ECLI:NL:RBMNE:2024:4875

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/573157 / FO RK 24-405
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader over de kinderen in het kader van een complexe familierechtelijke procedure

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 1 augustus 2024, wordt het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezag van de vader over zijn kinderen te beëindigen aangehouden. De vader, die momenteel gedetineerd is en verdacht wordt van betrokkenheid bij de dood van de moeder van de kinderen, heeft zijn gezag sinds januari 2024 geschorst. De kinderen verblijven bij hun opa en stiefoma, die goed voor hen zorgen. De rechtbank oordeelt dat het nog te vroeg is om een definitieve beslissing te nemen over het gezag, gezien de lopende strafzaak en de emotionele situatie van de kinderen. De rechtbank houdt rekening met de belangen van de kinderen en de vader, en stelt dat de voorlopige voogdij door SAVE voortduurt totdat er een onherroepelijke beslissing is genomen. Daarnaast wordt een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen eens per zes weken contact hebben met hun vader, onder begeleiding van een hulporganisatie. De rechtbank vraagt om een aanvullende rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming uiterlijk op 31 januari 2025, waarin de stand van zaken van de strafzaak en de situatie van de kinderen wordt toegelicht. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/573157 / FO RK 24-405 (beëindiging van het ouderlijk gezag)
Beschikking van 1 augustus 2024
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden-Nederland, hierna: de Raad,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
over de kinderen:
[minderjarige 1], geboren op [2015] in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2], geboren op [2017] in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 2 (voormaam)] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[A], hierna: de vader,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
advocaat mr. H.S.K. Jap-A-Joe,
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna: SAVE,
gevestigd in [vestigingsplaats] .
De rechtbank merkt als
informantaan:
de heer [B] en mevrouw [C], hierna: opa moederszijde (mz) en stiefoma,
wonende in [woonplaats] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de Raad (met bijlagen) ten aanzien van de gezagsbeëindiging, binnengekomen op 27 maart 2024;
  • het verzoekschrift van de Raad (met bijlagen) ten aanzien van het vaststellen van een omgangsregeling, binnengekomen op 24 juni 2024.
1.2.
De verzoeken zijn door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 27 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader en zijn advocaat;
  • de heer [D] namens de Raad;
  • mevrouw [E] (voogd) en mevrouw [F] namens SAVE;
  • de stiefoma.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] werd tot [2024] uitgeoefend door de moeder en de vader.
2.2.
De moeder van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] is overleden op [2024] .
2.3.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] verblijven momenteel bij opa (mz) en stiefoma.
2.4.
In de beschikking van 3 januari 2024 is het gezag van de vader geschorst en is SAVE belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] . Uit de wet volgt dat de maatregel van de voorlopige voogdij na verloop van drie maanden vervalt, tenzij voor het einde van deze termijn om een voorziening in het gezag over de kinderen is verzocht. [1] Nu het verzoek van de Raad op 27 maart 2024 bij de rechtbank is ingediend, is de voorlopige voogdij van rechtswege verlengd tot er bij onherroepelijke beslissing in het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] zal zijn voorzien.
2.5.
De Raad vraagt de rechtbank nu om het gezag van de vader te beëindigen en SAVE met de voogdij te belasten. SAVE heeft per brief van 4 januari 2024 laten weten dat zij bereid is om de voogdij over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] op zich te nemen. De vader is het niet eens met dit verzoek van de Raad. Subsidiair verzoekt de Raad een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing van de kinderen voor de duur van een jaar.
2.6.
Daarnaast verzoekt de Raad om een omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] . Daar is iedereen het mee eens.

