ECLI:NL:RBMNE:2024:4929
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na tegemoetkoming door het Uwv in een WIA-uitkeringszaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoekster ontvangt sinds 20 augustus 2021 een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en is 68,27% arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft op 22 november 2022 besloten haar loongerelateerde uitkering om te zetten in een vervolguitkering, omdat zij haar restverdiencapaciteit niet benut. Verzoekster heeft op 11 september 2022 een verslechtering van haar gezondheidssituatie gemeld, wat leidde tot een herbeoordeling door het Uwv. Het primaire besluit van 13 december 2022 stelde haar arbeidsongeschiktheid vast op 35,2%, maar dit werd door verzoekster bestreden.
Na een beroepsprocedure en een zitting op 12 juni 2024, heeft het Uwv op 17 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond werd verklaard. Hierdoor werd verzoekster per 12 september 2021 80-100% arbeidsongeschikt geacht. Verzoekster trok haar beroep in en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, waarop het Uwv geen bezwaar had tegen een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, omdat het Uwv geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn berekend op een totaal van € 2.998,-, inclusief vergoeding van het griffierecht van € 50,-. De rechtbank heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.