ECLI:NL:RBMNE:2024:4807

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/568905
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de ontbinding van een vennootschap onder firma en de vereffening van de activa en passiva

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 augustus 2024, betreft het een geschil tussen vennoten van een ontbonden vennootschap onder firma. De partijen, bestaande uit [eiseres], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], hebben een bezorg- en afhaalrestaurant overgenomen, maar de vennootschap is inmiddels ontbonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat iedere vennoot recht heeft op winst en aansprakelijk is voor verlies. Er is een geschil ontstaan over de terugbetaling van bedragen die naar privérekeningen zijn overgeschreven en de kosten van een huurcontract voor een auto. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] om een deskundige aan te wijzen voor de waardebepaling van de vennootschap toegewezen. De partijen zijn het erover eens dat er een deskundige moet worden benoemd om de waarde van de vennootschap vast te stellen, en de rechtbank heeft hen in overweging gegeven om dit in onderling overleg te doen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank heeft bepaald dat partijen hun standpunten over het deskundigenbericht moeten indienen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/568905 / HL ZA 24-17
Vonnis van 14 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen:
[eiseres],
advocaat: mr. P.A.M. Vermeer te Almere,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen:
[gedaagde sub 1],
2.
[gedaade sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen:
[gedaade sub 2],
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen:
[gedaagde sub 1] c.s.,
advocaat: mr. R. Zwiers te Almere.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 januari 2024 met producties 1 t/m 17;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 t/m 5;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 18 t/m 26 tevens wijziging van eis in conventie;
- de akte overlegging producties 6 t/m 18 van [gedaagde sub 1] c.s.;
- de akte overlegging producties 27 t/m 30 van [eiseres] ;
- de akte overlegging producties 19 t/m 21 van [gedaagde sub 1] c.s.;
- het e-mailbericht van 27 mei 2024 van de advocaat van [eiseres] waarin de reeds overgelegde productie 16 vervangen wordt met een nieuwe productie 16.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juni 2024. Partijen zijn verschenen met hun advocaten. De spreekaantekeningen die de advocaten hebben voorgelezen zijn aan het dossier toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken is.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling is de procedure aangehouden tot 26 juni 2024. Daarna is bepaald dat op 14 augustus 2024 vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Op 23 mei 2022 hebben partijen de vennootschap onder firma ‘ [onderneming 1] ’ opgericht (hierna: de vennootschap). [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaade sub 2] staan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd als vennoot van de vennootschap.
2.2.
De vennootschap heeft in juni 2022 het bezorg- en afhaalrestaurant met inventaris ‘ [..] ’ in [plaats] (hierna: het restaurant) en een bestelauto van een derde partij overgenomen. Voor het restaurant en de bestelauto hebben partijen € 136.500,00 betaald.
2.3.
Ten behoeve van de aankoop van het restaurant heeft [eiseres] een bedrag van € 25.000,00 geleend van [gedaagde sub 1] .
2.4.
Op 30 juni 2023 zijn twee bedragen van € 25.000,00 overgeschreven van de bankrekening van de vennootschap naar de bankrekening van respectievelijk [gedaagde sub 1] en [gedaade sub 2] .
2.5.
Op 17 november 2023 heeft [onderneming 2] B.V. namens haar cliënte [onderneming 3] een brief gestuurd aan de vennootschap. In die brief wordt de vennootschap gesommeerd om een bedrag te betalen van € 756,63.
2.6.
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is geregistreerd dat de vennootschap per 9 januari 2024 is ontbonden.
2.7.
De vennootschap heeft een overeenkomst gesloten op basis waarvan een auto werd gehuurd van [onderneming 4] . Deze overeenkomst is door [onderneming 4] opgezegd. Voor de opzegging heeft [onderneming 4] op 9 april 2024 een boete bij de vennootschap in rekening gebracht van in totaal € 3.989,53 (inclusief rente en incassokosten).

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. een deskundige aanwijst om de waarde van de vennootschap vast te stellen zodat de hoogte van de uittredingsvergoeding van [eiseres] bepaald kan worden, waarbij de kosten van de deskundige voor rekening van de vennootschap zullen komen;
II. [gedaagde sub 1] c.s. veroordelen tot voldoening van een uitkering van het resultaat van de vennootschap aan [eiseres] , naar verhouding van zijn aandeel in de vennootschap, zoals vastgesteld door de deskundige;
III. [gedaagde sub 1] c.s. veroordelen tot terugbetaling van € 50.000,00 aan de vennootschap, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2023, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. [gedaagde sub 1] c.s. veroordelen tot vergoeding van de schade van de vennootschap, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde sub 1] c.s. veroordelen in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[gedaagde sub 1] c.s. voeren verweer. [gedaagde sub 1] c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde sub 1] c.s. vorderen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. bepaalt dan wel verstaat dat de door [onderneming 4] vanaf 13 augustus 2023 aan de vennootschap in rekening gebrachte kosten in de onderlinge verhouding van partijen voor rekening komen van [eiseres] ;
II. [eiseres] veroordeelt tot betaling aan [gedaagde sub 1] c.s. van de helft van hetgeen [gedaagde sub 1] c.s. tot en met 9 januari 2024 aan kosten voor de vennootschap meer heeft betaald dan waartoe zij in haar onderlinge verhouding tot [eiseres] gehouden is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 dan wel vanaf zodanige datum als de rechtbank meent te behoren, tot de dag der voldoening;
III. [eiseres] veroordeelt om aan [gedaagde sub 1] c.s., op vertoon van de betreffende factuur of facturen en betalingsbewijs of betalingsbewijzen, te betalen de helft van alle bedragen die [gedaagde sub 1] c.s. na 9 januari 2024 aan derden heeft betaald en/of nog zal betalen ter voldoening aan verplichtingen die door of namens de ontbonden vennootschap zijn aangegaan.
