ECLI:NL:RBMNE:2024:4830

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/4588
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft verzoeker, een individu uit [woonplaats], beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat hij van mening was dat er niet tijdig was beslist op zijn bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Het bezwaar was ingediend op 25 juni 2021, maar de Dienst Toeslagen heeft pas op 10 juli 2024 een besluit genomen. Na dit besluit heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door de verweerder moeten worden vergoed. Dit is vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van verzoeker € 218,75 bedragen, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast is de verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.

De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen veroordeeld tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter K. de Meulder en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4588

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Smeets),
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoeker heeft ingediend op 4 juni 2024 omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 25 juni 2021 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft op 10 juli 2024 alsnog een besluit genomen op het bezwaar van verzoeker. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. Verweerder heeft wel op 19 juli 2024 een verweerschrift naar aanleiding van het beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarin verweerder aangeeft dat verzoeker in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,25). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.