ECLI:NL:RBMNE:2024:480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/16/567237 / KL ZA 23-333
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing geldvordering in kort geding tussen Hermess B.V. en HMC Hydrographic & Marine Consultants B.V. met betrekking tot subsidieaanvraag en kostenindiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Hermess B.V. en HMC Hydrographic & Marine Consultants B.V. Hermess vorderde een geldsom van € 30.158,00 van HMC, die als penvoerder verantwoordelijk is voor het indienen van kosten bij de Managementautoriteit. Hermess stelde dat HMC haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst niet was nagekomen door bepaalde kosten niet door te betalen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van Hermess voldoende aannemelijk was en dat HMC verplicht was om de genoemde bedragen aan Hermess door te betalen. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 28 oktober 2023. Daarnaast vorderde Hermess dat HMC kosten van € 106.510,86 zou indienen bij de Managementautoriteit, maar deze vordering werd afgewezen omdat nader onderzoek nodig was naar de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door Hermess. De beslagkosten werden toegewezen aan Hermess, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/567237 / KL ZA 23-333
Vonnis in kort geding van 31 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERMESS B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
eiseres,
advocaat mr. E.H. Bruggink te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HMC HYDROGRAPHIC & MARINE CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Almere,
gedaagde,
advocaat mr. R. Zwiers te Almere.
Partijen zullen hierna Hermess en HMC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 december 2023 met producties 1 tot en met 25;
  • het bericht van 15 januari 2024 van Hermess met producties 26 tot en met 31;
  • het bericht van 15 januari 2024 van HMC met producties 1 tot en met 16;
  • het bericht van 15 januari 2024 van HMC met producties 17 en 18;
  • het bericht van 16 januari 2024 van Hermess met producties 32 en 33;
  • de mondelinge behandeling op 17 januari 2024;
  • de pleitnota van HMC.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hermess is een onderneming gespecialiseerd in het leveren van meteorologische data voor verschillende sectoren waarbij gebruik gemaakt wordt van een eigen ontwikkeld weermodel.
2.2.
HMC is een maritiem ingenieursbureau en oefent hydrografische, landmeetkundige en maritieme werkzaamheden uit.
2.3.
Hermess en HMC hebben op 12 februari 2021 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met als doel om een volledig geautomatiseerd decision support systeem voor schepen te ontwikkelen waarbij het mogelijk wordt om vroegtijdig en locatie-specifiek veiligheidsadvies aan varende schepen te geven. De naam van het project betreft “Decision support systeem voor geautomatiseerde maritieme navigatie” (hierna: het Project). In de samenwerkingsovereenkomst zijn partijen, voor zover relevant, het volgende overeengekomen:
“(…)
Verantwoording
1.
HMC Hydrographic & Marine Consultants B.V. dient de aanvraag in namens het samenwerkingsverband en is penvoerder van het project. Vanuit die hoedanigheid verzorgt de penvoerder het contact met de betrokken projectpartners van het project.
2.
De penvoerder stuurt alle relevante correspondentie door naar de projectpartners.
3.
Iedere projectpartner is financieel en inhoudelijk verantwoordelijk voor haar eigen onderdeel, inclusief begroting en financiering, in het project.
4.
Projectpartners leveren op verzoek van de penvoerder (minimaal) 2 maal per jaar de gewenste informatie die de penvoeder noodzakelijk acht voor het juist informeren van de financiers en projectpartners van het project.
Looptijd
5.
De looptijd van het project bedraagt 2 jaar en 10 maanden. De geplande startdatum van het project is 1 maart 2021 en de verwachte einddatum is 31 december 2023.
Diensten
6.
Alle taken en verantwoordelijkheden van alle projectpartners zijn beschreven in het projectplan. Onderstaand worden per projectpartner de belangrijkste activiteiten vermeld. Het projectplan maakt integraal onderdeel uit van deze overeenkomst.
7.
In een nauwe samenwerking tussen HMC Hydrographic & Marine Consultants B.V. en Hermess B.V. worden binnen de volgende 3 werkpaketten deze activiteiten uitgevoerd:
-
WP1 – Voorspellingsmodel voor scheepsgedrag.
o
Activiteit 1.1: Vaststellen kernparameters voor scheepsgedrag (voornamelijk HMC)
o
Activiteit 1.2: Modelleren responsfunctie (voornamelijk Hermess)
o
Activiteit 1.3: Testen van het voorspellingsmodel (beiden)
-
WP 2 – Prototype operationeel systeem
o
Activiteit 2.1: Ontwikkeling prototype scheepssysteem (voornamelijk HMC)
o
Activiteit 2.2: Ontwikkeling prototype dienstverleningssysteem (voornamelijk Hermess)
-
WP 3: Systeemtesten en validatie
o
Activiteit 3.1: Technische systeemtesten en certificatie (beiden)
o
Activiteit 3.2: Praktijktest (beiden)
(…)
Financiën
11.
