ECLI:NL:RBMNE:2024:486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
10877869 \ LV EXPL 24-2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woning op grond van overlast door huurder

In deze zaak heeft Woonstichting Centrada een kort geding aangespannen tegen de bewindvoerder van de heer [A], die sinds 12 juli 2023 een woning huurt van Centrada. De huurder heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige overlast, waaronder het tot ontploffing brengen van een explosief in de woning, wat heeft geleid tot sluiting van het gehuurde door de burgemeester. Centrada vordert ontruiming van de woning, omdat de huurovereenkomst volgens hen rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden. De bewindvoerder is niet verschenen op de zitting, wat heeft geleid tot verstek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder geen verweer heeft gevoerd en dat de vordering van Centrada op basis van de subsidiaire grondslag, namelijk de overlast door de huurder, gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overlast door de huurder zo ernstig is dat ontruiming van de woning noodzakelijk is. De bewindvoerder is veroordeeld in de proceskosten en moet de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 10877869 \ LV EXPL 24-2
Vonnis in kort geding van 30 januari 2024
in de zaak van
WOONSTICHTING CENTRADA,
gevestigd te Lelystad,
eisende partij,
hierna te noemen: Centrada,
gemachtigde: mr. T. Mulder,
tegen
[bewindvoerder] B.V.,
in haar hoedanigheid als vermogensrechtelijk bewindvoerder in de onderbewindstelling van de heer [A] ,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
niet verschenen.

1.De zaak in het kort

1.1.
[A] huurt van Centrada sinds 12 juli 2023 de woning aan de [adres]
in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). Het gehuurde behoort tot een complex van woningen met een centrale toegangsdeur. Centrada heeft van bewoners van het complex overlastmeldingen ontvangen. Op 15 december 2023 is in het gehuurde een explosief tot ontploffing gebracht. De burgemeester heeft het gehuurde naar aanleiding van de ontploffing voor één maand gesloten. Centrada wil nu dat het gehuurde wordt ontruimd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met producties van Centrada en de nagekomen producties 8, 14 en 15 van Centrada.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 januari 2024. Namens Centrada zijn [B] , [C] en [D] verschenen, bijgestaan door mr. Mulder. De bewindvoerder is niet verschenen. Ook [A] is niet aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling.
2.3.
De bewindvoerder heeft laten weten dat hij niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zal zijn, omdat geen ontruiming wordt gevorderd op grond van financiële verplichtingen die [A] niet nakomt. Dat de bewindvoerder geen (wettelijke) rol heeft in deze rechtszaak is een misvatting. De kantonrechter vindt het dan ook onbegrijpelijk dat de bewindvoerder verstek laat gaan. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad vallen rechten die uit een huurovereenkomst voortvloeien in het onder bewind gestelde vermogen. Het huurgenot wordt aangemerkt als een goed, omdat het een vermogensrecht is. Omdat het beschermingsbewind zich strekt tot het beheer van de onder bewind gestelde goederen, is de huurder niet bevoegd om te procederen. De bewindvoerder treedt daarom in procedures tot ontruiming voor de huurder als formele procespartij op en wordt daarom – zoals Centrada in deze zaak ook terecht heeft gedaan – gedagvaard. De bewindvoerder heeft aangegeven dat hij [A] op de hoogte heeft gebracht van de behandeling van het kort geding. Echter, alleen de bewindvoerder kan als gedagvaarde partij het woord voeren in deze procedure en de belangen van [A] behartigen. Het al dan niet verschijnen van [A] ter zitting maakt dat niet anders. Zonder bewindvoerder of een namens de bewindvoerder optredende gemachtigde kan [A] dus geen verweer voeren.
2.4.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

3.De vordering

3.1.
Woonstichting Centrada vordert de ontruiming van het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] , betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover en betaling van de nakosten.
3.2.
Centrada legt aan die vordering primair ten grondslag dat de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden en subsidiair dat [A] zich niet als goed huurder heeft gedragen en hij zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen.

