8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Inleiding
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel contact met een minderjarig meisje van 14 jaar oud. Hij heeft haar leren kennen op straat en via sociale media met haar afgesproken en haar meegenomen naar zijn huis. Daar hebben zij samen lachgas gebruikt. In de ochtend heeft verdachte onbeschermde seks met haar gehad. Verdachte was als 27-jarige bijna twee keer zo oud. Dit alles terwijl het slachtoffer was weggelopen van huis.
Ernst van de feiten en omstandigheden
De wetgever heeft de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan 16 jaar uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn. Zij worden geacht niet zelfstandig voldoende de emotionele gevolgen van seksueel contact te kunnen inschatten. Ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit en onder welke omstandigheden ook, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten doorkruisen een normale seksuele ontwikkeling en kunnen voor minderjarigen ernstige gevolgen hebben die zij nog lange tijd met zich dragen. Daarbij moeten zij beschermd worden tegen personen die door hun leeftijd overwicht op hen hebben. Dat is de reden dat de wetgever seksueel contact tussen volwassen en kinderen onder de zestien jaren strafbaar heeft gesteld. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt de impact van het strafbare feit op [slachtoffer] , met alle gevolgen van dien. Zo vertelt zij over de mentale klachten die zij heeft ontwikkeld, haar automutilatie, gevolgen voor haar prestaties op school en haar angst om verdachte tegen te komen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje. Verdachte heeft op geen enkel moment stil gestaan bij de mogelijke schadelijke gevolgen voor het – gelet op haar leeftijd – kwetsbare slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich weinig bewust lijkt te zijn van de ernst van het feit, en daarvoor weinig verantwoordelijkheid neemt. Ter terechtzitting wil verdachte graag zijn verhaal doen waarbij hij de indruk wekt voornamelijk zichzelf als slachtoffer te zien. Zo heeft hij ter zitting verklaard dat hij van het incident heeft geleerd dat hij in de toekomst altijd om de identificatie van een meisje moet vragen om zichzelf te beschermen, maar geeft hij niet blijk van inzicht in de ernst van het feit en de impact die het heeft op een 14-jarig meisje. Dit gebrek aan inzicht baart de rechtbank zorgen.
De persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 6 juni 2024 blijkt in positieve zin dat verdachte kort gezegd zijn leven op orde heeft, al loopt er wel een zogeheten belastbaarheidsonderzoek naar zijn werkbelasting daar verdachte al lange tijd niet werkt en een uitkering geniet. Daarnaast heeft hij schulden. Toch vindt de reclassering gezien de ernst van het strafbare feit nader onderzoek naar het seksueel functioneren van verdachte, zijn huidige agressieregulatie en zijn mogelijkheden en beperkingen noodzakelijk, zodat indien nodig passende hulpverlening kan worden opgestart om recidive in de toekomst te voorkomen. In het gesprek met verdachte lukt het niet om dieper in te gaan op zijn denken, gedragingen, opvattingen en ervaringen op het gebied van seksualiteit. Bij veroordeling acht de reclassering nader onderzoek naar de denkpatronen, gedragingen en vaardigheden op het gebied van intimiteit en seksualiteit aangewezen om te kunnen bepalen of forensische zorg nodig is om de kans op recidive te verminderen. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 7 mei 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er verder rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 28 juli 2020 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf/maatregel zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Ten slotte houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop sinds het plegen van het feit. De rechtbank gaat niet uit van schending van de redelijke termijn Voor de aanvangsdatum van de redelijke termijn gaat de rechtbank uit van het moment waarop verdachte is aangehouden en gehoord als verdachte, te weten op 27 oktober 2023. Tussen de datum van het vonnis, 2 juli 2024, en de datum van de aanhouding ligt een periode die redelijke termijn van twee jaar niet overschrijdt.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Het bewezenverklaarde feit betreft een ernstig delict waarvan – blijkens de op de zitting afgelegde slachtofferverklaring - het slachtoffer tot op de dag van vandaag nog last ondervindt. Een dergelijk feit rechtvaardigt in principe een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de strafoplegging spelen echter ook andere aspecten een rol. De rechtbank wil allereerst de positieve ontwikkeling die verdachte doormaakt niet doorkruisen. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur om die reden in dit geval niet passend is. Ook het tijdsverloop in deze zaak, het bewezenverklaarde feit is van vier jaren geleden, speelt daarbij een rol.
In de ernst van het feit, de omstandigheid dat verdachte bijna twee keer zo oud was als het slachtoffer, en het feit dat verdachte weinig verantwoordelijkheid neemt voor het feit ziet de rechtbank wel aanleiding te komen tot een hogere straf dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, opleggen met een proeftijd van twee jaar. Aan dit voorwaardelijke deel verbindt de rechtbank de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten de meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uren opleggen.
De rechtbank ziet toegevoegde waarde in de oplegging van een contactverbod met het slachtoffer. Ook het opleggen van een locatieverbod voor de [straat] , de straat waar de moeder en de pleegvader van het slachtoffer wonen, acht de rechtbank noodzakelijk. Het doel van beide verboden is het brengen van rust in de situatie van het slachtoffer, zodat zij kan (blijven) werken aan haar herstel. Dat een locatieverbod voor de [straat] een forse inbreuk maakt op de bewegingsvrijheid van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Niet concreet is gemaakt dat verdachte beperkt wordt in zijn bewegingsvrijheid en waarom hij in de buurt van de woning aan de [straat] dient te komen.
Met de oplegging van een contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden denkt de rechtbank dat verdachte de spreekwoordelijke stok achter de deur heeft. Het is niet noodzakelijk om deze verboden (ook) als maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank ziet in hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd, mede gehoord de verdediging, geen aanleiding om de dadelijke uitvoerbaarheid van het contact- en locatieverbod te bevelen.