Deze samenwerkingsovereenkomst maakt het mogelijk dat alle projectpartners in het project uitgaven voor het project mogen maken.
12.
De totale kosten en financiering van het project bedragen € 788.908,-. De aangevraagde subsidie bedraagt 60% van de totale kosten en komen neer op€ 473.345,20.
13.
Beide bedrijven dragen 40% van bovengenoemde kosten in kind bij door de inzet van eigen uren. Deze eigen bijdrage in kind bedraagt voor HMC Hydrographic & Marine Consultants B.V. €238.994,- en voor Hermess B.V. €76.568,80.
(…)
Communicatie
15.
Alle communicatie met het steunpunt Kansen voor West van de provincie Flevoland inzake het project loopt via HMC Hydrographic & Marine Consultants B.V.
(…)”
2.4.
Op 15 februari 2021 heeft HMC, mede namens Hermess, een subsidieaanvraag ingediend waarvan een projectplan onderdeel uitmaakt.
2.5.
Bij beschikking van 6 mei 2021 heeft het College van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Rotterdam, in haar hoedanigheid van Managementautoriteit van het Operationeel Programma Kansen voor West II (hierna: de Managementautoriteit), positief beslist op de aanvraag en een subsidie verleend van € 473.344,20 ten laste van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (hierna: EFRO). In de aan HMC gerichte beschikking staat, voor zover relevant:
“(…)
Verplichtingen uit hoofde van wet- en regelgevingOp uw project is Europese, nationale en specifieke voor het programma Kansen voor West II bedoelde decentrale regelgeving van toepassing (…). Een toelichting op de op uw project van toepassing zijnde wet- en regelgeving kunt u vinden in het geldende Handboek EFRO (…).
Voortgangsrapportage, controles en betalingsaanvraag(…) U bent verantwoordelijk voor het indienen van de juiste projectkosten inclusief de bijbehorende verantwoording. (…)”
2.6.
Uit artikel 4.1.3. Handboek EFRO volgt:
“(…) De Beheerautoriteit verwacht van de penvoerder dat deze de eerste controle op de juistheid en projectgerelateerdheid van de kosten en de inhoudelijke voortgang bewaakt. Ook de betalingen lopen via de penvoerder. Wanneer een partner onrechtmatige kosten opvoert of geen deugdelijke administratie voert kan dit (financiële) gevolgen hebben voor het project. Om deze reden is het van belang dat u en uw projectpartners de eerste controle niet onderschatten. Op basis van de ingediende rapportages en een verzoek van de penvoerder kan de Beheerautoriteit besluiten tot uitbetaling. Uitbetaling vindt altijd plaats aan de penvoerder en is gebaseerd op gedeclareerde kosten. De penvoerder moet steeds het deel van de subsidie bestemd voor de projectpartner(s) per omgaande doorbetalen. (…)”
2.7.
Op 9 juli 2021 hebben HMC en de Managementautoriteit een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Uit de uitvoeringsovereenkomst volgt dat HMC tweemaal per jaar een voortgangsrapportage (hierna: VR) bij de Managementautoriteit moet indienen, inclusief een declaratie van kosten en uitgaven. De laatste voorgangsrapportage moet op 15 februari 2024 worden ingediend. Uit artikel 2 lid 1 van de uitvoeringsovereenkomst volgt:
Artikel 2 Betaling en Voorschot
1. Op grond van artikel 132 lid 1 van Verordening 1303/2013 betaalt de Managementautoriteit de penvoerder uiterlijk negentig dagen na indiening van een voortgangsrapportage de Kansen-voor-West subsidie op basis van door de Managementautoriteit geaccepteerde kosten. De penvoerder draagt zorg voor het onverwijld doorbetalen van de subsidie aan de partners.”
2.8.
HMC heeft als penvoerder vier VR’s ingediend bij de Managementautoriteit en het gehele subsidiebedrag uitgekeerd gekregen.
2.9.
In VR1, VR2 en VR3 zijn er voor Hermess subsidiabele kosten opgegeven. Na het na VR1 van de Managementautoriteit aan HMC als penvoerder uitgekeerde bedrag, heeft HMC, rekening houdend met het subsidiedeel van Hermess, een bedrag van € 28.225,41 aan Hermess doorbetaald. In VR2 is door de Managementautoriteit een bedrag van € 1.305,00 in verband met door Hermess opgevoerde kosten vastgesteld en in VR3 een bedrag van
€ 28.835,00. HMC heeft deze bedragen niet aan Hermess doorbetaald. In VR4 zijn door HMC geen kosten van Hermess opgegeven.
2.10.