4.De beoordeling

4.1.
De bewindvoerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet in deze procedure verschenen. Tegen de bewindvoerder zal daarom verstek worden verleend.
4.2.
Door de verstekverlening moeten de vorderingen van Centrada worden toegewezen, tenzij deze de kanonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
4.3.
Omdat de bewindvoerder niet heeft weersproken dat sprake is van een spoedeisend belang stelt de kantonrechter vast dat het spoedeisend belang aanwezig is. Verder komt de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, behalve de primaire grondslag die Centrada aan de vordering tot ontruiming ten grondslag heeft gelegd. Ook is de kantonrechter van oordeel dat het in hoge mate waarschijnlijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De vordering zal daarom worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.
4.4.
Ten aanzien van de primaire grondslag voor de vordering tot ontruiming overweegt de kantonrechter het volgende. Artikel 7:231 lid 1 BW bepaalt dat een ontbinding van de huurovereenkomst alleen door een kantonrechter kan worden uitgesproken. Het tweede lid van dat artikel vormt daarop een uitzondering in die zin dat de verhuurder een huurovereenkomst buitengerechtelijk, dus zonder tussenkomst van de kantonrechter, kan ontbinden als door gedragingen in het gehuurde de openbare orde is verstoord en de woning daarom op grond van artikel 174 Gemeentewet of artikel 174a van de Gemeentewet is gesloten. Die uitzondering doet zich in deze zaak niet voor. Vast staat immers dat de burgemeester het gehuurde heeft gesloten op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet. Dat betekent dat Centrada de huurovereenkomst niet buitengerechtelijk heeft mogen ontbinden en de bewindvoerder niet op die grond gehouden kan worden het gehuurde te ontruimen. De gemachtigde van Centrada heeft nog gewezen op een wetswijziging die per 1 januari 2024 is ingetreden in verband met de uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester op grond waarvan Centrada de huurovereenkomst buitengerechtelijk zou hebben mogen ontbinden. Die wetswijziging is ter zitting voor het eerst door de gemachtigde naar voren gebracht en werkt in het nadeel van de bewindvoerder. Daarbij komt dat de ontploffing en de woningsluiting zich vóór de inwerkingtreding van deze wetswijziging hebben voorgedaan. De kantonrechter ziet daarom, anders dan de gemachtigde van Centrada, geen ruimte om in deze zaak op voorhand met die wetswijziging rekening te houden.
4.5.
De subsidiaire grondslag slaagt wel. Centrada heeft ter zitting de overlast van [A] voor de omwonenden toegelicht. Daaruit komt het beeld naar voren dat de overlastmeldingen van omwonenden binnenkomen, nadat [A] in juli 2023 in het gehuurde komt wonen. [A] laat regelmatig mensen toe tot zijn woning waarbij het vermoeden bestaat van drugsgebruik en prostitutie, er is veel rumoer bij zijn woning, er wordt overdag en in de nachtelijke uren door onbekende personen bij omwonenden aangebeld om toegang te krijgen tot het complex en deuren worden vernield om toegang tot het complex te krijgen. Omwonenden voelen zich angstig en onveilig. Na de explosie in het gehuurde zijn de gevoelens van angst en onveiligheid toegenomen. Centrada heeft in samenwerking met het Leger des Heils geprobeerd om de overlast te stoppen, maar het is niet gelukt om daarover afspraken met [A] te maken die [A] ook nakomt. Omwonenden hebben aangegeven dat de rust in het complex terug is sinds het gehuurde is gesloten. Dit door Centrada geschetste beeld, waaruit blijkt dat [A] structureel overlast veroorzaakt waardoor een ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is, is door de afwezigheid van de bewindvoerder onweersproken gebleven. De vordering tot ontruiming zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
4.6.
De bewindvoerder moet als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van Centrada worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,30
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
529,00
132,00
Totaal
930,30
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Centrada zijn, en de sleutels af te geven aan Centrada;
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 930,30, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de bewindvoerder ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op
30 januari 2024.
41264