3.De beoordeling

Beslissing
3.1.
De rechtbank houdt het verzoek van de Raad om het gezag van de vader te beëindigen aan. Verder wijst de rechtbank het verzoek van de Raad om een omgangsregeling vast te stellen met de vader toe. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
Aanhouding van de beslissing over de gezagsbeëindiging
3.2.
Volgens de wet kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen als kinderen opgroeien op een manier waardoor zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De ‘aanvaardbare termijn’ is de periode waarbinnen voor de kinderen duidelijk moet zijn waar zij zullen opgroeien. [2] Een gezagsbeëindiging is een zeer ingrijpende maatregel, die een inmenging in het gezinsleven van ouder en kinderen met zich brengt. Daarom moet altijd een zorgvuldige afweging van de belangen van de ouders en de belangen van de kinderen worden gemaakt en moet de rechtbank onderzoeken of het doel van de maatregel met een lichtere maatregel bereikt kan worden.
3.3.
De rechtbank vindt het nog te vroeg om te beslissen over het verzoek van de Raad om het gezag van de vader te beëindigen. De vader wordt namelijk wel verdacht van betrokkenheid bij het overlijden van de moeder, maar de strafkamer van de rechtbank heeft zijn schuld nog niet vastgesteld. De vader zit sinds januari 2024 in voorlopige hechtenis. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft nog niet plaatsgevonden. De rechtbank heeft van de advocaat van de vader begrepen dat op dit moment het onderzoek naar de doodsoorzaak van de moeder en de rol van de vader nog niet is afgerond. Eind juli 2024 wordt het rapport van de patholoog verwacht over de doodsoorzaak. De verwachting is dat kort daarna ook het triple-onderzoek van het NIFP naar de vader afgerond zal zijn. In augustus 2024 is de volgende pro forma zitting van de strafzaak gepland en de verwachting is dat op dat moment alle onderzoeken afgerond zullen zijn. De advocaat van de vader heeft toegelicht dat zij verwacht dat, als er geen nadere onderzoekswensen worden ingediend, de inhoudelijke behandeling van de strafzaak aan het einde van dit jaar zal plaatsvinden. Zolang er nog geen eindvonnis in de strafzaak is gegeven, is het niet duidelijk of de vader nog langer gedetineerd zal blijven en hoe lang die detentie zal duren. Dat maakt dat er op dit moment geen duidelijkheid bestaat over de vraag of en wanneer de vader weer in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] binnen een voor hen aanvaardbare termijn op zich te nemen. Daarom wil de rechtbank de beslissing over zijn gezag uitstellen. De rechtbank ziet bovendien dat de situatie van de kinderen goed is geregeld, zodat het voor hen niet noodzakelijk is om nu een definitieve beslissing over het gezag van de vader te nemen. Sinds januari 2024 verblijven de kinderen namelijk bij opa (mz) en stiefoma die goed voor hen zorgen en daarbij ondersteuning krijgen van pleegzorgorganisatie [organisatie 1] . De vader is blij dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] bij hun opa en stiefoma verblijven. Hij heeft volledig het vertrouwen dat opa en oma goed voor hen kunnen zorgen. Uit het dossier en wat er op de zitting besproken is blijkt verder dat er naast opa (mz) en stiefoma een groot netwerk bij de kinderen betrokken is, dat onder meer bestaat uit twee halfzussen van vaderszijde, oma moederszijde en een oom en tante moederszijde. Daarnaast is er hulp ingezet voor de kinderen door [organisatie 2] en door de school van de kinderen en heeft [minderjarige 1 (voornaam)] een coach.
3.4.
De rechtbank vindt het op dit moment ook niet passend om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] onder toezicht te stellen en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. In dat geval zou de vader namelijk weer het gezag over de kinderen uitoefenen, wat betekent dat hij beslissingen zou moeten nemen over alle zaken die voor de kinderen geregeld moeten worden. Dat is in deze zaak niet wenselijk. In de eerste plaats is de verhouding tussen de verzorgers van de kinderen, opa (mz) en stiefoma, en de vader op dit moment erg complex en spanningsvol. De vader wordt immers verdacht van betrokkenheid bij de dood van de dochter van opa moederszijde en dat maakt de situatie emotioneel zwaar beladen. Bovendien heeft de vader op dit moment veel aan zijn hoofd, omdat hij emotioneel in beslag wordt genomen door de strafzaak. Daar komt bij dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] heel kwetsbaar zijn waardoor zij extra hulp nodig hebben. In een korte periode is er veel gebeurd in hun leven: zij hebben hun moeder verloren, hun vader zit in de gevangenis en zij hebben hem een lange tijd niet gezien en ze zijn verhuisd naar opa en oma, waardoor zij ook van school hebben moeten wisselen. Dat is heel veel tegelijk en de rechtbank gaat ervan uit dat er ook de komende tijd nog veel zaken voor de kinderen geregeld moeten worden, zoals (aanvullende) hulpverlening.
