Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[procesdeelnemer II] ,
[procesdeelnemer III],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord
- de akte uitlaten over producties.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank. De eiser, de naamloze vennootschap De Volksbank N.V., heeft in 2003 en 2004 twee hypotheekovereenkomsten gesloten en vordert betaling van een openstaande hypotheekschuld van € 745.927,11. De Volksbank baseert haar vordering op artikel 42 van haar Algemene Voorwaarden, waarin een woonplaatskeuze is opgenomen. De gedaagde, [procesdeelnemer II], heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, stellende dat artikel 42 vernietigbaar zou zijn en dat de Belgische rechter bevoegd zou zijn boven de Nederlandse rechter.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de bevoegdheid van de Rechtbank Midden-Nederland is gegeven door de woonplaatskeuze van [procesdeelnemer II] in Utrecht, zoals vastgelegd in de Algemene Voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [procesdeelnemer II] voldoende gelegenheid heeft gehad om kennis te nemen van deze voorwaarden en dat deze voorwaarden niet onredelijk bezwarend zijn. De rechtbank heeft het verweer van [procesdeelnemer II] dat artikel 42 een oneerlijk beding is, verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering van [procesdeelnemer II] om de rechtbank onbevoegd te verklaren, niet kan slagen.
De rechtbank heeft de vordering van [procesdeelnemer II] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de Volksbank in het incident, begroot op € 614,00. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 18 september 2024 voor het nemen van een conclusie van antwoord door [procesdeelnemer II].