ECLI:NL:RBMNE:2024:4804

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10951238 \ UC EXPL 24-1413
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal geschil over bevoegdheid Nederlandse rechter en toepasselijkheid Belgisch recht in medische betalingskwestie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civielrechtelijk geschil tussen een Belgische eiser en een Nederlandse gedaagde. De eiser, gevestigd in België, vorderde betaling van een factuur voor medische behandelingen die aan de gedaagde in rekening waren gebracht. De gedaagde had een tegenvordering ingesteld wegens schadevergoeding, waarbij hij stelde dat de factuur in strijd was met de geheimhoudingsplicht. De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was op basis van de Brussel I bis-verordening, aangezien de gedaagde in Nederland woonachtig is. De kantonrechter concludeerde dat het Belgisch recht van toepassing was op de vordering in conventie, terwijl het Nederlands recht van toepassing was op de tegenvordering in reconventie. De rechter oordeelde dat de gedaagde de factuur moest betalen, inclusief bijkomende kosten, en wees de tegenvordering af. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de internationale aspecten van het geschil en de toepassing van zowel Belgisch als Nederlands recht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10951238 UC EXPL 24-1413 rch/1466
Vonnis van 7 augustus 2024
inzake
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] , België,
verder ook te noemen: ‘ [eiser] ’,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: D.W.J. van Leeuwen,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: ‘ [gedaagde] ’,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft op 19 januari 2024 [gedaagde] gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft op 23 april 2024 schriftelijk gereageerd op de dagvaarding en heeft een tegenvordering (een eis in reconventie) ingesteld. [eiser] is vervolgens in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, maar zij heeft daar geen gebruik van gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag het vonnis zal worden gewezen in deze zaak.

2.Bevoegdheid en toepasselijk recht

De Nederlandse kantonrechter is bevoegd

2.1.
De kantonrechter zal eerst onderzoeken of zij bevoegd is om dit geschil te beoordelen, en zo ja, welk recht daarbij van toepassing is. Het betreft namelijk een geschil met een internationaal karakter, omdat het [eiser] in België gevestigd is en [gedaagde] in Nederland staat ingeschreven.
2.2.
Voor de beoordeling van de vraag welke rechter in de zaak in conventie bevoegd is, is de Brussel I bis-verordening [1] bepalend, aangezien het gaat om een burgerlijke of handelszaak, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 van die verordening. Uit de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Brussel I bis-verordening volgt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van dit geschil, aangezien [gedaagde] in Nederland woonachtig is. Meer specifiek is de kantonrechter in Utrecht bevoegd, op grond van artikel 93 sub a en 99 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.3.
Ten aanzien van de bevoegdheid in de zaak in reconventie overweegt de kantonrechter als volgt. Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie wordt onder ‘plaats van het schadebrengende feit’ als bedoeld in artikel 7 sub 2 van de Brussel I bis-verordening zowel gedoeld op de plaats van de veroorzakende gebeurtenis als de plaats waar de schade is ingetreden. In het laatstgenoemde geval is dat Nederland, waar [gedaagde] woont. Gelet hierop moet geoordeeld worden dat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan, zodat de Nederlandse rechter eveneens bevoegd is om van het onderhavige geschil in reconventie kennis te nemen. Overigens is de Nederlandse rechter ook bevoegd op grond van artikel 97 lid 1 Rv, vanwege de samenhang tussen de eis in conventie en de eis in reconventie.
Het toepasselijk recht
2.4.
Voor de beoordeling van de vraag welk recht voor de eis in conventie dient te worden toegepast, is de Rome I-verordening bepalend. [2] Gesteld noch gebleken is dat partijen een rechtskeuze zijn overeengekomen, zoals bedoeld in artikel 3 van die verordening. Op grond van artikel 4 lid 1 sub b Rome I-verordening is daarom op deze zaak Belgisch recht van toepassing, omdat het [eiser] , als dienstverlener, in België gevestigd is. Bij gebrek aan andersluidende informatie gaat de kantonrechter er vanuit dat [gedaagde] de behandelingen uitsluitend heeft ondergaan in België, zodat het feit dat [gedaagde] een consument is niet tot een ander oordeel leidt (artikel 6 lid 4 sub a Rome I-verordening).
2.5.
De bepaling van het toepasselijke recht in de eis in reconventie dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening Rome II [3] betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen, nu de vordering betrekking heeft op een door deze verordening bestreken onderwerp en de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden na inwerkingtreding van de verordening (11 januari 2009). Omdat niet is gesteld, noch gebleken, dat door partijen een keuze is gedaan ten aanzien van het toepasselijke recht, is ingevolge artikel 4 van Verordening Rome II het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet. De gestelde schade heeft zich in het onderhavige geval voorgedaan in Nederland, zodat op de onderhavige vordering in reconventie Nederlands recht van toepassing is.

