ECLI:NL:RBMNE:2024:4929

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
23/5833
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na tegemoetkoming door het Uwv in een WIA-uitkeringszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoekster ontvangt sinds 20 augustus 2021 een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en is 68,27% arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft op 22 november 2022 besloten haar loongerelateerde uitkering om te zetten in een vervolguitkering, omdat zij haar restverdiencapaciteit niet benut. Verzoekster heeft op 11 september 2022 een verslechtering van haar gezondheidssituatie gemeld, wat leidde tot een herbeoordeling door het Uwv. Het primaire besluit van 13 december 2022 stelde haar arbeidsongeschiktheid vast op 35,2%, maar dit werd door verzoekster bestreden.

Na een beroepsprocedure en een zitting op 12 juni 2024, heeft het Uwv op 17 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond werd verklaard. Hierdoor werd verzoekster per 12 september 2021 80-100% arbeidsongeschikt geacht. Verzoekster trok haar beroep in en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, waarop het Uwv geen bezwaar had tegen een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, omdat het Uwv geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn berekend op een totaal van € 2.998,-, inclusief vergoeding van het griffierecht van € 50,-. De rechtbank heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5833

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Koolhoven),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

1. Eiseres ontvangt sinds 20 augustus 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij 68,27% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft op 22 november 2022 besloten dat eiseres een andere WIA-uitkering krijgt. Omdat eiseres niet werkt, benut zij haar restverdiencapaciteit niet. Daarom wordt haar loongerelateerde uitkering omgezet in een vervolguitkering.
1.1.
Op 11 september 2022 heeft verzoekster aan het Uwv aangegeven dat haar gezondheidssituatie, per 12 september 2021 voor een periode van meer dan twee maanden, is verslechterd. Vanwege dit verzoek heeft een herbeoordeling plaatsgevonden.
1.2.
Met het besluit van 13 december 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan verzoekster meegedeeld dat zij per 12 december 2022 35,2% arbeidsongeschikt is. Haar vervolguitkering wordt hierop per 1 maart 2023 aangepast.
1.3.
Met het besluit van 21 december 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.4.
Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek op zitting heeft op 12 juni 2024 plaatsgevonden. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.6.
Het onderzoek is op de zitting aangehouden in afwachting van een nadere medische rapportage van (de verzekeringsarts bezwaar en beroep) van het Uwv dan wel een wijzigingsbeslissing.
1.7.
Het Uwv heeft met het besluit van 17 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Het Uwv heeft het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard. Verzoekster wordt per 12 september 2021 80-100% arbeidsongeschikt geacht. Door deze wijziging van het standpunt van het Uwv, is een termijn van 24 maanden gaan lopen waarin verzoekster niet hoeft te voldoen aan de inkomenseis. De verlaging van de vervolguitkering vindt daarom pas per 12 december 2024 (in plaats van 1 maart 2023) plaats.
1.8.
Naar aanleiding van het besluit van 17 juli 2024 heeft verzoekster het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
1.9.
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Het Uwv heeft de rechtbank meegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen een (forfaitaire) proceskostenveroordeling in bezwaar en beroep en ook bereid is het griffierecht te vergoeden.
1.10.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank sluit het onderzoek en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het Uwv aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het Uwv geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 27 november 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard. Het Uwv heeft op 17 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Het Uwv heeft het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard. Verzoekster wordt per 12 september 2021 80-100% arbeidsongeschikt geacht. Hiermee is het Uwv tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het Uwv aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. Verzoekster heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.998,-.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv tot betaling van € 2.998,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.