van moeder en de zorg die versnipperd is geraakt, maken dat een vrijwillig kader niet langer toereikend is. Ouders zijn bezig met randzaken in plaats van dat er echt gewerkt wordt aan wat de kinderen nodig hebben. Hierdoor zijn er zorgen over de beschikbaarheid van ouders voor de kinderen. Moeder is met verschillende instanties moeilijk in contact. Vader ervaart veel stress van de situatie en heeft al meerdere burn-outs gehad. Er zijn om die reden zorgen over de emotionele beschikbaarheid van vader.
De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden. De Raad vindt dit een passende termijn, omdat gezien de stagnerende werking door de houding van moeder en verschillende visies van ouders voldoende tijd noodzakelijk is om de belangen van de kinderen voorop te stellen. De Raad is daarbij van mening dat verdere trajecten voor ouders niet veel zin zullen hebben. De meerwaarde van een ondertoezichtstelling is met name dat een jeugdbeschermer regie kan voeren bij het inzetten van hulp aan de kinderen, desnoods door het geven van schriftelijke aanwijzingen. Ook kan een jeugdbeschermer meer zicht krijgen op de vraag hoe de zorgen van de moeder van invloed zijn op de kinderen en bezien wat ervoor nodig is om deze zorgen weg te nemen.
De Raad vindt dat aan de volgende doelen moet worden gewerkt tijdens de ondertoezichtstelling:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] krijgen spoedig de hulp die nodig is om zich goed te kunnen ontwikkelen en goed te kunnen functioneren binnen het onderwijs (zoals het diagnostisch onderzoek betreffende [minderjarige 1] ) en binnen de thuissituaties bij vader en moeder;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben twee beschikbare ouders die de wensen, behoeften en ontwikkelingen van de kinderen voorop stellen, waardoor zij kunnen opgroeien in een rustige, stabiele opvoedsituatie, waarbij de afspraken rondom het co-ouderschap duidelijk zijn en worden nageleefd;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren ruimte om hun emoties te uiten en ervaren steun en betrokkenheid van hun ouders. Beide ouders zetten hiervoor de benodigde stappen om de juiste individuele hulp te krijgen.

4.De standpunten

4.1.
De vader is teleurgesteld over de uitkomst van het onderzoek door de Raad. Vader is van mening dat een ondertoezichtstelling niet helpend zal zijn voor het gezin. Een jeugdbeschermer gaat de situatie namelijk niet veranderen. Vader vindt dat het gezag van moeder beëindigd moet worden, omdat zij haar gezag misbruikt. Hierdoor kan noodzakelijke hulpverlening niet worden ingezet.
4.2.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij maakt zich geen zorgen over de kinderen en vindt dat het vrijwillig kader voldoende is als het gaat over eventuele hulpverlening.
4.3.
SAVE heeft twijfels bij de doelmatigheid en de uitvoerbaarheid van een ondertoezichtstelling. De vraag is of de kinderen kunnen profiteren van hulpverlening als een ondertoezichtstelling zoveel spanning oplevert bij de ouders.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen af, omdat zij een ondertoezichtstelling niet doelmatig vindt. Zij is namelijk van oordeel dat niet zozeer de communicatie tussen ouders de reden is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet de hulp en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben, maar dat het moeder is, die door haar gedrag daarin de belemmerende factor is. Een ondertoezichtstelling zal daarin naar verwachting onvoldoende verandering kunnen brengen. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt.
5.2.
