ECLI:NL:RBMNE:2024:4817

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/571769
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Maleisië en vakantie met minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van een minderjarige. De vader verzocht om wijziging van de zorgregeling, terwijl de moeder vervangende toestemming vroeg om met hun achtjarige kind naar Maleisië te verhuizen en om een paspoort aan te vragen. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen, omdat een verhuizing naar Maleisië niet in het belang van het kind werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het kind goed geworteld is in Nederland, waar hij naar school gaat en regelmatig contact heeft met zijn vader. De moeder's verzoek om met het kind op vakantie naar Maleisië of een andere bestemming werd eveneens afgewezen, omdat de rechtbank vreesde dat de moeder na de vakantie niet zou terugkeren naar Nederland. De rechtbank heeft de zorgregeling van de vader toegewezen, waarbij het kind vanaf 1 september 2024 om de week bij elk van zijn ouders verblijft, met een wisselmoment op vrijdag uit school. De vakantieregeling werd ook gewijzigd, zodat vakanties van een week worden gedeeld met een wisselmoment op woensdag. De proceskosten werden gecompenseerd, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/571769 / FO RK 24-292
Vervangende toestemming verhuizing, aanvraag paspoort en vakantie
Wijziging zorgregeling en vakantieregeling
Beschikking van 12 juli 2024
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat C.J.W. Tijseling,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H. Loonstein.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader (met bijlagen) binnengekomen op 28 februari 2024;
  • het F-formulier van de vader van 2 april 2024;
  • het verweerschrift van de moeder (met bijlagen) met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken) van 16 april 2024;
  • het verweerschrift van de vader van 7 mei 2024 (met bijlagen) op de zelfstandige verzoeken van de moeder;
  • het e-mailbericht van de moeder van 16 mei 2024;
  • de brief van de moeder van 21 mei 2024 met gewijzigde verzoeken;
  • het aanvullende verweerschrift van de vader van 23 mei 2024 met bijlagen;
  • de brief van de moeder van 28 juni 2024 met bijlagen.
1.2.
De verzoeken zijn besproken door de meervoudige kamer van deze rechtbank tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 11 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door mr. C.J.W. Tijsseling;
  • de moeder, bijgestaan door mr. R.A. van den Heuvel als waarnemer van mr. H. Loonstein;
  • de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • de heer P. Ghosh als tolk voor de moeder.
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige [minderjarige] , de zoon van de ouders, in de gelegenheid te stellen om te vertellen wat hij van de verzoeken vindt. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. [1]

2.De belangrijke feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
De vader heeft de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft de Maleisische nationaliteit.
2.3.
Het minderjarige kind van de ouders is:
[minderjarige], geboren op
[geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] (Verenigde Arabische Emiraten).
2.4.
De ouders hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem mogen nemen.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 oktober 2022 heeft de rechtbank (voor zover relevant) :
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder vastgesteld;
  • de volgende zorgregeling vastgesteld tussen de vader en [minderjarige] :
o in de ene week van donderdagmiddag tot zaterdagochtend;
o in de andere week van zaterdagochtend tot maandagochtend;
- beslist dat de ouders in onderling overleg en voorlopig nog met de GI de verdeling van de vakanties moeten vaststellen.

3.De verzoeken

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank om:
I. de zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat [minderjarige] met ingang van 1 september 2024 om de week bij elk van zijn ouders zal verblijven, met een wisselmoment op vrijdag uit school;
II. de vakantieregeling als volgt te wijzigen:
o vakanties van een week worden gedeeld met een wisselmoment op woensdag om 14.00 uur;
o in geval van een vakantie van twee weken loopt het week op-week-af- schema door;
o zomervakanties worden gedeeld in een schema van twee weken (vader) – twee weken (moeder) – 1 week (vader) – 1 week (moeder), waarbij de ouder begint waar het kind de laatste week voor de vakantie niet was;
III. de proceskosten tussen de ouders te compenseren.
3.2.
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de vader. Zij verzoekt de rechtbank:
I. aan haar vervangende toestemming te verlenen om samen met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] (Maleisië);
II. aan haar vervangende toestemming te verlenen om voor [minderjarige] een paspoort aan te vragen;
III. aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] in de zomervakantie naar Maleisië te reizen, althans in ieder geval naar [plaats 2] (Verenigd Koninkrijk) in de periode dat [minderjarige] bij de moeder verblijft;
IV. te bepalen– zo nodig bij wijze van voorlopige voorziening – dat [minderjarige] in de zomervakantie 2024 de eerste drie weken bij de vader verblijft en de laatste drie weken bij de moeder.

4.De beoordeling

Verhuizing naar Maleisië
Conclusie
4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] te mogen verhuizen naar [plaats 1] (Maleisië), afwijzen. De rechtbank zal de beslissing hierna toelichten.
Het wettelijk kader
4.2.
Iedere ouder heeft het recht om zijn of haar leven met een kind in te richten op een manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt in beginsel ook de vrijheid om op een andere plek met een kind te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder, dan moet de rechtbank alle omstandigheden in kaart brengen en een belangenafweging maken [2] . Het belang van het kind staat hierbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen.
4.3.
Omstandigheden die volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een rol kunnen spelen zijn:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • hoe goed de moeder de verhuizing heeft voorbereid en doordacht;
  • de voorstellen die de moeder heeft gedaan om de gevolgen van de verhuizing te verzachten;
  • hoe goed de ouders met elkaar kunnen overleggen;
  • hoe vaak er contact plaatsvindt tussen het kind en de vader voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van het kind, zijn mening en in hoeverre hij gewend is aan zijn omgeving of juist aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
De toelichting
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat een verhuizing naar Maleisië niet in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] woont sinds 2019 in Nederland. Hij gaat hier naar school en is hier goed geworteld. Daarnaast heeft [minderjarige] goed contact met zijn vader waar hij twee dagen per week verblijft. Als [minderjarige] naar Maleisië zou verhuizen, zou zijn contact met de vader sterk verminderen. De vader is zelfs bang dat hij [minderjarige] dan nooit meer zal zien. De rechtbank vindt dit in strijd met het belang van [minderjarige] . De rechtbank ziet wel dat de moeder ongelukkig is in Nederland en graag terug wil keren naar Maleisië. Daar heeft de rechtbank begrip voor, maar voor [minderjarige] heeft een verhuizing naar Maleisië geen voordelen, behalve dan dat de moeder mogelijk daar gelukkiger zal zijn. Dit weegt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende op tegen het belang van [minderjarige] en de vader om hun huidige gemakkelijke en goede contact met elkaar te behouden. Dit alles maakt dat een verhuizing niet in het belang van [minderjarige] is en de rechtbank de moeder daarvoor geen toestemming zal geven. De overige omstandigheden die ook een rol kunnen spelen bij een verhuizing behoeven daarom niet besproken te worden.
Vervangende toestemming vakantie naar Maleisië of [plaats 2]
Conclusie
4.5.
De rechtbank zal de verzoeken van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] op vakantie te gaan naar Maleisië en/of [plaats 2] , afwijzen. De beslissing wordt hierna toegelicht.
Wettelijk kader
4.6.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen ouders geschillen over de gezamenlijke gezagsuitoefening voorleggen aan de rechtbank. De rechtbank neemt een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
Toelichting
4.7.
