ECLI:NL:RBMNE:2024:4826

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/24/353 F
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsvonnis inzake verzoek tot faillietverklaring in het kader van alimentatievorderingen

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een faillissementsvonnis uitgesproken in de zaak van mevrouw [verzoekster] tegen de heer [verweerder]. Het faillissementsverzoek werd ingediend op 15 maart 2024, naar aanleiding van een jarenlange juridische strijd tussen partijen, die voortkwam uit een vechtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van achterstallige alimentatievorderingen van verzoekster en haar kinderen, en dat verweerder niet in staat is om aan deze vorderingen te voldoen. Tijdens de zitting op 23 juli 2024 is gebleken dat verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie, ondanks zijn bewering geen inkomen of vermogen te hebben. De rechtbank heeft de beoordelingsvrijheid om te bepalen of een faillissement op zijn plaats is, en heeft geconcludeerd dat het faillissement kan dienen om een onderzoek door de curator mogelijk te maken. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring toegewezen, waarbij verweerder in staat van faillissement is verklaard. Tevens zijn mr. K.G. van de Streek benoemd tot rechter-commissaris en mr. A.R. Logtenberg tot curator. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Toezicht
Locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/24/353 F
Vonnis op grond van artikel 1 Fw (verzoek tot faillietverklaring)
d.d. 23 juli 2024
in de zaak van
mevrouw
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
de heer
[verweerder] ,
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats 2] ,
verweerder.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft een verzoekschrift tot faillietverklaring op 15 maart 2024 bij de rechtbank ingediend tegen verweerder.
1.2.
De griffier van deze rechtbank heeft verweerder bij brief van 20 maart 2024 kennisgegeven dat hij binnen veertien dagen na de dag van dagtekening van die brief een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan indienen. Dit heeft niet geleid tot toelating tot die regeling.
1.3.
Het verzoekschrift is behandeld tijdens een zitting achter gesloten deuren van deze rechtbank van 23 juli 2024. Ter zitting zijn verschenen:
- mevrouw [verzoekster] ,
- de heer mr. P.J.A. van de Laar,
- de heer [verweerder] .

2.De beoordeling

2.1.
Verzoekster stelt een bedrag te vorderen te hebben van verweerder. Het betreft achterstallige alimentatie. Verweerder betwist niet dat er sprake is van een vordering, zodat er summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster. Daarnaast zijn er vorderingen van de twee kinderen van verzoekster en verweerder (in het kader van de onderhoudsplicht). Verweerder betwist niet dat er vorderingen zijn. Verweerder heeft verder (ook) ter zitting verklaard onvoldoende inkomsten en vermogen te hebben om de vorderingen te voldoen.
2.2.
De vraag is of de verweerder verkeert in de toestand dat hij is opgehouden te betalen. De rechter heeft voor wat het antwoord op deze vraag betreft een zekere beoordelingsvrijheid. In de woorden van de A-G voor HR 15 september 2023 (ECLI:NL:2023:1226) onder 3.7 kan deze beoordelingsvrijheid ingevuld worden door de vraag of een faillissement in de gegeven context al of niet op zijn plaats is. De context van deze zaak betreft een jarenlange vechtscheiding, waarbij er een grote verwijdering tussen verzoekster en de kinderen enerzijds en verweerder anderzijds heeft plaatsgevonden met talloze procedures tot gevolg. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of het instrument van een faillissement niet vooral door verzoekster wordt ingezet als een bitter sluitstuk van deze strijd of dat het uiteindelijke doel van het faillissement (liquidatie van het vermogen van verweerder ten behoeve van de schuldeisers) mogelijk toch gediend kan worden. De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat het laatste het geval is. In de diverse beslissingen van rechters in eerste en tweede aanleg (zeer recent nog in een beslissing van de afdeling Familierecht van deze rechtbank van 19 juli 2024) is een rode draad te zien dat verweerder weliswaar stelt geen inkomen en vermogen te hebben, maar hierin onvoldoende inzicht geeft. Het faillissement biedt de mogelijkheid om een onderzoek van de curator op dit vlak uit te voeren met de mogelijkheden die de Faillissementswet hem hierin geeft.
2.3.
Het verzoek zal met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 Fw worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart
[verweerder] ,
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
woonadres: [postcode] [woonplaats 2] , [adres] ,
in staat van faillissement,
3.2.
benoemt tot rechter-commissaris mr. K.G. van de Streek, lid van deze rechtbank, en stelt aan tot curator mr. A.R. Logtenberg, advocaat te Utrecht, telefoonnummer [telefoonnummer] ,
3.3.
geeft de curator last tot het openen van de aan gefailleerde gerichte brieven.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek en in het openbaar uitgesproken op
23 juli 2024 te 12.00 uur.