In het rapport van de Raad staan veel voorbeelden van situaties waarin het contact tussen instanties en de moeder heel complex is. De Raad benoemt dat diverse informanten in het onderzoek aangeven dat met name de samenwerking met moeder ingewikkeld is en dat het moeilijk is om rustig en constructief een gesprek te voeren. Moeder reageert vanuit haar emotie of stopt het gesprek door weg te gaan. Zij stuurt veel en lange mails naar meerdere betrokkenen, waarvan de inhoud en het doel niet altijd duidelijk zijn. Een voorbeeld daarvan is het gesprek dat de Raad met de moeder had ten behoeve van het onderzoek. In dat gesprek heeft moeder zoveel vragen en kanttekeningen opgeworpen dat een gesprek nauwelijks van de grond kwam en de onderzoeker niet alle vragen heeft kunnen stellen die nodig waren om meer zicht te krijgen op de situatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ook blijkt uit het Raadsrapport dat de school van [minderjarige 1] niet meer met moeder in gesprek gaat vanwege haar toon. Zij was daarom niet uitgenodigd bij het gesprek waarin werd verteld dat [minderjarige 1] bleef zitten. Ook het wijkteam benoemt bij de Raad zorgen over de wisselende stemmingen van moeder en maakt zich zorgen over haar beschikbaarheid voor de kinderen. De moeder geeft toestemmingen vaak niet. Zo heeft zij het wijkteam geen toestemming gegeven om contact te leggen met school en heeft zij geen toestemming gegeven voor het inzetten van hulpverlening voor [minderjarige 1] . Volgens het wijkteam wil de moeder van alles van het wijkteam, maar hulpverlening komt niet van de grond, omdat geen enkel overleg met moeder leidt tot concrete afspraken en passend advies. In plaats daarvan zijn er discussies en verwijten. Het gevolg is dat er volgens het wijkteam nauwelijks zicht op de kinderen is en dat hulpverlening van [minderjarige 1] niet van de grond komt. De wijkagent is ook gesproken. Hij maakt zich zorgen over de gemoedstoestand van moeder, omdat zij last lijkt te hebben van stemmingswisselingen. De jeugdbeschermer die het gezin vanuit de eerdere ondertoezichtstelling kent meldt in het Raadsrapport dat de hulpverlening die de kinderen destijds kregen is gestopt. De reden daarvan was dat de hulpverleners aangaven dat als er in de thuissituatie niks veranderde de hulp aan de kinderen geen effect zou hebben.
5.3.
De Raad heeft tijdens de zitting verklaard dat vooralsnog onduidelijk is hoe het komt dat beslissingen niet worden genomen door de ouders. De Raad wil daar meer zicht op krijgen. De kinderrechter ziet dat anders. In het rapport worden weliswaar niet alléén zorgen beschreven over de moeder. Ook over de vader zijn er zorgen, zij het in veel mindere mate. Duidelijk is verder dat ouders niet goed door één deur kunnen. De kinderrechter is evenwel van oordeel dat uit het rapport een duidelijk patroon naar voren komt, waarbij de houding van moeder ertoe leidt dat gezagsbeslissingen die genomen moeten worden in het belang van de kinderen steevast verzanden in moeilijke discussies die alle betrokkenen veel energie en tijd kosten. Daarbij ontstaat er vooral veel onduidelijkheid, maar beslissingen worden niet genomen.
5.4.
De kinderrechter is met de Raad van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om die ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De kinderrechter ziet echter niet wat een ondertoezichtstelling daarin zal kunnen veranderen. Een jeugdbeschermer zal immers het gedrag van moeder niet kunnen veranderen. De schriftelijke aanwijzingen die dan vermoedelijk volgen als moeder geen toestemming geeft voor benodigde hulpverlening, wellicht gevolgd door verzoeken tot vervangende toestemming bij de rechtbank, zullen alleen voor meer stress, onrust, maar bovenal tot vertraging leiden bij de hulp die nodig is. Daarnaast blijkt uit de eerdere ondertoezichtstelling dat hulp aan de kinderen weinig effect heeft als de situatie thuis onveranderd blijft. Nu de Raad niet vindt dat er moet worden ingezet aan hulp aan de ouders, is ook nu niet de verwachting dat de kinderen dan zullen profiteren van de hulpverlening.
5.5.
Ten slotte merkt de kinderrechter op dat ook zij zich tijdens de zitting zorgen maakte over de gemoedstoestand van de moeder. De moeder presenteerde zich tijdens de zitting zeer theatraal en leek bevangen te zijn door haar emoties. Het was tijdens de zitting daardoor niet mogelijk om tot een gesprek te komen.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Y. Janson als griffier, en op schrift gesteld op 17 juli 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.