Bij e-mailbericht van 25 juli 2023 heeft Hermess haar loonkosten van VR2 à
€ 49.714,86, haar loonkosten van VR4 à € 48.396,00 en de kosten van derden die zij in VR4 heeft gemaakt à € 8.400,00 (zijnde een totaalbedrag van € 106.510,86) aan HMC toegezonden met het verzoek om deze kosten in te dienen bij de Managementautoriteit.
2.11.
Bij brief van 12 oktober 2023 heeft Hermess HMC in gebreke gesteld en HMC gesommeerd om uiterlijk op 27 oktober 2023 een totaalbedrag van € 30.158,00 aan Hermess te betalen in verband met de ten behoeve van Hermess in VR2 en VR3 vastgestelde en door HMC ontvangen bedragen. Daarnaast heeft Hermess HMC gesommeerd om het bedrag van € 106.510,86 in te dienen bij de Managementautoriteit, met het verzoek deze kosten vast te stellen. HMC heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.12.
Op 30 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, verlof verleend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van HMC onder de Rabobank. De vordering waarvoor het beslag werd verzocht is met inbegrip van rente en kosten begroot op een bedrag van € 39.205,40. Op 1 december 2023 heeft Hermess het beslag gelegd.

3.Het geschil

3.1.
Hermess vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. HMC veroordeelt binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan Hermess te betalen een bedrag van € 30.158,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119b Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) daarover vanaf 27 oktober 2023 althans de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
II. HMC gebiedt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot indiening bij de Managementautoriteit van de door Hermess in haar
e-mailbericht van 25 juli 2023 gespecificeerde kosten van in totaal € 106.510,86 met het verzoek deze kosten vast te stellen en wel onder gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan Hermess, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor iedere dag, een halve dag daaronder begrepen, dat HMC niet aan dit gebod voldoet, tot een maximum van
€ 150.000,00 is bereikt;
III. HMC veroordeelt tot betaling van de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, alsmede tot vergoeding van de gemaakte kosten ter zake de gelegde beslagen, met daarbij de bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dit vonnis aan Hermess zullen zijn voldaan, daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
HMC voert gemotiveerd verweer. HMC voert aan dat de vorderingen van Hermess moeten worden afgewezen, met veroordeling van Hermess in de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Ter zake de spoedeisendheid als vereiste voor ontvankelijkheid in de kort gedingprocedure stelt Hermess dat HMC als penhouder, met inachtneming van de uitvoeringsovereenkomst, uiterlijk op 15 februari 2024 de kosten van Hermess moet indienen, zodat deze kosten door de Managementautoriteit kunnen worden vastgesteld. Het gevorderde geld, zo begrijpt de voorzieningenrechter, heeft Hermess nodig vanwege liquiditeitskrapte wegens het voorfinancieren van de door haar gemaakte uren en kosten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de spoedeisendheid van de vorderingen gegeven, gezien de termijn van 15 februari 2024 en de aangevoerde liquiditeitskrapte.
Geldvordering
4.2.
Met betrekking tot een vordering in kort geding, bestaande uit veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is slechts aanleiding, indien het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk is, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling – bij afweging van de belangen van partijen – aan toewijzing niet in de weg staat.
4.3.
Hermess stelt dat HMC uit hoofde van VR2 een bedrag van € 1.305,00 en uit hoofde van VR3 een bedrag van € 28.853,00 ten behoeve van Hermess heeft ontvangen. Door deze bedragen niet door te betalen aan Hermess komt HMC haar betalingsverplichting niet na uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst, de beschikking en de uitvoeringsovereenkomst.
4.4.
HMC voert aan dat zij als penvoerder een eerste controle op de juistheid van de opgevoerde kosten moet doen en dat onrechtmatig opgevoerde kosten financiële gevolgen kunnen hebben voor het Project. HMC beroept zich hierbij op artikel 4.1.3 Handboek EFRO. HMC voert aan dat het haar na het indienen van de kosten bij VR2 en VR3 is gebleken dat de door Hermess ingediende kosten niet in lijn zijn met de door Hermess uitgevoerde werkzaamheden. Volgens HMC heeft Hermess niet voldaan aan haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst door geen of onvoldoende werkzaamheden uit te voeren. Omdat HMC zelf deze werkzaamheden heeft moeten verrichten, heeft HMC de uit hoofde van VR2 en VR3 vastgestelde bedragen niet aan Hermess doorbetaald, aldus HMC.