IV. [eiseres] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.5.
Als de rechtbank de vordering van [eiseres] onder punt III van rechtsoverweging 3.1 toewijst in die zin dat [gedaagde sub 1] of [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld om € 25.000,00 aan het vermogen van de vennootschap te betalen, vorderen [gedaagde sub 1] c.s. dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
V. [eiseres] veroordeelt tot (terug)betaling aan [gedaagde sub 1] van de door [gedaagde sub 1] ten behoeve van [eiseres] voorgeschoten € 25.000,00.
3.6.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde sub 1] c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s.in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
In de kern gaat het geschil in conventie en in reconventie over de vereffening van de ontbonden vennootschap. Partijen zijn het er over eens dat er een deskundige benoemd moet worden om de waarde van de vennootschap vast te stellen. De vordering van [eiseres] tot het benoemen van een deskundige zal de rechtbank daarom toewijzen (zie rechtsoverweging 4.15 en verder).
4.2.
Voordat de rechtbank daartoe overgaat, zullen eerst een aantal geschilpunten beoordeeld worden, zodat de deskundige voldoende informatie en uitgangspunten heeft om het onderzoek uit te voeren.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat partijen ten aanzien van (de vertegenwoordiging van) de vennootschap geen schriftelijke afspraken hebben gemaakt. Dat betekent dat iedere vennoot bevoegd is om de vennootschap (in rechte) te vertegenwoordigen (artikel 17 Wetboek van Koophandel). Een andersluidende afspraak over de vertegenwoordiging van de vennootschap is niet gesteld of gebleken.
Winst- en verliesverdeling van de vennootschap
4.4.
Het is niet in geschil dat partijen hebben afgesproken dat degenen die zouden meedelen in de winst van de vennootschap, maandelijks een voorschot op de winstdeling zouden ontvangen en dat het voorschot aan het eind van het jaar zou worden verrekend met het daadwerkelijke resultaat van de vennootschap. Partijen verschillen wel van mening of [gedaagde sub 1] - [eiseres] zou meedelen in de winst of aansprakelijk zou zijn voor het verlies van de vennootschap.
4.5.
[gedaagde sub 1] c.s. stellen dat partijen zijn overeengekomen dat [onderneming 1] ieder voor 50% zouden meedelen in de winst van de vennootschap en dat verliezen eveneens door ieder voor de helft zouden worden gedragen. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is afgesproken dat [gedaagde sub 1] - [eiseres] salaris zou ontvangen voor haar werkzaamheden voor de vennootschap en dat zij niet zou meedelen in de winst of aansprakelijk zou zijn voor verlies van de vennootschap.
4.6.
De rechtbank volgt het betoog van [eiseres] dat partijen hebben afgesproken dat [eiseres] voor 50%, [gedaagde sub 1] voor 25% en [gedaade sub 2] voor 25% zouden meedelen in de winst en aansprakelijk zouden zijn voor verlies van de vennootschap. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat [gedaade sub 2] geregistreerd als vennoot van de vennootschap. Uit de door [eiseres] overgelegde bankafschriften blijkt dat er maandelijks een bedrag van € 2.500,00 van de bankrekening van de vennootschap naar iedere partij, dus ook naar [gedaade sub 2] , werd overgeschreven onder vermelding van
“voorschot loon …”. Dat [gedaade sub 2] , als enige partij, salaris zou ontvangen is op geen enkele manier door [gedaagde sub 1] c.s. onderbouwd. Anders dan [gedaagde sub 1] c.s. menen, moeten de betalingen aan [gedaade sub 2] van “
loon”dus niet in mindering worden gebracht op het resultaat van de vennootschap.
Terugbetaling lening
4.7.
[eiseres] stelt dat hij met [gedaagde sub 1] is overeengekomen dat de lening van € 25.000,00 (zie rechtsoverweging 2.3) zou worden verrekend met de winstdelingen van de vennootschap. De rechtbank verwerpt dat betoog van [eiseres] , omdat het op geen enkele manier is onderbouwd. De lening moet niet in mindering worden gebracht op het resultaat van de vennootschap.
De twee overschrijvingen van € 25.000,00
4.8.
