ECLI:NL:RBMNE:2024:4837

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
11222610 UV EXPL 24-170
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] B.V. de gedaagde partij, [gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam], gedagvaard voor de kantonrechter in verband met een huurachterstand van € 130.023,26. De gedaagde heeft sinds september 2023 geen huur meer betaald voor de bedrijfsruimte die zij huurt van [eiseres] sinds 16 december 2021. De kantonrechter heeft op 6 augustus 2024 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij de gedaagde niet is verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor [eiseres] en heeft de vorderingen tot ontruiming en betaling van de huurachterstand toegewezen. De gedaagde moet de bedrijfsruimte binnen veertien dagen ontruimen en de achterstallige huur en contractuele boetes betalen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor betaling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11222610 \ UV EXPL 24-170 RJ/58605
Verstekvonnis in kort geding van 13 augustus 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. V.T. Acar en mr. E.S.C. van der Hoek,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 25 juli 2024 gedagvaard voor de kantonrechter.
1.2.
Op 6 augustus 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij waren aan de zijde van [eiseres] de heer [A] (jurist) en mevrouw [B] (paralegal) aanwezig, samen met mr. Acar en mr. Van der Hoek. [gedaagde] is, hoewel zij goed is gedagvaard, niet verschenen. Tegen haar is daarom verstek verleend.
1.3.
Aan het einde van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat het vonnis vandaag zal worden uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 16 december 2021 van [eiseres] een bedrijfsruimte aan de [adres] in [vestigingsplaats] voor € 14.014,65 per maand inclusief btw. [gedaagde] heeft sinds september 2023 geen huur meer betaald, waardoor er een huurachterstand is ontstaan van € 130.023,26. [eiseres] vordert in deze procedure – samengevat – ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand en de toekomstige huurtermijnen tot het moment van ontruiming, (toekomstige) contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.

3.Wat oordeelt de kantonrechter?

Spoedeisend belang
3.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, omdat het hier gaat om een aanzienlijke huurachterstand die steeds verder oploopt.
Toetsingskader
3.2.
In de wet is bepaald dat als tegen de gedaagde partij verstek is verleend, de vorderingen tegen haar worden toegewezen, tenzij de vorderingen de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
Huurachterstand
3.3.
De vordering tot betaling van de huurachterstand van € 130.023,26 komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen.
Ontruiming
3.4.
De vordering tot ontruiming zal ook worden toegewezen, nu sprake is van een achterstand van meer dan drie maanden, zodat het zeer waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat niet van [eiseres] kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] nog langer voortzet.
3.5.
[eiseres] wil dat [gedaagde] de bedrijfsruimte binnen drie dagen ontruimt. Die termijn is naar het oordeel van de kantonrechter te kort. [eiseres] heeft niet voldoende onderbouwd wat haar belang is bij deze termijn. [gedaagde] krijgt na de betekening van dit vonnis daarom veertien dagen de tijd om de bedrijfsruimte te ontruimen. Zij moet de bedrijfsruimte leeg en netjes achterlaten.
Toekomstige huurtermijnen
3.6.
[eiseres] vordert de huurtermijnen van € 14.014,65 per maand vanaf
1 augustus 2024 tot het moment dat [gedaagde] het pand heeft ontruimd. Deze vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. [gedaagde] blijft immers op grond van de huurovereenkomst huur verschuldigd zolang zij het pand niet heeft ontruimd.
Contractuele boetes
3.7.
[eiseres] maakt aanspraak op boetes op grond van artikel 25.3 van de algemene bepalingen, waarin is opgenomen dat die 1% per maand bedraagt, met een minimum van € 300,00 per maand. Omdat [gedaagde] de huur van september 2023 tot en met juli 2024 niet (op tijd) heeft betaald, zullen de gevorderde contractuele boetes van € 3.300,00 (11 x € 300,00) worden toegewezen.
3.8.
De gevorderde contractuele boetes over de toekomstige huurtermijnen komen niet voor toewijzing in aanmerking, omdat deze op dit moment nog niet opeisbaar zijn.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.9.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is na 1 juli 2012 ingetreden. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 2.108,23 toegewezen.
Proceskosten
3.10.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.199,37
3.11.
De kantonrechter acht een termijn van drie dagen na het vonnis voor het betalen van de proceskosten, zoals door [eiseres] is gevorderd, niet redelijk. [eiseres] heeft ook niet onderbouwd waarom de proceskosten binnen drie dagen na dit vonnis moeten worden betaald. Aan [gedaagde] zal daarom een termijn van veertien dagen na dit vonnis worden gegeven voor het betalen van de proceskosten.
3.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.13.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] , met medeneming van het zijne en de zijnen, te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels in nette staat en conform het bepaalde in de huurovereenkomst aan [eiseres] ter beschikking te stellen en te laten;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiseres] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis:
a. a) € 130.023,26 aan achterstallige huur tot en met juli 2024;
b) € 3.300,00 aan contractuele boetes over de periode september 2023 tot en met juli 2024;
c) € 2.108,23 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 14.014,65 per maand vanaf 1 augustus 2024 tot en met de dag waarop de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.199,37, te betalen binnen veertien dagen na het vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na het vonnis zijn betaald;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A. ter Borg en in het openbaar uitgesproken door mr. I.L. Rijnbout op 13 augustus 2024.