4.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 & 2 - belediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend beide verbalisanten te hebben beledigd door (onder andere) kankernazi tegen hen zeggen. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. Onder deze omstandigheden hoeft de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering de bewijsmiddelen niet uit te werken, maar kan worden volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 mei 2024;
Proces verbaal van aangifte [verbalisant 1] ;
Proces verbaal van bevindingen [verbalisant 1] ;
Proces verbaal van aangifte [verbalisant 2] ;
Proces verbaal van bevindingen [verbalisant 2] .
Feit 3 – diefstal van fiets
a. Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] van 15 maart 2024, , in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Om 11:00 op 15 maart 2024 parkeerde ik mijn elektrische gazelle fiets, een stevige zware, zwarte elektrische damesfiets bij de bewaakte fietsenstalling [locatie] in Amersfoort. Tegen 13.00 wilde ik hem ophalen. Daar zag ik de fiets niet meer staan. Bij navraag aan de jongen die mij in de ochtend had geholpen vertelde hij dat er 2 jongens waren die zeiden dat de fiets van hun tante was en zij vroegen of ze hem mee konden nemen. Hij heeft toen ja gezegd. Ik had de sleutel in de fiets laten zitten.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2024, onder-nummer 10, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik belde met de aangever voor meer informatie over het uiterlijk van haar weggenomen fiets. Ik hoorde dat zij verklaarde dat de fiets zwart van kleur was, er een plastic mand aan het stuur bevestigd was en de accu van de fiets in de houder zat. Naar aanleiding van deze extra informatie kon ik de fiets op de camerabeelden aanduiden als de weggenomen fiets van aangever. [de rechtbank begrijpt: de door verbalisant [verbalisant 4] bekeken camerabeelden, die hij tevens heeft beschreven in het volgende bewijsmiddel.]
Een schriftelijk bescheid, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2024, op naam van [verbalisant 4] . Dit schriftelijk bescheid bevat een beschrijving van camerabeelden, en bijbehorende stills, en houdt in, voor zover van belang zakelijk weergegeven:
Verdachte komt de fietsenstalling binnen lopen. Verdachte voelt aan het slot van de fiets. Verdachte pakt de fiets en loopt met de fiets richting de uitgang van de bewaakte fietsenstalling. Verdachte loopt weg met de fiets.
Op de stills is een datum en tijd aangebracht, 15 maart 2024, 13:14:05 – 13:14:39.
Een proces-verbaal van herkenning d.d. 22 maart 2024, onder-nummer 4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 22 maart 2024 kreeg ik persoonlijk een aandachtvestiging van [A] , Basisteam-recherche Amersfoort, Midden-Nederland. In die aandachtsvestiging werd op basis van videobeelden, waarvan een still is gemaakt, herkenning van een persoon gevraagd. Ik herken de persoon als [verdachte] . Ik herkende hem onmiddellijk. Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als senior gebieds-gebonden politie. Ik ben ervan overtuigd de persoon te herkennen als zijnde verdachte aangezien ik verdachte meermaals heb aangehouden en nagenoeg wekelijks zie. Ik herken hem aan de stand van zijn ogen, wenkbrauwen, neus, mond oren, en aan zijn loopje. Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevaagd.
Een proces-verbaal van herkenning d.d. 22 maart 2024, onder-nummer 5, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 22 maart 2024 kreeg ik persoonlijk een aandachtvestiging van [A] , Basisteam-recherche Amersfoort, Midden-Nederland. Mij werd gevraagd of ik de verdachte middels een screenshot van camerabeelden herkende, aan de hand van deze camerabeelden herkende ik de persoon als [verdachte] . Ik herkende hem onmiddellijk. Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als senior gebieds-gebonden politie. Ik ben ervan overtuigd de persoon te herkennen als agent en ik ken de verdachte goed. Ik kom de verdachte vaak tegen in mijn werk als agent te Amersfoort. De laatste keer dat ik hem zag was op vrijdag 15 maart om 17:30, het contact duurde toen 30 minuten. Ik herken de verdachte in het bijzonder aan zijn huidskleur, zijn gezichtvorm; een strakke kaaklijk en spitse neus, de pet die hij op had en vaker draagt, de stand van zijn ogen die ik herken als strakke blik. Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.
