ECLI:NL:RBMNE:2024:4935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/579001 / FZ RK 24-598
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 31 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling familierecht, een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1946. Het verzoek tot voortzetting werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 29 juli 2024, naar aanleiding van een dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, waaronder Alzheimer, en een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstige psychische en lichamelijke schade, en dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om de veiligheid van de betrokkene te waarborgen.

Tijdens de zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar waarnemend advocaat, en zorgprofessionals. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene onder invloed van haar partner staat, die verdacht wordt van geestelijke mishandeling, en dat dit haar welzijn in gevaar brengt. De rechtbank heeft besloten de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen voor de duur van zes weken, tot en met 11 september 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A. ter Meer-Siebers en is schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/579001 / FZ RK 24-598
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 31 juli 2024naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1946 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [plaats 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.W. Veldhuijsen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 juli 2024, is verzocht om voortzetting van de inbewaringstelling.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester d.d. 26 juli 2024;
- de medische verklaring d.d. 26 juli 2024;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd d.d. 6 februari 2024;
- het episodejournaal d.d. 26 juli 2024.
Later zijn de volgende aanvullende stukken toegestuurd:
  • een afschrift van de beschikking waarbij het mentorschap (en bewind) is ingesteld d.d. 30 juli 2024;
  • het schrijven van de zoon [A (voornaam)] ;
  • het schrijven van de huisarts van betrokkene;
  • het schrijven van de casemanager.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 31 juli 2024, in het gebouw [stichting] , locatie [locatie] te [plaats 1] .
1.3.
De mentor heeft bezwaar gemaakt tegen aanwezigheid van de heer [B] ter zitting. De rechtbank heeft hier gelet op de bijzondere situatie begrip voor. De heer [B] was echter wel door de rechtbank opgeroepen voor de zitting. De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien de heer [B] voorafgaand aan de zitting te horen (en ter zitting kort weer te geven wat besproken is). Met de heer [B] is afgesproken dat hij vanaf 16.00 uur kon bellen met de griffie om de uitspraak te vernemen.
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. F. van Seventer, waarnemend advocaat;
- mevrouw [C] , casemanager dementie;
- mevrouw [D] , verpleegkundig specialist Wvggz;
- mevrouw [E] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [F] , waarnemend mentor en bewindvoerder;
- de heer [G] teamleider crisisafdeling;
- mevrouw [H] , basis arts;
- mevrouw [I] , verpleegkundige van de afdeling.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
De standpunten
De advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De mentor en de overige aanwezigen bepleiten ter zitting toewijzing van het verzoek.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van haar -voorliggende- psychogeriatrische aandoening te weten Alzheimer, alsmede een verstandelijke beperking en een bipolaire stoornis met psychotische episodes en katatonie, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.3.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in ernstige psychische schade, alsmede ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing en acute maatschappelijke teloorgang.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
Ter toelichting overweegt de rechtbank als volgt.
De heer [B] was tot de aanstelling van de mentor en bewindvoerder op 30 juli 2024 partner en wettelijk vertegenwoordiger van betrokkene op grond van de Wet Geneeskundige Behandelings Overeenkomst (WGBO). Hij heeft in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger bezwaar tegen voortzetting van het verblijf van betrokkene in de zorginstelling. Hij stelt altijd goed voor betrokkene te hebben gezorgd en wil dit ook graag voortzetten. Hij heeft hierbij alleen maar haar belang voor ogen.
2.6.
De rechtbank overweegt dat er grote zorgen zijn om betrokkene. Zij is gediagnosticeerd met een verstandelijke beperking en bekend met de diagnose bipolaire stoornis. Daarnaast is sprake van dementie die op dit moment de voorliggend is. Betrokkene woont met haar partner in haar woning. De partner wordt verdacht van geestelijke mishandeling. Hij houdt alle zorgverlening weg bij betrokkene en zij heeft haar kinderen al lang niet meer gezien. Betrokkene heeft herhaaldelijk aangegeven bij haar partner weg te willen, maar is niet tegen hem opgewassen als zij (weer) onder zijn invloed komt. Op [locatie] gaat het goed en de bedoeling is dat betrokkene uiteindelijk naar een verpleeghuis gaat in de regio [plaats 2] , waar haar zoons wonen. Er is inmiddels een mentor/bewindvoerder die de belangen van betrokkene verder zal behartigen. De voortzetting inbewaringstelling is noodzakelijk om de veiligheid van betrokkene te waarborgen en haar buiten de invloedsfeer van haar partner te houden en vanuit daar een permanente verblijfplaats voor betrokkene te vinden.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 11 september 2024.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1946 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 september 2024.
Deze beschikking is op 31 juli 2024 mondeling gegeven door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door W.P.J. Rubingh als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.