De burgemeester kan aan een persoon een huisverbod opleggen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of als op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
Artikel 2 van het Besluit tijdelijk huisverbod bepaalt dat de burgemeester bij de afweging of een huisverbod wordt opgelegd uitsluitend let op feiten en omstandigheden die in de bijlage bij het Besluit zijn opgenomen. De burgemeester laat zich verder adviseren door deskundigen die, voor hun oordeel of bij (mogelijk) huiselijk geweld een huisverbod moet worden opgelegd, een Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) invullen.
Het opleggen van een huisverbod is een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van alle betrokkenen. De bevoegdheid om zo’n huisverbod op te leggen, is daarom beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, of ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Als dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid nodig is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden zo ernstig zijn, dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod bestond. Als dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester om vervolgens van die bevoegdheid gebruik te maken verder door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Dit volgt uit vaste rechtspraak.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester het huisverbod terecht heeft opgelegd. De situatie zoals die door de politie werd aangetroffen in de vroege ochtend van 28 juli 2024 en de door partijen afgelegde verklaringen daarover, vormden voor de burgemeester voldoende reden om ernstig te vermoeden dat sprake was van een situatie waarin zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van de ex-partner en de kinderen van eiser voordeed. Er was sprake van een uit de hand gelopen ruzie tussen eiser en zijn ex-partner waarin sprake was van agressie en geweld. Eén van de kinderen was daarvan getuige. Partijen beschuldigen elkaar over en weer van deze agressie en dit geweld. Op basis van wat de politie waarnam en de afgelegde verklaringen was ingrijpen door het opleggen van een tijdelijk huisverbod noodzakelijk. Daarbij is in dit geval niet van belang wie schuld heeft aan het ontstaan van deze uit de hand gelopen situatie; het opleggen van een huisverbod is geen straf, maar een maatregel om de gemoederen weer te bedaren en hulpverlening op gang te brengen. De voorzieningenrechter vindt het verder redelijk dat de burgemeester ervoor heeft gekozen om de maatregel op te leggen aan eiser. De ex-partner heeft het gezag over de nog jonge kinderen en die kunnen beter in hun eigen woning blijven wonen, terwijl eiser tijdelijk bij zijn moeder kan verblijven.
Tijdens de zitting is de burgemeester bekend geworden met het zorgadvies over het verlengen/intrekken van een tijdelijk huisverbod opgesteld door Samen Veilig Midden-Nederland (AMHK). De burgemeester heeft het advies gedeeld met de voorzieningenrechter en eiser, zodat het direct besproken kon worden. In het zorgadvies staat dat er tijdens het zorgoverleg goede afspraken zijn gemaakt en dat zowel eiser als de ex-partner hulp accepteren. Er zal ook hulp voor de kinderen worden ingezet. Omdat eiser toezegt dat hij niet meer naar de woning zal gaan, is de zorg afgenomen en wordt geadviseerd het huisverbod niet te verlengen.
De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat niet langer gezegd kan worden dat sprake is van een ernstig en onmiddellijk gevaar, of een ernstig vermoeden daarvan, voor de veiligheid van personen. Omdat de oplegging van een tijdelijk huisverbod ingrijpt op iemands woonrecht en zodoende heel ingrijpend is, mag deze maatregel niet langer duren dan strikt noodzakelijk. De voorzieningenrechter vindt dat het zorgadvies aanleiding geeft om het huisverbod zo snel mogelijk te beëindigen en beslist daarom tot opheffing van het tijdelijk huisverbod met ingang van 6 augustus 2024 om 12.00 uur. De voorzieningenrechter kiest voor dit tijdstip, zodat er tijd is om eventueel nieuwe afspraken te maken over de kinderen voor de komende dagen en over het ophalen van spullen. Ook moet de ex-partner geïnformeerd worden en moet zij enige tijd krijgen om zich op de beëindiging van het huisverbod in te stellen.
Voor de duidelijkheid merkt de voorzieningenrechter op dat de beëindiging van het huisverbod niet betekent dat eiser morgen terug kan keren naar de woning. Er is aan hem een gedragsaanwijzing (een locatieverbod) opgelegd die nog van kracht is en er zijn afspraken gemaakt met Samen Veilig Midden-Nederland waaraan eiser zich moet houden. Zoals gezegd heeft eiser toegezegd niet meer naar de woning te gaan. Alleen in overleg met Samen Veilig kan er contact zijn met de ex-partner en de kinderen, waarbij steeds de belangen van de kinderen voorop moeten staan. Daarnaast accepteren zowel eiser als ex-partner hulp van Geynwijs en Jeugdhulpverlening.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is gegrond. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit voor zover dit voortduurt na 6 augustus 2024 om 12.00 uur.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Omdat eiser voor deze procedure geen griffierecht verschuldigd is, hoeft de burgemeester geen griffierecht te vergoeden.
Omdat de voorzieningenrechter beslist op het beroep, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.