Het is niet in geschil dat er op 30 juni 2023 twee bedragen van € 25.000,00 zijn overgeschreven van de bankrekening van de vennootschap naar de bankrekeningen van respectievelijk [gedaagde sub 1] en [gedaade sub 2] .
4.9.
[gedaagde sub 1] c.s. betogen dat [gedaagde sub 1] het bedrag van € 25.000,00 naar zijn eigen rekening heeft overgeschreven en dat die overschrijving heeft te gelden als een terugbetaling van het bedrag dat [eiseres] van hem heeft geleend (zie rechtsoverweging 2.3). Het bedrag van € 25.000,00 dat is overgemaakt naar de bankrekening van [gedaade sub 2] , is volgens [gedaagde sub 1] c.s. gebruikt om kosten van de vennootschap te betalen.
4.10.
Het bedrag van € 25.000,00 dat naar de bankrekening van [gedaagde sub 1] is overgeschreven, moet terugbetaald worden aan de vennootschap. Voor de overschrijving van dat bedrag naar de bankrekening van [gedaagde sub 1] bestaat geen rechtsgrond. Weliswaar staat vast dat [eiseres] een bedrag van € 25.000,00 van [gedaagde sub 1] heeft geleend, maar dat zal door [eiseres] aan [gedaagde sub 1] moeten worden terugbetaald.
4.11.
[eiseres] heeft erkend dat [gedaade sub 2] voor € 32.372,28 aan kosten van de vennootschap vanaf haar privérekening heeft betaald. Het bedrag van € 25.000,00 dat naar de bankrekening van
[gedaade sub 2] is overgeschreven hoeft daarom niet aan de vennootschap terugbetaald te worden.
Boete [onderneming 4] en incassokosten [onderneming 3]
4.12.
Partijen verschillen van mening voor wiens rekening de boete van [onderneming 4] komt (zie rechtsoverweging 2.7). Volgens [eiseres] moet de boete voor rekening van de vennootschap komen. [gedaagde sub 1] c.s. betogen dat de boete door [eiseres] moet worden betaald, omdat [eiseres] vanaf 13 augustus 2023 als enige het genot van de auto heeft gehad.
4.13.
[eiseres] heeft onbetwist gesteld dat de hoogte van de boete van [onderneming 4] gelijk is aan de resterende termijnbetalingen die de vennootschap aan [onderneming 4] verschuldigd is. Daarom komt de boete voor rekening van de vennootschap. De stelling van [gedaagde sub 1] c.s. dat [eiseres] de auto na 13 augustus 2023 privé heeft gebruikt is door [eiseres] betwist en door [gedaagde sub 1] c.s. niet nader onderbouwd.
4.14.
[eiseres] stelt dat er vanuit de vennootschap een bedrag van € 128,95 is betaald voor incassokosten bij de aanmaning van [onderneming 3] (zie rechtsoverweging 2.5). Volgens [eiseres] moeten deze kosten door [gedaagde sub 1] c.s. betaald worden, omdat zij € 50.000,00 van de bankrekening van de vennootschap hebben overgeschreven naar hun eigen bankrekeningen. Daardoor kon de incasso van de factuur van [onderneming 3] volgens [eiseres] niet plaatsvinden en zijn er incassokosten van € 128,95 in rekening gebracht. Deze stellingen zijn door [gedaagde sub 1] c.s. niet betwist. Het bedrag van € 128,95 zal daarom door [gedaagde sub 1] c.s. moeten worden terugbetaald aan de vennootschap.
Benoemen deskundige
4.15.
Partijen zijn het er over eens dat er een deskundige moet worden benoemd om de waarde van de onderneming vast te stellen.
4.16.
De rechtbank geeft partijen in overweging om - met inachtneming van het oordeel van de rechtbank in dit vonnis over de geschilpunten tussen partijen - in onderling overleg een deskundige te benoemen en de onderneming te vereffenen ter voorkoming van aanvullende (proces)kosten.
4.17.
Als het partijen niet lukt om in onderling overleg een deskundige te benoemen, zal de rechtbank daartoe overgaan. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
- het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n);
- de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
4.18.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van het waarderen ondernemingen en dat de volgende vragen moeten worden gesteld:
Kunt u de slotbalans bepalen van de vennootschap per 9 januari 2024?
Kunt u naar verhouding van het aandeel van partijen in de vennootschap ( [eiseres] 50%, [gedaagde sub 1] 25% en [gedaade sub 2] 25%) het resultaat (positief/negatief) van de vennootschap bepalen en daarbij rekening houden met schulden van de vennootschap die partijen van privébankrekeningen hebben betaald?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
4.19.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundige(n) gelijkelijk over partijen te verdelen. Partijen moeten daarom ieder de helft van dit voorschot betalen.
4.20.
In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
4.21.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon die als deskundige gaat optreden. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking mag komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
4.22.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich hierover bij akte kunnen uitlaten. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
4.23.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 11 september 2024om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht,
5.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.