4.5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit artikel 4.1.3 Handboek EFRO dat HMC als penvoerder een eerste controle moet uitvoeren, maar staat in het artikel eveneens dat de penvoerder steeds het deel van de subsidie dat is bestemd voor een projectpartner, in casu: Hermess,
per ommegaandemoet doorbetalen. Daarnaast volgt uit artikel 2 lid 1 van de uitvoeringsovereenkomst dat HMC als penvoerder zorgdraagt voor het
onverwijlddoorbetalen van de subsidie aan de partner. HMC voert nu achteraf aan, nadat zij als penvoerder de kosten van Hermess bij VR2 en VR3 heeft ingediend en de subsidie heeft ontvangen, dat de kosten van Hermess niet in lijn zijn met de door Hermess uitgevoerde werkzaamheden. De door Hermess genoemde kosten, van respectievelijk een bedrag van € 1.305,00 en € 28.853,00, zijn na indiening door HMC door de Managementautoriteit vastgesteld. Op grond van het Handboek EFRO en de uitvoeringsovereenkomst is HMC dan ook verplicht om deze gelden aan Hermess per ommegaande c.q. onverwijld aan Hermess door te betalen. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken van een onmogelijkheid tot terugbetaling aan de zijde van Hermess, zoals HMC zelf ook aanvoert.
4.6.
Op grond van het voorgaande is naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter de vordering van Hermess voldoende aannemelijk en ook in een eventuele bodemprocedure toewijsbaar. De daartegen door HMC gevoerde verweren houden geen stand. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering tot betaling van het totaalbedrag van € 30.158,00 zal worden toegewezen.
4.7.
Hermess vordert wettelijke rente over het bedrag van € 30.158,00 vanaf 27 oktober 2023. De door Hermess gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119b BW zal worden afgewezen omdat in de relatie tussen Hermess en HMC geen sprake is van een handelsovereenkomst met een overheidsinstantie. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal over het bedrag van € 30.158,00 worden toegewezen vanaf 28 oktober 2023, nu Hermess in haar ingebrekestelling HMC tot en met 27 oktober 2023 in de gelegenheid heeft gesteld om tot betaling over te gaan en HMC dus pas op 28 oktober 2023 in verzuim is komen te verkeren.
Vordering tot het indienen van kosten bij de Managementautoriteit
4.8.
Hermess vordert HMC te gebieden om een bedrag van € 106.510,86 in te dienen bij de Managementautoriteit met het verzoek om deze kosten vast te stellen op straffe van verbeurte van een dwangsom. Hermess stelt dat zij uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst, beschikking en uitvoeringsovereenkomst (loon)kosten heeft gemaakt ten behoeve van het Project, welke kosten HMC in haar hoedanigheid van penvoerder bij de Managementautoriteit moet indienen.
4.9.
HMC betwist dat Hermess de samenwerkingsovereenkomst is nagekomen en dat de door Hermess genoemde kosten werkzaamheden betreffen die ten behoeve van het Project zijn uitgevoerd. HMC voert aan dat zij niet overgaat tot het indienen van de betreffende kosten omdat deze kosten volgens HMC niet onder de subsidieregeling zouden vallen en de eerste toets die HMC heeft gedaan, op grond van artikel 4.1.3. Handboek EFRO, niet doorkomt. Volgens HMC heeft zij de werkzaamheden, wegens het niet nakomen van Hermess, zelf moeten uitvoeren.
4.10.
Naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter is HMC als penvoerder op grond van artikel 4.1.3 Handboek EFRO en de beschikking van 6 mei 2021 (punt 2.5.) er voor verantwoordelijk om een controle uit te voeren op de in te dienen kosten en is HMC verantwoordelijk voor het indienen van de juiste projectkosten. Hermess stelt dat zij de overeenkomst is nagekomen, hetgeen door HMC gemotiveerd wordt betwist. Volgens HMC is geen van de activiteiten uit het projectplan en artikel 7 van de samenwerkingsovereenkomst (zie punt 2.3.) door Hermess uitgevoerd. Teneinde voldoende duidelijkheid te krijgen of Hermess de op haar op grond van de samenwerkingsovereenkomst rustende verplichtingen geheel of ten dele is nagekomen, zou een nader onderzoek naar de hiervoor relevante feiten en omstandigheden ingesteld moeten worden waarbij mogelijk een oordeel van een deskundige of getuigenbewijs nodig zal zijn. Een dergelijk onderzoek gaat echter het kader van dit kort geding te buiten.
4.11.
Bij deze stand van zaken is er onvoldoende grond om de gevraagde voorziening, om HMC te gebieden om tot indiening van de kosten bij de Managementautoriteit over te gaan, met het verzoek deze kosten vast te stellen, op straffe van een dwangsom, te kunnen toewijzen. Dit leidt er toe dat de voorzieningenrechter de vordering van Hermess zal afwijzen.
Beslagkosten
4.12.
Hermess heeft veroordeling gevorderd van HMC tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 676,00 (griffierecht), € 766,00 (salaris advocaat) en € 313,26 (verschotten). Samen is dat een bedrag van € 1.755,26.
Proceskosten
4.13.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt HMC om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan Hermess te betalen een bedrag van € 30.158,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 28 oktober 2023,
5.2.
veroordeelt HMC in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.755,26, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijs het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: