ECLI:NL:RBMNE:2024:4783

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
10968672
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur voor de verkoop van algen met verrekeningsverweer

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, vordert de besloten vennootschap [eiseres] B.V. betaling van een factuur van € 3.025,00 van de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. voor de levering van 4.000 liter algen. [gedaagde] heeft de betaling geweigerd, met als argument dat er geen prijs was afgesproken en dat de geleverde algen niet aan de kwaliteitseisen voldeden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] voldoende bewijs heeft geleverd dat er een prijs van € 3.025,00 was afgesproken en dat [gedaagde] geen tegenvordering heeft kunnen onderbouwen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Bovendien heeft [gedaagde] de mogelijkheid gehad om de algen te testen voordat de bestelling werd geplaatst, maar heeft dit niet gedaan. De kantonrechter heeft daarom de vordering van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het factuurbedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn ook voor rekening van [gedaagde]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10968672 \ UC EXPL 24-1598 JB/61315
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ( [.] ),
eisende partij,
gemachtigde: mr. Th. van Wijngaarden,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.J.M. van Osch.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding van 19 februari 2024;
- de conclusie van antwoord;
- het proces-verbaal van de rolzitting van 13 maart 2024;
- de aanvullende productie van [eiseres] ;
- de aanvullende conclusie van antwoord van [gedaagde] .
1.2.
In de conclusie van antwoord stelt [gedaagde] dat zij schade heeft geleden en vraagt zij de kantonrechter om, als het kan, een uitspraak te doen over de tegenvordering. [gedaagde] heeft echter niet aangegeven hoe hoog de schade is en zij heeft de schade ook niet onderbouwd. De kantonrechter heeft partijen daarom op 11 april 2024 een brief gestuurd dat het op basis hiervan onduidelijk is of [gedaagde] een tegenvordering indient. Voor het geval dit wel de bedoeling van [gedaagde] is geweest, kreeg [gedaagde] vier weken de tijd om de tegenvordering te formuleren en te onderbouwen. De rechtbank heeft daarna op 20 juni 2024 een aanvullende conclusie van antwoord ontvangen, met daarin een onderbouwing van de tegeneis. Dat is tien weken na de brief van de kantonrechter, en dus te laat. Op grond van artikel 137 van het Wetboek van Rechtsvordering moet een tegeneis namelijk meteen bij de conclusie van antwoord worden ingediend en dat kan dus niet op een later moment. Daarom zal de kantonrechter de schade niet als tegenvordering beoordelen, maar als een beroep op verrekening.
1.3.
Op 28 juni 2024 is de zaak besproken tijdens de mondelinge behandeling. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Aan de kant van [eiseres] waren [A] (directeur) en [B] met hun gemachtigde mr. Th. van Wijngaarden aanwezig. Namens [gedaagde] waren [C] en [D] met hun gemachtigde mr. P.J.M. van Osch aanwezig.
1.4.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft aan [gedaagde] 4.000 liter algen verkocht. [gedaagde] heeft hiervoor nog niet betaald. Daarom vordert [eiseres] in deze zaak betaling van de factuur van € 3.025,00, met rente en kosten. [gedaagde] wil niet betalen. Volgens [gedaagde] hebben partijen geen prijs afgesproken voor de algen. Ook vindt zij dat zij niet heeft gekregen wat zij heeft besteld, namelijk algen van het type Chlorella met een dichtheid van 10 gram per liter. [gedaagde] zegt dat zij daardoor schade heeft geleden en dat dit bedrag moet worden verrekend met de factuur van [eiseres] . Het gelijk ligt bij [eiseres] .

