ECLI:NL:RBMNE:2024:4791

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
10252586
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verbetering in de zin van artikel 31 Rv met betrekking tot erfgrens

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan op een verzoek tot verbetering van een eerder vonnis. Het verzoek werd ingediend door de gedaagden, die stelden dat er een kennelijke fout in het dictum van het vonnis van 31 januari 2024 was gemaakt. Volgens hen was de erfgrens verkeerd vastgesteld, wat zou betekenen dat deze niet in een rechte lijn liep met het metalen hekwerk, maar insprong richting een ander perceel. De eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de kantonrechter heeft de zaak beoordeeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden in hun verzoek uitgingen van een onjuiste veronderstelling over de ligging van de erfgrens. Dit punt was al eerder besproken en verworpen in het vonnis van 31 januari 2024. De rechter concludeerde dat de achterzijde van de houten overkapping en het houthok zich nagenoeg tegen de denkbeeldige lijn bevonden die getrokken kan worden vanaf het metalen hekwerk naar de stenen schuur. De rechter oordeelde dat het verzoek van de gedaagden in feite een inhoudelijke heropening van het geschil inhield, wat niet mogelijk is onder artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Daarom werd het verzoek om verbetering afgewezen, omdat er geen sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig hersteld kon worden. De kantonrechter heeft het verzoek van de gedaagden afgewezen en het vonnis is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10252586 \ MC EXPL 22-7293
Vonnis van 7 augustus 2024 op het verzoek tot verbetering in de zin van artikel 31 Rv
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen in mannelijk enkelvoud te noemen: [eisers c.s] ,
gemachtigde: mr. R. Dijkema,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen in vrouwelijk enkelvoud te noemen: [gedaagden c.s] ,
gemachtigde: mr. H.C. Uittenbogaard.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij brief van 11 juli 2024 heeft [gedaagden c.s] de kantonrechter bericht dat het haar voorkomt dat het dictum van het vonnis van 31 januari 2024 een kennelijk fout bevat. Volgens haar heeft de kantonrechter overwogen dat de erfgrens werd gevormd door de achterzijde van de schuur en het duivenhok (aan de zijde van de [adres 1] ). In het dictum is echter beslist dat de erfgrens loopt langs de achterzijde van de overkapping en het houthok (aan de zijde van de [adres 2] ). Dit betekent volgens [gedaagden c.s] dat de grens geen rechte lijn vormt met het metalen hekwerk, maar inspringt richting het perceel [adres 1] .
1.2.
Bij brief van 22 juli 2024 heeft [eisers c.s] op het verzoek van [gedaagden c.s] gereageerd en daar bezwaar tegen gemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
In haar verzoek gaat [gedaagden c.s] uit van de veronderstelling dat de achterzijde van de overkapping voor de containers en het houthok (aan de zijde van de [adres 2] ) niet in één rechte, doorlopende lijn met het metalen hekwerk liep, maar insprong richting het perceel [adres 1] . Deze stelling van [gedaagden c.s] heeft de kantonrechter in overweging 2.12 en 2.13 van het vonnis van 31 januari 2024 al besproken en verworpen. De achterzijde van de houten overkapping en het houthok stonden (nagenoeg) tegen de denkbeeldige lijn, welke getrokken kan worden vanaf (de restanten van) het metalen hekwerk tot de stenen schuur. Waar de achterzijde van de houten overkapping en het houthok zich precies bevond, kan worden afgeleid uit de foto’s die [eisers c.s] bij akte van 17 maart 2023 zijn overgelegd. De houten overkapping en het houthok konden zich overigens ook niet (ver) voorbij de denkbeeldige lijn bevinden, omdat aan de andere zijde van deze lijn de houten schuur en het duivenhok stonden. Deze vier bouwwerken stonden (nagenoeg) met hun achterzijde tegen elkaar aan.
2.2.
Het voorgaande betekent dat het verzoek van [gedaagden c.s] neerkomt op een inhoudelijke heropening van het geschil. Daarvoor leent artikel 31 Rv zich niet. [eisers c.s] moet daarvoor een rechtsmiddel aanwenden. Van een kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel is geen sprake. Het verzoek om verbetering wordt daarom afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
45353