ECLI:NL:RBMNE:2024:4762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/2810
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft eiser op 10 april 2024 beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, dat op 22 februari 2024 was genomen. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat is ingediend, aangezien het besluit op 26 februari 2024 bekend is gemaakt en het beroepschrift uiterlijk op 8 april 2024 ontvangen had moeten zijn. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het niet nodig was; de zaak kon niet inhoudelijk worden behandeld vanwege de te late indiening.

Eiser heeft aangevoerd dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een fulltime baan en de zorg voor zijn moeder, de reden waren voor de late indiening. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden geen geldige redenen vormen om de termijn voor het indienen van het beroep te verlengen. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is een fatale termijn, wat betekent dat deze niet kan worden gewijzigd. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke behandeling van de zaak. Er is geen recht op vergoeding van proceskosten, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2810

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 10 april 2024 tegen het besluit van verweerder van 22 februari 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. Op grond van artikel 6:9 van de Awb is een beroep tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 26 februari 2024. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 8 april 2024 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 10 april 2024. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser voert als reden aan dat de te late indiening te maken heeft met zijn persoonlijke omstandigheden. Eiser heeft een full-time baan en zorgt naast zijn kinderen ook voor zijn moeder die een hartaanval heeft gehad. Eiser geeft verder aan dat hij geen zwaarwegende reden heeft om het te laat indienen van zijn bezwaar te rechtvaardigen, maar hoopt dat de rechtbank hier alsnog rekening mee kan houden.
5. De rechtbank overweegt dat de door eiser aangevoerde omstandigheden geen geldige redenen zijn voor het te laat indienen. Het beroep is te laat. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.