3.De beoordeling

Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] € 3.025,00 aan [eiseres] betaalt
3.1.
Nadat [eiseres] 4.000 liter algen aan [gedaagde] heeft geleverd, heeft zij een factuur van € 3.025,00 gestuurd. Volgens [gedaagde] hebben partijen echter geen prijs afgesproken voor de algen. Omdat [eiseres] degene is die eist dat [gedaagde] de factuur betaalt, moet zij stellen dat partijen met elkaar een prijs van € 3.025,00 hebben afgesproken. De kantonrechter vindt dat [eiseres] dat voldoende heeft gedaan.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] namelijk toegelicht dat het contact over de koop van de algen via [E] is gelopen. [E] was aandeelhouder van [eiseres] , maar daarnaast ook bestuurder van de moedermaatschappij van [gedaagde] . [E] heeft namens zowel [eiseres] als [gedaagde] gehandeld bij het sluiten van de overeenkomst. [eiseres] heeft met [E] overlegd over de prijs die zij voor de algen in rekening zou brengen. Vervolgens heeft [E] aan [gedaagde] doorgegeven dat € 3.025,00 een redelijke prijs is. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat [E] dat tegen haar heeft gezegd.
3.3.
De kantonrechter vindt daarom dat is komen vast te staan dat partijen een prijs van € 3.025,00 voor de algen hebben afgesproken. Dat betekent dat [gedaagde] de factuur in principe moet betalen, maar dat kan anders zijn als [gedaagde] zelf ook een vordering heeft op [eiseres] . In dat geval zou [gedaagde] die vordering met de factuur van [eiseres] kunnen verrekenen.
In deze zaak moet worden beoordeeld of [gedaagde] een tegenvordering heeft op [eiseres]
3.4.
De vraag die daarom moet worden beantwoord, is of [gedaagde] een vordering heeft op [eiseres] . [gedaagde] vindt dat zij een vordering heeft, omdat [eiseres] volgens [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [eiseres] zou namelijk algen van het type Chlorella leveren, van zuivere kwaliteit en met een dichtheid van 10 gram per liter. Voor [gedaagde] was dit een vereiste, omdat zij bezig was met een onderzoek waarbij de algencultuur heel zorgvuldig moest worden samengesteld. [E] was betrokken bij dit onderzoek en wist ook dat deze eisen werden gesteld aan de teelt. Vervolgens heeft [eiseres] niet de juiste algen geleverd. De algen hadden namelijk een lagere dichtheid en waren daarnaast niet van zuivere kwaliteit. Daardoor moest [gedaagde] de algen zelf opkweken naar de juiste dichtheid en heeft zij schade geleden. Volgens [gedaagde] is haar schade € 41.250,58.
Er kan niet worden vastgesteld dat partijen afspraken hebben gemaakt over de dichtheid en kwaliteit van de algen
3.5.
[eiseres] heeft aangegeven dat het klopt dat zij algen met een dichtheid van minder dan 10 gram per liter heeft geleverd en dat de kwaliteit niet zuiver was. Volgens [eiseres] heeft zij niet met [gedaagde] of [E] afgesproken dat de algen een dichtheid van 10 gram per liter zouden hebben. Voor [eiseres] was het ook niet mogelijk om deze algen te leveren. Daarvoor is namelijk een afgesloten lab nodig, en dat heeft [eiseres] niet. [E] wist ook dat [eiseres] de vereiste algen niet kon leveren, omdat hij op de hoogte was van de samenstelling van de algen in de bassins van [eiseres] . Hij heeft de algen vervolgens wel namens [gedaagde] besteld.
3.6.
De kantonrechter vindt dat [eiseres] daarmee voldoende heeft betwist dat zij afspraken heeft gemaakt over de dichtheid en samenstelling van de algen. Dat betekent dat de kantonrechter niet kan vaststellen dat [eiseres] en [gedaagde] hebben afgesproken dat de dichtheid minimaal 10 gram per liter moest zijn en de kwaliteit zuiver. Daardoor staat ook niet vast dat [eiseres] zich niet heeft gehouden aan haar verplichtingen uit de overeenkomst en dat is wel nodig om tot een verplichting van [eiseres] tot vergoeding van de schade van [gedaagde] te komen.
[gedaagde] had de mogelijkheid de algen voor aankoop te testen, maar heeft dat niet gedaan
3.7.
Daar komt bij dat [gedaagde] de algen pas heeft besteld nadat [eiseres] een monster van de algen aan [gedaagde] heeft gegeven. [gedaagde] had dus de mogelijkheid om het monster te testen op de samenstelling en dichtheid voordat zij 4.000 liter aan algen bestelde. [gedaagde] heeft het monster wel naar het laboratorium gestuurd om het te testen, maar heeft de 4.000 liter bij [eiseres] al besteld voordat de uitslag van het onderzoek binnen was.
3.8.
Volgens [gedaagde] was er geen tijd om het onderzoek van het monster af te wachten. [eiseres] zou namelijk hebben gezegd dat zij direct geld nodig had, omdat zij anders failliet zou gaan. [gedaagde] heeft toen besloten direct tot de aankoop van 4.000 liter over te gaan, omdat zij bang was dat [eiseres] de algen anders niet meer zou kunnen leveren. De kantonrechter gaat daar niet in mee. [eiseres] heeft namelijk aangegeven dat het niet klopt dat zij heeft gezegd dat zij failliet zou gaan. De stelplicht van de uitspraak over het faillissement ligt bij [gedaagde] , maar zij heeft haar stelling niet onderbouwd. Vanwege de betwisting door [eiseres] had [gedaagde] dat wel moeten doen.
[gedaagde] heeft geen tegenvordering op [eiseres]
3.9.
Gelet op het voorgaande is [eiseres] niet aansprakelijk voor de schade van [gedaagde] . Dat betekent dat [gedaagde] geen tegenvordering heeft op [eiseres] . [gedaagde] moet daarom € 3.025,00 aan [eiseres] betalen. Omdat [gedaagde] de factuur te laat heeft betaald, moet zij ook de wettelijke handelsrente over het bedrag betalen.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke kosten betalen
3.10.
[eiseres] vordert daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 427,50. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering voldoet ook aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarom moet [gedaagde] het bedrag van € 427,50 aan [eiseres] betalen.
Conclusie: [gedaagde] moet € 3.596,50 aan [eiseres] betalen
3.11.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] in totaal het volgende bedrag aan [eiseres] moet betalen:
- hoofdsom € 3.025,00
- wettelijke handelsrente tot 14 februari 2024 € 144,00
- buitengerechtelijke incassokosten
€ 427,50 +
Totaal € 3.596,50
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.12.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,60
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.206,60
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.13.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroept instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.596,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 3.025,00, met ingang van 14 februari 2024, tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.206,60, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.