ECLI:NL:RBMNE:2024:4763

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/2255
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en ontbreken besluit

Op 5 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 24/2255. Eiser heeft op 11 februari 2024 beroep ingesteld, maar heeft het vereiste griffierecht van € 51,- niet betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat de zaak niet inhoudelijk kon worden behandeld zonder betaling van het griffierecht. De rechtbank heeft eiser op 2 juni 2024 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Deze brief is op 6 juni 2024 voor ontvangst getekend, maar het griffierecht is niet ontvangen door de rechtbank.

Daarnaast heeft eiser geen kopie van het besluit ingediend, ondanks een herinneringsbrief van de rechtbank op 1 mei 2024, waarin hij werd verzocht dit gebrek uiterlijk op 29 mei 2024 te herstellen. Eiser heeft op deze brief niet gereageerd. Gezien het niet betalen van het griffierecht en het ontbreken van het besluit, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft besloten om het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen.

De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui, en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2255

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

Onbekende verweerder, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 11 februari 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 2 juni 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. Deze brief is volgens de track and trace bezorgd en voor ontvangst getekend op 6 juni 2024.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen reden voor gegeven.
6. De rechtbank stelt verder vast dat eiser geen kopie van het besluit heeft ingediend. De rechtbank heeft eiser op 1 mei 2024 een brief gestuurd, waarin staat dat hij dit gebrek uiterlijk 29 mei 2024 kan herstellen. Deze brief is verstuurd via het digitale systeem van de rechtbank. Eiser heeft hiervan een melding ontvangen. Omdat eiser digitaal deelneemt aan het systeem, geldt de brief van 1 mei 2024 als een aangetekende brief. Eiser heeft niet gereageerd op deze brief.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.