Bewijsoverwegingen
In deze zaak ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of zij meer waarde moet hechten aan de herkenningen door verbalisanten, dan wel aan de hierna te bespreken verklaring van verdachte, nu deze elkaar uitsluiten.
Verklaring verdachte
Zowel bij de rechter-commissaris als ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet de persoon op de beelden is, maar dat dat een persoon is die op hem lijkt (‘ [bijnaam] ’). Ook verklaarde hij zowel bij de rechter-commissaris als ter zitting dat hij niet in de gelegenheid was om de fiets te stelen omdat hij rond de tijd van de diefstal aan de andere kant van de stad staande zou zijn gehouden door verbalisanten die hem wilde gijzelen voor een openstaande boete.
Kwaliteit herkenningen
De herkenningen zijn naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar. Doorslaggevend daarvoor is het volgende. De still waarop de herkenningen zijn gebaseerd maakt onderdeel uit van het dossier. De rechtbank stelt vast dat dit een still is van hoge kwaliteit en scherpte. De still bevat duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken van de persoon in beeld. Zo zijn de diverse gezichtskenmerken en het postuur goed zichtbaar. Ook is de still van dusdanig hoge kwaliteit dat het goed mogelijk is om in te zoomen zonder veel kwaliteit te verliezen. De kwaliteit van de beelden is daarmee voldoende om een herkenning op te baseren.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning is daarnaast van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien. De verbalisanten die de herkenningen hebben gedaan, relateren dat zij meermalen met verdachte in contact zijn geweest. Eén van die verbalisanten heeft zelfs verklaard dat hij verdachte wekelijks ziet. Het gaat hier dus niet om een herkenning op basis van uitsluitend een politiefoto, maar op basis van kennis die is ontstaan tijdens ontmoetingen met verdachte. Ten slotte acht de rechtbank van belang dat de verbalisanten verdachte onafhankelijk van elkaar en direct herkennen, dat zij niet van tevoren over de identiteit van de verdachte zijn geïnformeerd en dat zij geen voorkennis hadden over de zaak waarin de herkenning van de persoon op de screenshot werd gevraagd.
Groef in gezicht
De raadsman heeft ter zitting de bewijswaarde van de herkenningen betwist, nu de persoon op de screenshots een diepe groef heeft in zijn linkerwang, die bij verdachte zou ontbreken. Ter zitting heeft de rechtbank naar aanleiding van het verweer van de raadsman de linkerkant van het gezicht van verdachte bekeken en aldaar een groef waargenomen op het gezicht van verdachte, op dezelfde plek als waar bij de persoon op de screenshot een groef zichtbaar is. De rechtbank is van oordeel dat, nu er wel een groef waar te nemen is, dit verweer niet in de weg staat aan de betrouwbaarheid van de herkenningen.
Alles overwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de herkenningen betrouwbaar zijn.
Verklaring verdachte
Tegenover deze betrouwbare herkenningen staat de verklaring van verdachte dat er sprake was van een persoonsverwisseling, nu hij ten tijde van het feit staande werd gehouden door verbalisanten aan de andere kant van de stad. Desgevraagd was verdachte ter zitting niet in staat die verklaring nader te concretiseren, door een precieze tijd te geven of uit te leggen waarom hij uiteindelijk niet gegijzeld werd. De verklaring van verdachte heeft daarmee het karakter van een blote ontkenning. Navraag van de officier van justitie bij de politie heeft ook geen bevestiging van het door verdachte geschetste verhaal opgeleverd, zodat de rechtbank aan de verklaring voorbij gaat.
Het geheel beschouwend komt doorslaggevende betekenis toe aan de herkenningen door verbalisanten en is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen.