ECLI:NL:RBMNE:2024:4803

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
24/34
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor kap van sequoia door gemeente Utrechtse Heuvelrug

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het kappen van een sequoia (mammoetboom) op een perceel in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Eiser had op 23 januari 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag op 14 maart 2023 afgewezen. Het bestreden besluit van 23 november 2023 bevestigde deze afwijzing. Eiser heeft beroep ingesteld en zijn gronden op 29 januari 2024 aangevuld. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank overweegt dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing is, aangezien de aanvraag voor de omgevingsvergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend. De Bomenverordening van de gemeente Utrechtse Heuvelrug vereist een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom, en het college heeft de bevoegdheid om deze vergunning te weigeren. De rechtbank toetst of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vergunning te weigeren, waarbij de belangen van behoud van de boom tegen de belangen van eiser worden afgewogen.

Eiser betoogt dat de boom geen significante waarden vertegenwoordigt, maar de rechtbank oordeelt dat het college voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de afwijzing, gebaseerd op de natuur- en milieuwaarden van de boom. Eiser stelt ook dat de boom hinderlijke overlast veroorzaakt, maar de rechtbank concludeert dat het college het juiste criterium heeft gehanteerd en de belangenafweging correct heeft uitgevoerd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/34

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L. Knol),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug(het college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het kappen van een sequoia (mammoetboom).
1.1.
Eiser heeft op 23 januari 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van een mammoetboom (de boom) op het perceel aan de [perceel] in [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 14 maart 2023 (primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 november 2023 is het college bij die afwijzing gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft zijn beroepsgronden op 29 januari 2024 aangevuld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Overwegingen

Het toetsingskader
2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
3. Als een gemeentelijke verordening bepaalt dat een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen (hierna: kappen), dan is het verboden om die activiteit uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Dat staat in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g en slot, van de Wabo.
4. De Bomenverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2022 (de Bomenverordening) bepaalt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het kappen van een boom [1] . Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen. Een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom wordt geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom op basis van onder meer de volgende waarden: natuurwaarden, milieuwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden, waarden van stads- en dorpsschoon en waarden voor recreatie en leefbaarheid. [2] Alleen in geval van hinderlijke overlast kan het belang bij verlening van een omgevingsvergunning opwegen tegen het belang bij behoud van de houtopstand. [3]
5. Het college heeft dus de bevoegdheid om de omgevingsvergunning te weigeren. Bij het besluit om al dan niet gebruik te maken van die bevoegdheid heeft het college beleidsruimte. De rechtbank toetst of het college, onder afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de omgevingsvergunning te weigeren.
Beoordeling door de rechtbank
6. Eiser voert aan dat de boom geen gemiddelde waarden van natuur, milieu, recreatie en leefbaarheid en stads- en dorpsschoon vertegenwoordigt.
7. In het bestreden besluit heeft het college de natuur- en milieuwaarden, de waarden van stads- en dorpsschoon en de waarden voor recreatie en leefbaarheid van de boom aan de weigering van de omgevingsvergunning ten grondslag gelegd. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de boomdeskundig in zijn rapport van 14 juli 2023 dat de boom deze waarden heeft. Deze waarden kwamen al naar voren in het primaire besluit en zijn in heroverweging gehandhaafd, met dien verstande dat de waarden van stads- en dorpsschoon niet meer op hoog, maar op gemiddeld zijn beoordeeld. De gegeven toelichting waarom de boom deze waarden heeft, is in lijn met de toelichting in de Bomenverordening over deze waarden. De boomdeskundige heeft voldoende toegelicht dat, waarom en in welke mate de boom de gestelde waarden heeft. In het door eiser overgelegde advies van [boomverzorging] van 10 december 2023 wordt niet betwist dat de boom (gemiddelde) waarden vertegenwoordigt. Daarin wordt uitsluitend gesteld dat de boom geen significatie bijdrage aan het stads- en dorpsschoon levert. De rechtbank ziet daarin onvoldoende aanleiding om aan de conclusie van de boomdeskundige te twijfelen. Het college heeft het bestreden besluit daarom mogen baseren op het advies van de boomdeskundige. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser voert aan dat het college een zwaarder gewicht had moeten toekennen aan zijn belang bij verlening van een omgevingsvergunning dan aan het belang bij behoud van de boom. De boom veroorzaakt volgens eiser hinderlijke overlast als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Bomenverordening door naaldenuitval, schaduwwerking en mogelijk uitbrekende takken. Het college hanteert volgens eiser ten onrechte het criterium onrechtmatige hinder.
9. De rechtbank overweegt dat artikel 4, derde lid, van de Bomenverordening ‘hinderlijke overlast’ noemt als relevant criterium bij de vraag of een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom wordt verleend of geweigerd. Uit artikel 1, aanhef en onder k, van de Bomenverordening blijkt dat daaronder in ieder geval ‘onrechtmatige hinder’ wordt volstaan. Of sprake is van onrechtmatige hinder, kon het college dus in zijn besluitvorming betrekken. Het college heeft ‘onrechtmatige hinder’ niet als enig of doorslaggevend criterium gehanteerd. Uit het bestreden besluit volgt dat volgens het college geen sprake is van hinderlijke overlast. Het college heeft dan ook het juiste criterium gebruikt en heeft daarbij beoordelingsruimte.
10. Het college heeft het belang van eiser bij de kap van de boom afgewogen tegen het belang van behoud van de boom op basis van de waarden van de boom. Het college heeft in zijn afweging de door eiser naar voren gebrachte belangen (schaduwwerking, naalduitval en veiligheid) meegewogen en zo een belangenafweging gemaakt in overeenstemming met artikel 4, tweede en derde lid, van de Bomenverordening. Het college heeft in redelijkheid, na afweging van de betrokken belangen, het belang van het behoud van de boom zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiser bij het kappen van de boom.
11. Eiser voert aan dat het college op grond van het evenredigheidsbeginsel zijn herplantingsvoorstel bij de belangenafweging had moeten betrekken. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Een afweging van belangen heeft al plaatsgevonden op grond van artikel 4 van de Bomenverordening. Een (eventuele) herplantplicht is pas aan de orde als het college besluit tot vergunningverlening. Van schending van het evenredigheidsbeginsel is dan ook geen sprake.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, van de Bomenverordening.
2.Artikel 4, eerste en tweede lid, van de Bomenverordening.
3.Artikel 4, derde lid, van de Bomenverordening.