3.5.
Zoals uit het voorgaande blijkt zal de rechtbank de beslissing over het verzoek van de Raad aanhouden. Zolang de rechtbank geen onherroepelijke beslissing neemt over het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] , loopt de voorlopige voogdij door. Dat betekent dat SAVE voorlopig belast blijft met de voorlopige voogdij over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] . SAVE zal als voorlopig voogd in samenwerking met de familie en de vader afspraken maken over de kinderen en de benodigde hulpverlening inzetten. Dat verloopt tot nu toe goed. SAVE heeft een goede samenwerking met de familie en met de vader en de hulpverlening voor de kinderen is opgestart. Dat de voorlopige voogdij bij SAVE ligt, betekent niet dat vader niet betrokken zal worden in beslissingen die genomen moeten worden voor de kinderen. SAVE zal de vader nog steeds moeten informeren en consulteren als er beslissingen moeten worden genomen.
Vervolg van de procedure
3.6.
De rechtbank wil uiterlijk op 31 januari 2025
van de Raadeen aanvullende raadsrapportage ontvangen en vernemen of hij zijn verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt. Daarnaast wil de rechtbank dan van de Raad vernemen:
  • wat de stand van zaken is van de strafzaak;
  • hoe het met de kinderen gaat;
  • hoe de omgang tussen de vader en de kinderen verloopt;
  • welke hulpverlening is ingezet of nog loopt.
3.7.
Vervolgens krijgen
SAVE en de vadereen termijn van twee weken om te reageren op het aanvullende rapport van de Raad. Daarna zal de rechtbank beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Omgangsregeling
3.8.
Alle betrokkenen zijn het eens met de door de Raad verzochte omgangsregeling. De rechtbank zal daarom een omgangsregeling vaststellen tussen de vader en [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] , die inhoudt dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] :
  • eens per zes weken fysieke omgang hebben met de vader binnen de [verblijfplaats] waar de vader verblijft, en
  • eens per zes weken (video)belcontact hebben met de vader,
  • waarbij zowel de fysieke omgang als de belcontacten worden begeleid door [organisatie 2] , en
  • waarbij de omgangsregeling onder regie en begeleiding van SAVE kan worden uitgebreid of gewijzigd als dat in het belang van de kinderen is.
3.9.
Gelet op de ingewikkelde situatie en de complexe familieverhoudingen is het belangrijk dat SAVE de omgang goed blijft monitoren. Gekeken moet worden hoe [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] reageren op de omgang en de frequentie en de duur van de omgang moeten passen bij wat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] aankunnen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.10.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt een omgangsregeling vast tussen de vader en [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] , die inhoudt dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voormaam)] :
  • eens per zes weken fysieke omgang hebben met de vader binnen de [verblijfplaats] waar de vader verblijft, en
  • eens per zes weken (video)belcontact hebben met de vader,
  • waarbij zowel de fysieke omgang als de belcontacten worden begeleid door [organisatie 2] , en
  • waarbij de omgangsregeling onder regie en begeleiding van SAVE kan worden uitgebreid of gewijzigd als dat in het belang van de kinderen is;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
houdt iedere beslissing over het primaire verzoek van de Raad om het gezag van de vader te beëindigen en SAVE tot voogd te benoemen en het subsidiaire verzoek om een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing aan tot
31 januari 2025, met het verzoek
aan de Raadom
uiterlijk op die dageen aanvullende raadsrapportage bij de rechtbank in te dienen en aan de advocaat van de vader en SAVE te sturen, waaruit blijkt of de Raad zijn verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt, en waarbij hij de rechtbank in ieder geval informeert over:
  • de stand van zaken in de strafzaak;
  • hoe het met de kinderen gaat;
  • hoe de omgang tussen de vader en de kinderen verloopt;
  • welke hulpverlening is ingezet of nog loopt;
4.4.
verzoekt
SAVE en de advocaat van de vaderuiterlijk op
14 februari 2025hun schriftelijke reactie op het aanvullende rapport van de Raad te sturen aan de rechtbank, de Raad en aan elkaar.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. A.G. Bakker (voorzitter), mr. G.L.M. Urbanus en mr. A.C. van Waning, kinderrechters, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
SC

Voetnoten

1.Artikel 1:241 lid 5 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:266 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW).