ECLI:NL:RBMNE:2024:4802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
23/2838
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan de ex-werknemer, die zich op 8 april 2019 ziekmeldde. De ex-werknemer diende op 5 januari 2021 een aanvraag in voor een WIA-uitkering, waarop het Uwv op 30 april 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toekende, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Eiseres maakte bezwaar tegen de beslissing van het Uwv, dat de ex-werknemer vanaf 5 februari 2022 geen recht had op een IVA-uitkering, maar op een loongerelateerde WGA-uitkering, omdat hij niet duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiseres betwist de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de interpretatie van de rapporten door het Uwv. De rechtbank concludeert echter dat het onderzoek naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv.

De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft onderbouwd dat verbetering van de belastbaarheid van de ex-werknemer mogelijk is, en dat er geen reden is om aan te nemen dat de reguliere behandeling niet effectief zal zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de ex-werknemer geen recht heeft op een IVA-uitkering en eiseres geen gelijk krijgt. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2838

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.K. Wouterse),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan [ex-werknemer] , de voormalig werknemer van eiseres (de ex-werknemer).
1.1.
De ex-werknemer heeft zich op 8 april 2019 ziekgemeld voor zijn werk als allround schilder. Op 5 januari 2021 heeft hij een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. In het kader van deze WIA-aanvraag heeft een verzekeringsarts van het Uwv onderzoek gedaan en geconcludeerd dat de werknemer niet beschikt over benutbare mogelijkheden per einde wachttijd 4 april 2021. Met het besluit van 30 april 2021 heeft het Uwv aan de ex-werknemer met ingang van 5 april 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de wet WIA toegekend, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage op 80-100% is vastgesteld.
1.2
Met een tweede besluit van 30 november 2021 heeft het Uwv aan de ex-werknemer meegedeeld dat de loongerelateerde WGA-uitkering duurt tot en met 4 februari 2022 en dat hij met ingang van 5 februari 2022 in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.3
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts van het Uwv heeft vervolgens medisch onderzoek verricht. Volgens de verzekeringsarts heeft de ex-werknemer verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. Hij heeft de beperkingen van de ex-werknemer opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 april 2022. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de ex-werknemer zijn eigen werk als allround schilder niet meer kan doen en dat er onvoldoende functies zijn te duiden die passen bij de vastgestelde belastbaarheid. Hij stelt het arbeidsongeschiktheidspercentage daarom vast op 100%.
1.4
In reactie op een door eiseres overgelegd rapport van 23 november 2022 van verzekeringsarts [verzekeringsarts] , verbonden aan [medische groep] , heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een expertise laten verrichten door een specialist, die op 13 april 2023 een rapport heeft opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dat rapport betrokken in het medisch onderzoek. Vervolgens heeft het Uwv met de beslissing van 3 mei 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.5
Eiseres heeft beroep ingesteld en een rapport van verzekeringsarts [verzekeringsarts] van 8 februari 2024 overgelegd. Het Uwv heeft een verweerschrift van 31 juli 2023, een aanvullend verweerschrift van 28 februari 2024 en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 juli 2023 en 27 februari 2024 ingediend.
1.6
De ex-werknemer heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij toestemming geeft om stukken die medische gegevens bevatten aan zijn (ex-)werkgeefster (eiseres) toe te zenden. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat hij geen toestemming geeft. De rechtbank heeft de medische stukken alleen verstuurd aan de door eiseres ingeschakelde advocaat. Om te voorkomen dat medische gegevens via deze uitspraak alsnog bekend worden, zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken.
1.7
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Het geschil

2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat de ex-werknemer vanaf 5 februari 2022 geen recht heeft op een uitkering op grond van de inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA), maar op een loongerelateerde WGA-uitkering, omdat hij wel volledig arbeidsongeschikt is, maar niet duurzaam.
Aan de hand van wat eiseres heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank de beslissing op bezwaar. Het gaat daarbij om de medische situatie van de ex-werknemer op 5 februari 2022, dat is de datum in geding (beoordelingsdatum).

Beoordeling door de rechtbank

3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits die rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan die zorgvuldigheidseisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar nodig.
4. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) hanteert strenge criteria voor de beoordeling van duurzaamheid door verzekeringsartsen. De verzekeringsarts moet bij een claim van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid een inschatting maken van de herstelkansen in het eerste jaar en de periode erna. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden van de verzekerde. Als de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat van die behandeling voor de individuele verzekerde [1] .
Is de medische beoordeling zorgvuldig geweest?
5. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de bevindingen in het expertise-rapport van de door hem ingeschakelde medisch deskundige verkeerd heeft geïnterpreteerd en deze deskundige een onjuist beoordelingskader heeft gehanteerd.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer zorgvuldig uitgevoerd. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet de rechtbank geen aanknopingspunten te concluderen dat de bevindingen uit het expertise-rapport verkeerd zijn uitgelegd en/of dat de duurzaamheid niet is beoordeeld conform het beoordelingskader “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” (het beoordelingskader). Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te achten.
Is de medische beoordeling juist?
7. Volgens eiseres is verbetering van de belastbaarheid van de ex-werknemer niet te verwachten. Ter onderbouwing wijst zij op het rapport van 8 februari 2024 van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts [verzekeringsarts] .
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 19 april 2023 toegelicht dat geen sprake van een progressieve aandoening of een stabiele aandoening zonder behandelmogelijkheden en verbetering van de belastbaarheid daarom niet is uitgesloten. Bij de ex-werknemer is sprake van verschillende cliëntgebonden factoren, die niet mogen worden meegenomen in de prognose van het ziektebeeld op zich. De behandeling is thans meer gericht op begeleiding dan op therapie en een specifieke en afgeronde behandeling voor zijn medische klachten is niet gevolgd. Bij verbetering van de cliëntgebonden factoren zal bij adequate behandeling verbetering van de belastbaarheid mogelijk zijn binnen 6-12 maanden, maar naar verwachting vanwege de complexiteit van het ziektebeeld zal verbetering van de klachten en beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren langer dan gemiddeld duren, mogelijk zelfs langer dan een jaar. De start van adequate behandeling zal vanwege de cliëntgebonden factoren ook langer duren.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden geconcludeerd dat verbetering van de belastbaarheid van de ex-werknemer mogelijk is.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uitgelegd dat er gelet op het ziektebeeld adequate behandelmogelijkheden zijn zodat verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten. Hij wijst op het ontbreken van een specifieke en afgeronde behandeling en merkt daarbij op dat niet is gebleken dat een adequate behandeling bij de ex-werknemer niet mogelijk is dan wel dat deze niet tot verbetering zal leiden. Navolgbaar is de motivering dat verbetering van de klachten en arbeidsbeperkingen vanwege het medisch beeld langer dan gemiddeld zal duren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de cliëntgebonden factoren niet hoeven meenemen, omdat uit het beoordelingskader volgt dat cliëntgebonden factoren geen rol kunnen spelen bij de beoordeling van de belastbaarheid en de vraag of behandeling mogelijk is, tenzij deze rechtstreeks samenhangen met het ziekteproces. In zijn rapport van 27 juli 2023 motiveert hij aanvullend dat er geen ander onderliggend ziektebeeld of aandoening is die een behandeling in de weg staat. Gerichte behandeling van de aandoening van de ex-werknemer duurt ongeveer een jaar, maar kan langer dan een jaar duren als voorafgaand of tijdens gerichte medische behandeling ook behandeling moet plaatsvinden in verband met de cliëntgebonden factoren.
10. De rechtbank ziet in het rapport van 8 februari 2024 van verzekeringsarts [verzekeringsarts] geen reden aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. [verzekeringsarts] stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet kan volstaan met het argument dat niet valt te voorspellen welke beperkingen blijvend zullen zijn en welke beperkingen kunnen verbeteren.
De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat hij niet kan vaststellen wat de uiteindelijk te bereiken eindsituatie zal zijn na een optimale behandeling vanwege de hoeveelheid mogelijke beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren en de onderverdeling in gradaties in dit geval. In zijn rapport van 5 februari 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uiteengezet dat bij de ex-werknemer sprake is van een op zich goed behandelbare aandoening, dat er geen onderbouwing is om aan te nemen dat de reguliere behandeling bij hem niet werkt en dat er ook geen onderbouwing is om nu al te stellen dat er sowieso beperkingen zullen resteren na adequate en optimale behandeling. Ook volledig herstel is mogelijk, omdat er geen onderliggende blijvende fysieke of psychische ziekten zijn die dit onmogelijk maken.

Conclusie en gevolgen

11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk uitgelegd waarom de ex-werknemer per datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de ex-werknemer geen recht heeft op een IVA-uitkering en eiseres geen gelijk krijgt.
12. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.