De rechtbank vindt een vakantie naar Maleisië niet in het belang van [minderjarige] omdat de rechtbank de kans dat de moeder na de vakantie niet meer zal terugkeren naar Nederland als redelijk groot inschat. Het is namelijk duidelijk dat de weerstand van de moeder tegen voortgezet verblijf in Nederland erg groot is en dat zij een zeer sterke wens heeft om naar Maleisië te verhuizen. Zij heeft dit verhuisverzoek immers ook aan de rechtbank voorgelegd. Dit maakt dat het onvoldoende zeker is dat de moeder na haar vakantie in Maleisië met [minderjarige] zal terugkeren naar Nederland. De rechtbank vindt dit in strijd met het belang van [minderjarige] , die goed geworteld is in Nederland en regelmatig contact heeft met zijn vader. Bovendien is tussen de ouders sprake van een groot wantrouwen en slechte communicatie. Dit alles maakt dat de rechtbank geen vervangende toestemming zal verlenen aan de moeder om met [minderjarige] naar Maleisië te gaan. Voor een vakantie naar [plaats 2] heeft [minderjarige] ook een paspoort nodig, wat het risico met zich brengt dat de moeder vanuit daar kan vertrekken naar Maleisië of zich daar zal settelen. De rechtbank vindt dit zoals gezegd niet in het belang van [minderjarige] en zal daarom ook geen vervangende toestemming verlenen voor een vakantie naar [plaats 2] . De rechtbank merkt nog op dat de moeder haar vriendin in [plaats 2] kan bezoeken wanneer [minderjarige] een deel van de zomervakantie bij zijn vader doorbrengt.
Vervangende toestemming aanvraag paspoort
4.8.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige] afwijzen. Nu de rechtbank geen toestemming verleent aan de moeder om met [minderjarige] op vakantie te gaan naar Maleisië of [plaats 2] , heeft de moeder geen belang bij haar verzoek om voor [minderjarige] een paspoort aan te vragen. Volgens de vader is [minderjarige] namelijk in het bezit van een geldige Nederlandse identiteitskaart. Een paspoort heeft [minderjarige] daarom (op dit moment) niet nodig voor een vakantie in het buitenland. Bovendien levert een paspoort een risico op dat de moeder met [minderjarige] buiten de EU zal reizen, wat de rechtbank – zoals hiervoor is overwogen - niet in het belang van [minderjarige] vindt.
Wijziging zorgregeling
4.9.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader toe en zal de zorgregeling wijzigen en vaststellen dat [minderjarige] met ingang van 1 september 2024 om de week bij elk van zijn ouders verblijft, met het wisselmoment op vrijdag uit school. De rechtbank vindt deze zorgregeling op dit moment het meest in het belang van [minderjarige] . De rechtbank is het met de beide ouders eens dat [minderjarige] baat kan hebben bij meer rust in de zorgregeling. Op dit moment wisselt [minderjarige] twee keer per week tussen zijn ouders. Dat geeft veel onrust. De moeder heeft tijdens de zitting verteld dat [minderjarige] last heeft van de wisselingen. De zorgregeling zoals de vader heeft verzocht heeft als voordeel dat er minder wisselingen zijn. Dit levert voor [minderjarige] meer rust en regelmaat op, wat de rechtbank in zijn belang vindt. Ook is de zorg met de bovenstaande zorgregeling meer gelijkwaardig verdeeld over de ouders, waardoor [minderjarige] evenveel tijd zal doorbrengen bij beide ouders. De moeder heeft verteld dat het soms zwaar is om grotendeels alleen de zorg voor [minderjarige] te moeten dragen. De rechtbank denkt daarom dat deze zorgregeling haar wat meer ruimte en lucht zal geven, en dat is uiteindelijk ook positief voor [minderjarige] . De moeder heeft nog gesteld dat de vader niet meer voor [minderjarige] zou kunnen zorgen dan hij nu doet omdat hij te druk is met zijn werk, maar de vader heeft dit gemotiveerd betwist. De vader heeft namelijk uitgelegd dat hij door een verandering in de organisatie van zijn werk vanaf 1 september 2024 één week per twee weken thuis kan zijn om voor [minderjarige] te zorgen. De rechtbank vindt het ook in het belang van [minderjarige] dat de zorg voor hem zoveel mogelijk gelijk verdeeld is tussen zijn ouders.