3.De beoordeling

De kern van de zaak

3.1.
[gedaagde] heeft in november 2021 één (of meerdere medische) behandeling(en) ondergaan bij het [eiser] . De kosten van die medische behandeling bedragen € 802,20. Partijen hebben een geschil over de betaling van de factuur waarmee deze kosten in rekening zijn gebracht bij [gedaagde] (hierna: de factuur) en over een door [gedaagde] ingediende tegenvordering, betreffende schadevergoeding. Het gelijk is aan het [eiser] . [gedaagde] moet het [eiser] het factuurbedrag betalen, met bijkomende kosten en de kantonrechter wijst de tegenvordering van [gedaagde] af.
In conventie
[gedaagde] moet het factuurbedrag betalen
3.2.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij met [eiser] een medische zorgovereenkomst heeft gesloten (hierna: de overeenkomst) en dat [eiser] die overeenkomst heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de daarvoor gefactureerde tegenprestatie. [gedaagde] voert alleen dat dat de factuur niet geaccepteerd kan worden als bewijsmiddel, omdat die medische gegevens bevat van hem en zijn echtgenote. Dat is volgens hem in strijd met de medische geheimhoudingsplicht die op het [eiser] rust.
3.3.
De kantonrechter gaat daarin niet mee. [eiser] maakt aanspraak op naleving van de overeenkomst die zij met [gedaagde] heeft gesloten. Om die overeenkomst en de aard en omvang van haar vordering behoorlijk te onderbouwen heeft zij verwezen naar de factuur waarin een summiere omschrijving staat van de vordering. Dat geldt als een rechtmatig gebruik van persoonsgegevens omdat het gaat om een proportioneel en noodzakelijk gebruik voor de uitoefening en onderbouwing van een rechtsvordering. [4]
3.4.
[gedaagde] schiet te kort in zijn verplichtingen uit de overeenkomst omdat hij de factuur niet heeft betaald. Dat betekent dat de gevorderde hoofdsom toegewezen zal worden.
Vermeerderd met schadevergoeding en administratiekosten
3.5.
Het [eiser] maakt aanspraak op een schadevergoeding van € 40,00 en € 25,00 aan administratiekosten, conform de betalingsvoorwaarden die [gedaagde] met de factuur zijn gestuurd. Die schadevergoeding baseert [eiser] op de door haar geciteerde relevante bepaling van het toepasselijke Belgisch recht. [5] [gedaagde] heeft ook hier geen inhoudelijk verweer tegen gevoerd en de gevorderde bedragen zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet onredelijk. De kantonrechter zal dus ook dit deel van de vordering toewijzen.
en de wettelijke rente naar Belgisch recht
3.6.
Omdat [gedaagde] een achterstand heeft laten ontstaan en heeft laten voortduren, is hij de gevorderde wettelijke consumentenrente naar Belgisch recht (1,5% op jaarbasis) verschuldigd over de hoofdsom. [6] Tot de dagvaarding is die rente begroot op € 25,35.
Conclusie en proceskosten
3.7.
De conclusie is dat in conventie zal worden toegewezen:
De hoofdsom € 802,20
De wettelijke daarover verschuldigde rente tot dagvaarding € 25,35
De wettelijke rente over de hoofdsom vanaf dagvaarding PM
Schadevergoeding en administratiekosten € 65,00
3.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van het [eiser] worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 328,00
- salaris gemachtigde € 135,00
- nakosten
€ 67,50Totaal € 644,04.
In reconventie
[gedaagde] heeft geen recht op (immateriële) schadevergoeding
3.9.
Zoals hiervoor in punt 3.3. is overwogen, heeft [eiser] niet onrechtmatig gehandeld door in deze procedure haar vordering te onderbouwen met een factuur waarop summier staat omschreven waar die factuur op is gebaseerd. De vordering van [gedaagde] in reconventie mist dus een deugdelijke grondslag en zal daarom worden afgewezen.
De proceskosten reconventie
Omdat [gedaagde] in de procedure in reconventie ongelijk heeft gekregen, komen de proceskosten voor zijn rekening. Omdat [eiser] niet heeft gereageerd op de eis worden haar kosten begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan het [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 892,55, te vermeerderen met de Belgische wettelijke consumentenrente over € 802,20 vanaf 16 januari 2024 tot de dag van volledige voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de kant van het [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 644,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
4.5.
wijst de vordering af;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten in reconventie aan de zijde van het [eiser] , begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012, ook wel EEX-Vo (herschikt)
2.Verordening (EG) nr. 593/2008
3.Verordening (EG) nr. 864/2007
4.art. 9 lid 2 sub f en g van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
5.art. VI.83.24 Wetboek van economisch recht
6.artikel 1153 Belgisch BW