ECLI:NL:RBMNE:2024:4753

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
57881
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van een minderjarige met Syrische achtergrond en de rol van ouders in Nederland

Op 28 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking uitgesproken over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008, in het kader van de zorg voor zijn ontwikkeling. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar, met als doel zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij de vader. De moeder, die in het buitenland woont, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar heeft wel aangegeven achter het verzoek van de Raad te staan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige bij zijn vader woont en dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling, waaronder problemen met school en gedragsproblemen zoals blowen.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de Syrische achtergrond van de minderjarige en de juridische implicaties van het gezag van de ouders. De moeder had oorspronkelijk het gezag over de minderjarige volgens Syrisch recht, maar dit is veranderd na de verhuizing naar Nederland. De kinderrechter concludeert dat de moeder sinds de verhuizing in mei 2022 gezamenlijk gezag heeft over de minderjarige volgens Nederlands recht. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland voor de duur van een jaar, met de nadruk op de noodzaak van hulpverlening voor het hele gezin. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/575881 / JE RK 24-874
Datum uitspraak: 28 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank onbekende locatie in het buitenland,
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 31 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad legt het volgende aan het verzoek ten grondslag. De Raad vindt het belangrijk dat er zicht komt op de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de vader thuis. Hulp in het vrijwillig kader komt niet van de grond, ook al geeft de vader wel aan open te staan voor hulpverlening. Ook vindt de Raad het belangrijk dat [minderjarige] hulp en begeleiding krijgt bij het terugkeren naar school en zijn persoonlijke problematiek.

4.De standpunten

4.1.
De vader stemt in met het verzoek.
4.2.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat de moeder achter het verzoek van de Raad staat.

5.De beoordeling

De beslissing

5.1.
De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen van Samen Veilig Midden Nederland voor de duur van een jaar, dat wil zeggen tot 28 juni 2025. De kinderrechter legt deze beslissing hierna uit.
Achtergrond
5.2.
[minderjarige] is geboren in Syrië en kort na zijn geboorte zijn de ouders uit elkaar gegaan. De moeder is samen met haar nieuwe partner, [minderjarige] en de broer van [minderjarige] , [broer] , naar Libanon vertrokken. De vader is met zijn nieuwe partner naar Nederland gegaan. Sinds de echtscheiding heeft er maandelijks telefonisch contact plaatsgevonden tussen [broer] en de vader en zij hebben elkaar niet meer gezien tot [broer] en [minderjarige] in 2022 bij hun vader in Nederland zijn gaan wonen.
Gezag van de moeder
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de moeder van [minderjarige] moet worden beschouwd als belanghebbende in deze zaak en legt dat hierna uit.
5.4.
Vanaf de geboorte van [minderjarige] op [geboortedatum] 2008 had de moeder naar Syrisch recht van rechtswege het gezag over [minderjarige] . Na de echtscheiding behield de moeder naar Syrisch recht slechts een gedeelte van het gezag, namelijk het verzorgingsrecht (hadana). Dit houdt kort gezegd in dat de moeder de dagelijkse zorg voor het kind draagt. De vader behield het overige deel van het gezag (wilaya). Op grond van artikel 138 van de Syrische Wet op het Personeel Statuut heeft de moeder in 2009 haar deel van het gezag van rechtswege verloren doordat zij toen trouwde met iemand buiten de directe familie van de kinderen.
5.5.
De kinderrechter is van oordeel dat het volledige ouderlijke gezag van de moeder is hersteld op het moment van de verhuizing van [minderjarige] in mei 2022 naar Nederland. Dit omdat in artikel 16 lid 4 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKV 1996) staat dat indien de gewone verblijfplaats van een kind wordt verplaatst, het van rechtswege ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid van een persoon die deze verantwoordelijkheid niet reeds heeft, beheerst wordt door het recht van de Staat van de nieuwe gewone verblijfplaats. Wie het ouderlijk gezag heeft over [minderjarige] moet dus vanaf mei 2022 worden beoordeeld naar Nederlands recht. Naar Nederlands recht heeft een moeder ouderlijk gezag over haar minderjarige kinderen. Sinds die tijd hebben de ouders dus gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .
5.6.
De Raad schrijft in zijn rapport (onder punt 7) dat het HKV 1996 niet van toepassing is op [minderjarige] omdat hij al geboren was toen dit verdrag op 1 mei 2011 in werking trad. Maar dat is een misverstand. In artikel 30 lid 4 van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming staat namelijk dat het van rechtswege ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid van een persoon die deze niet reeds heeft, door het HKV 1996 wordt beheerst. Het moment van het van rechtswege ontstaan van het
volledigeouderlijke gezag van de moeder is het moment waarop [minderjarige] in Nederland kwam wonen, en dat was in mei 2022, zoals hierboven staat. Dit was ruim na de datum van inwerkingtreding van dit verdrag in Nederland. De geboortedatum van [minderjarige] speelt hierbij geen rol.
De toelichting
5.7.
De kinderrechter vindt dat aan de wettelijke vereisten voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de zorgen om [minderjarige] groot zijn. In de eerste plaats heeft [minderjarige] moeite om in het gezin van de vader te aarden en voelt hij zich ongelukkig. De vader en [minderjarige] hebben elkaar lange tijd niet gezien en de band tussen hen is niet goed en moet nog worden opgebouwd. Daarnaast vindt de vader het moeilijk om regels te stellen en vervolgens consequenties te verbinden aan het overtreden van die regels . Hierdoor laat [minderjarige] zelfbepalend gedrag zien. Verder blowt [minderjarige] veel. [minderjarige] maakt zich grote zorgen om de veiligheid van zijn moeder die met de rest van het gezin in Libanon is achtergebleven en inmiddels is teruggekeerd naar Syrië. Hij praat daar met niemand over. Maar hij blowt veel. Tegen de kinderrechter heeft [minderjarige] gezegd dat hij moeite heeft om niet te blowen en bang is dat het lastig zal zijn om ermee te stoppen. Ten slotte gaat [minderjarige] op dit moment niet naar school omdat hij geschorst is wegens schoolverzuim en een incident met een klasgenoot, en is er nog geen nieuwe school voor hem gevonden. Hij was in Libanon niet gewend om structureel naar school te gaan. Het is van groot belang dat [minderjarige] na de zomervakantie weer start op een school, aangezien hij nog minderjarig is en geen startkwalificatie heeft. De vader legt de verantwoordelijkheid voor het gedrag van [minderjarige] voor een groot deel bij hemzelf neer. Maar [minderjarige] is nog minderjarig en heeft juist de hulp van zijn vader nodig.
5.8.
De kinderrechter vindt dat hulpverlening binnen het gezin noodzakelijk is om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. De vader heeft toegelicht dat hij open staat voor hulp voor [minderjarige] , maar dat hij zelf geen hulp nodig heeft. De kinderrechter vindt dat het hele gezin hulp moet krijgen, dus ook de vader. Het is daarvoor nodig dat iemand van buiten het gezin de regie krijgt.
5.9.
Uit het raadsrapport volgt dat er gedurende de ondertoezichtstelling in ieder geval aan het volgende gewerkt moet worden:
- [minderjarige] heeft handvatten hoe hij om kan gaan met de afstand tussen hem en de moeder en de voor hem belangrijke personen in Libanon;
- [minderjarige] komt los van zijn hang naar drugs;
- [minderjarige] heeft een passende dagbesteding in de vorm van school en hij heeft een passende woonplek zodat hij zich kan richten op een positieve toekomst.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 28 juni 2024 tot 28 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2024 door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Z.C.M. van Giessen-Booij als griffier, en op schrift gesteld op 5 augustus 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.