Wijziging vakantieregeling
4.10.
De rechtbank zal de vakantieregeling wijzigen en als volgt vaststellen:
  • de vakanties van een week worden gedeeld met een wisselmoment op woensdag om 14.00 uur;
  • in de zomervakantie van 2024 verblijft [minderjarige] bij de vader:
o vanaf 11 juli 2024 tot en met 28 juli 2024 11.00 uur ‘s ochtends;
o vanaf 17 augustus 2024 vanaf 11.00 uur ‘s ochtends tot en met 24 augustus 2024 11.00 uur ‘s ochtends;
  • in de zomervakanties na 2024: de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder;
  • in de overige vakanties loopt de reguliere zorgregeling door.
4.11.
De huidige regeling waarbij de ouders in onderling overleg met de GI de verdeling van de vakanties moeten vaststellen, is niet langer uitvoerbaar omdat de ondertoezichtstelling is geëindigd. De beide ouders hebben verzocht om meer duidelijkheid omtrent de zomervakantie van 2024, zodat de rechtbank een verdeling zal vaststellen. De rechtbank volgt hierbij het schema van de vader, dat hij maanden geleden aan de moeder heeft gestuurd, omdat hij daarin al rekening mee heeft gehouden met zijn werk en hij daarop zijn vakantieplanning heeft afgestemd. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat hij met zijn vader mee op vakantie kan. De moeder heeft verklaard dat zij graag deze zomer met een vriendin wil rondreizen en dat zij daarom wil dat [minderjarige] ook nog een derde week bij de vader verblijft, maar de vader kan dit met zijn werk niet meer regelen omdat het daarvoor te kort dag is. De rechtbank begrijpt het belang van de moeder, maar het is nu te laat om dit nog te kunnen faciliteren. De rechtbank zal wel beslissen dat de zomervakanties na 2024 worden verdeeld conform het voorstel van de moeder. Daartegen heeft de vader zich niet verweerd. Wat betreft de overige vakanties heeft de moeder geen verweer gevoerd tegen het voorstel van de vader om de reguliere zorgregeling door te laten lopen, zodat de rechtbank hiervan uit zal gaan. Dit is overigens ook het meest rustig voor iedereen.
Proceskosten
4.12.
De rechtbank zal het verzoek van de vader toewijzen en de proceskosten tussen de ouders compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Dit is ook het uitgangspunt in familierechtzaken.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing over de verzoeken neemt. De rechtbank doet dit omdat het voor [minderjarige] van belang is dat de benodigde rust zo snel mogelijk wordt bereikt. Het is niet goed voor hem om met de nieuwe regeling te wachten totdat een eventuele hoger beroepsprocedure is afgerond. Dat duurt gewoonweg te lang.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijzigt de zorgregeling en vakantieregeling zoals vastgesteld in de beschikking van deze rechtbank van 31 oktober 2022 als volgt:
  • [minderjarige] verblijft met ingang van 1 september 2024 om de week bij elk van zijn ouders, met een wisselmoment op vrijdag uit school;
  • de vakanties van een week worden gedeeld met een wisselmoment op woensdag om 14.00 uur;
  • in de zomervakantie van 2024 verblijft [minderjarige] bij de vader:
o vanaf 11 juli 2024 tot en met 28 juli 2024 11.00 uur ‘s ochtends;
o vanaf 17 augustus 2024 vanaf 11.00 uur ‘s ochtends tot en met 24 augustus 2024 11.00 uur ‘s ochtends;
  • in de zomervakanties na 2024: de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder;
  • in de overige vakanties loopt de reguliere zorgregeling door;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.4.
wijst de verzoeken van partijen voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen (voorzitter), mr. G.L.M. Urbanus en mr. N.W. Verbruggen-van Heijst, kinderrechters, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024 door mr. E.A.A. van Kalveen. De beslissing is op schrift gesteld op 8 augustus 2024 en ondertekend door mr. G.L.M. Urbanus.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW)