ECLI:NL:RBMNE:2024:4808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/578012 KG ZA 24-364
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van duplicaten van eigendomsbewijzen van postduiven afgewezen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie (NPO). De eiser, die zijn eigendomsbewijzen van 11 postduiven kwijt is, verzocht NPO om duplicaten van deze eigendomsbewijzen. NPO weigerde dit verzoek omdat een derde, de heer [B], bezwaar had gemaakt en de originele eigendomsbewijzen in zijn bezit had. De eiser moest daarom procederen tegen deze derde om de eigendom van de duiven vast te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 augustus 2024 was de eiser aanwezig met zijn advocaat, terwijl de NPO werd vertegenwoordigd door haar advocaat en een vertegenwoordiger. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, maar dat de kans dat zijn vorderingen in een bodemprocedure zouden worden toegewezen, niet groot was. De rechter concludeerde dat NPO terecht had geweigerd om duplicaten af te geven, omdat het bezwaar van [B] voldoende gemotiveerd was en hij de originele eigendomsbewijzen kon tonen.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van NPO, die zijn begroot op € 1.973,00. De eiser moet deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/578012 / KG ZA 24-364
Vonnis in kort geding van 9 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.L. Vissers te 's-Hertogenbosch,
tegen
de vereniging
DE NEDERLANDSE POSTDUIVENHOUDERS ORGANISATIE,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. L.J. Krijgsman te Enter.
Partijen worden hierna [eiser] en NPO genoemd.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter beschikt over de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 18 juli 2024 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • twee aktes met aanvullende producties van [eiser] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 5 augustus 2024 plaatsgevonden. Daarbij was [eiser] aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. Volders. Aan de kant van NPO was de heer [A] (hoofd bestuursbureau) aanwezig met haar advocaat mr. Krijgsman. De advocaat van [eiser] heeft spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Daarna is bepaald dat er vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] is de eigendomsbewijzen van 11 postduiven kwijt. Hij heeft NPO gevraagd om duplicaten van de eigendomsbewijzen af te geven. NPO heeft dat geweigerd, omdat een derde, de heer [B] , bezwaar heeft gemaakt tegen dit verzoek van [eiser] . [B] heeft de originele eigendomsbewijzen van de duiven bij NPO kunnen tonen waarna NPO de duiven op zijn naam in het eigendomsregister heeft geregistreerd. [eiser] wil dat NPO wordt veroordeeld om de duplicaten af te geven waardoor hij de duiven weer kan inzetten bij wedvluchten. Deze vordering wordt afgewezen. Ook wilde [eiser] dat NPO de duiven weer op zijn naam registreert. Partijen hebben op de mondelinge behandeling afgesproken dat NPO dat gaat doen. Daardoor heeft [eiser] deze vordering ingetrokken.

3.De beoordeling van de vorderingen

Toetsingskader in kort geding
3.1.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als de eiser een spoedeisend belang heeft bij de toewijzing van de vorderingen. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij het verkrijgen van duplicaten van de eigendomsbewijzen van de 11 duiven. Zonder (duplicaten van) eigendomsbewijzen mag [eiser] deze duiven niet inzetten bij wedvluchten. Die vinden dit seizoen nog tot en met oktober plaats. Daarmee is een financieel belang gemoeid.
3.2.
Daarnaast kunnen de vorderingen van [eiser] in dit kort geding alleen worden toegewezen als de voorzieningenrechter van oordeel is dat het in hoge mate waarschijnlijk is dat de vorderingen ook in een bodemprocedure worden toegewezen. De voorzieningenrechter meent dat dat niet het geval is. Daarom worden de vorderingen afgewezen. Hierna wordt uitgelegd wat de reden daarvan is.
NPO hoeft (nog) geen duplicaten van eigendomsbewijzen af te geven
3.3.
Uit het huishoudelijk reglement van NPO blijkt dat haar bestuur vaste voetringen met bijbehorende eigendomsbewijzen uitgeeft aan de eigenaren van de duiven. De vaste voetringen worden geregistreerd op naam van de eigenaar. [eiser] heeft destijds vaste voetringen en originele eigendomsbewijzen gekregen van NPO voor de 11 duiven waar het in deze procedure over gaat. De duiven zijn destijds ook op zijn naam geregistreerd.
3.4.
[eiser] stelt dat [B] circa 200 eigendomsbewijzen, waaronder de eigendomsbewijzen voor deze 11 duiven, heeft gestolen. [eiser] heeft daarom duplicaten van de eigendomsbewijzen aangevraagd bij NPO. Op grond van artikel 10 lid 1 van het reglement eigendomsrecht en hokcontrole van NPO is het mogelijk om een duplicaat eigendomsbewijs aan te vragen als het originele eigendomsbewijs, dat bij de vaste voetring van de duif hoort, kwijt is geraakt. De procedure voor het doen van een aanvraag is als volgt. De NPO publiceert de aanvragen voor duplicaateigendomsbewijzen op haar website. Er kan binnen 30 dagen na de aanvraag gemotiveerd bezwaar worden gemaakt tegen de afgifte van een duplicaat. Als er geen bezwaar wordt gemaakt, geeft NPO het duplicaat af.
3.5.
[eiser] heeft in juli 2023 een aanvraag gedaan bij NPO om duplicaten van 149 eigendomsbewijzen te krijgen. Tegen deze aanvraag is geen bezwaar gemaakt, waardoor de duplicaten zijn afgegeven. In december 2023 heeft [eiser] een tweede aanvraag gedaan. Deze aanvraag ziet op het krijgen van duplicaten van eigendomsbewijzen van de bewuste 11 duiven. In dit geval heeft [B] bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is voldoende gemotiveerd. [B] heeft bij NPO aangetoond dat hij de originele eigendomsbewijzen heeft van de 11 duiven. [eiser] heeft aangevoerd dat het bezwaar van [B] niet voldoet aan de reglementen, omdat het bezwaar niet is ingediend door een vorige eigenaar, niet schriftelijk is ingediend en omdat [eiser] niet is gehoord.
3.6.
[eiser] heeft niet aangetoond dat in de reglementen staat dat een bezwaar schriftelijk moet worden ingediend en dat de aanvrager moet worden gehoord op het bezwaar. [B] heeft wel schriftelijk bezwaar gemaakt. Dat heeft hij gedaan in zijn e-mailbericht van 25 april 2024. Bovendien is het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden. NPO heeft de aanvraag van [eiser] in behandeling genomen. De wederhoor is toegepast doordat derden bezwaar kunnen maken tegen deze aanvraag. NPO heeft het bezwaar aan [eiser] medegedeeld en hij heeft hierop kunnen reageren. Op de website staat inderdaad letterlijk dat de vorige eigenaar gemotiveerd bezwaar kan maken. [B] was inderdaad volgens het eigendomsregister nog geen eigenaar op het moment dat hij bezwaar maakte, maar hij had wel de eigendomscertificaten in zijn bezit. Dat is doorslaggevend.
3.7.
NPO heeft vervolgens terecht het besluit genomen om geen duplicaten van de eigendomsbewijzen aan [eiser] te verstrekken vanwege het bezwaar van [B] . [eiser] beschikt niet meer over de originele eigendomsbewijzen. Het is niet gebleken dat hij deze per ongeluk is verloren. [B] heeft deze eigendomsbewijzen in zijn bezit.
3.8.
[eiser] stelt dat [B] de eigendomsbewijzen heeft gestolen, maar dat onbetwist vast staat dat hij eigenaar is van de 11 duiven. Dat is niet het geval. Het is de voorzieningenrechter gebleken dat [eiser] en [B] al maanden onenigheid met elkaar hebben, onder meer over de vraag wie eigenaar is van de 11 duiven. [eiser] heeft nog een beroep gedaan op een contract van 4 maart 2020 dat door hem en [B] is ondertekend. Daarin staat dat [eiser] en [B] samen, onder de naam Team [teamnaam] , deelnemen aan wedvluchten met duiven die eigendom zijn en blijven van [eiser] . Maar dat sluit niet uit dat [eiser] en [B] later, in 2023, afspraken hebben gemaakt over de eigendomsoverdracht van deze 11 duiven, zoals [B] in de overgelegde correspondentie schrijft.
3.9.
Op dit moment staat niet onbetwist vast dat [eiser] eigenaar is van de duiven. [B] heeft de originele eigendomsbewijzen. NPO kan onder deze omstandigheden geen duplicaten afgeven aan [eiser] . Dat zou betekenen dat NPO zou moeten beoordelen wie juridisch eigenaar is van de 11 duiven. Dat is niet haar taak. Het is aan [eiser] om een gerechtelijke procedure tegen [B] op te starten en daarin afgifte van de originele eigendomsbewijzen te vorderen. [eiser] zal in die procedure moeten aantonen dat hij eigenaar is (gebleven) van de 11 duiven. De rechtbank zal hier vervolgens over moeten oordelen.
3.10.
Partijen hebben al afgesproken dat [eiser] deze procedure zal gaan voeren tegen [B] . Op de mondelinge behandeling hebben zij namelijk een schikking bereikt over de vordering van [eiser] dat NPO de 11 duiven weer op zijn naam in het eigendomsregister zet. NPO heeft zich verplicht om de naamswijziging op 5 augustus 2024 door te voeren, onder de voorwaarde dat [eiser] binnen drie maanden na dit vonnis een gerechtelijke procedure tegen [B] zal opstarten.
[eiser] krijgt ongelijk en moet de proceskosten van NPO betalen
3.11.
NPO heeft terecht het besluit genomen om geen duplicaten van de eigendomsbewijzen aan [eiser] af te geven. NPO zal niet worden veroordeeld om alsnog de duplicaten af te geven. Dat betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
3.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de kant van NPO worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals is vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00
3.13.
NPO heeft ook wettelijke rente over de proceskosten gevorderd. Dit wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing wordt vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van NPO begroot op € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend en te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over deze bedragen met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling,
4.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de veroordeling onder 4.2., uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2024.