Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- akte eiswijziging en overleggen aanvullende productie 16 van 18 juli 2024
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een golfvereniging. De eiser, die lid was van de golfvereniging, had zijn lidmaatschap ontzegd gekregen vanwege ongepaste uitlatingen die hij tijdens een herenavond op 28 maart 2024 had gedaan. De golfvereniging had op 15 mei 2024 per brief het lidmaatschap van de eiser per direct ontzegd, wat de aanleiding vormde voor de eiser om schorsing van dit besluit te vorderen en inzage te eisen in de verklaringen die ten grondslag lagen aan het besluit.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser niet-ontvankelijk was in zijn vorderingen. Allereerst was er onvoldoende bewijs van een spoedeisend belang, aangezien de eiser niet had aangetoond dat zijn zakelijke relaties uitsluitend afhankelijk waren van zijn lidmaatschap bij de golfvereniging. Daarnaast was de voorzieningenrechter van mening dat de eiser eerst de uitkomst van het beroep bij de Algemene Ledenvergadering (ALV) moest afwachten, voordat hij zich tot de rechter kon wenden. De eiser had op 10 juni 2024 beroep ingesteld bij de ALV, maar er was nog geen ALV gehouden om zijn beroep te behandelen.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de interne beroepsmogelijkheid bij de ALV eerst moest worden benut, voordat de rechterlijke toetsing kon plaatsvinden. De eiser was ook niet-ontvankelijk in zijn vordering tot inzage in de verklaringen, omdat deze voornamelijk mondeling waren afgelegd en niet op schrift stonden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de eiser in het ongelijk was gesteld en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de golfvereniging, die in totaal € 1.973,00 bedroegen.