ECLI:NL:RBMNE:2024:4746

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
16/099883-24 en 16-038369-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belediging van een politieagent en diefstal van een fiets met ISD maatregel

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belediging van twee politieagenten en diefstal van een elektrische fiets. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het beledigen van verbalisanten door hen beledigende termen toe te voegen, waaronder 'kankernazi'. Daarnaast werd hij beschuldigd van het stelen van een elektrische fiets op 15 maart 2024 in Amersfoort. Tijdens de zitting op 8 mei 2024 heeft de verdachte bekend de politieagenten te hebben beledigd, maar ontkende de diefstal van de fiets. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij de herkenning door verbalisanten als betrouwbaar werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve veelpleger is, die eerder al ISD-maatregelen heeft opgelegd gekregen. Gezien de ernst van de feiten en de recidive, werd de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €500,- toegewezen aan de benadeelde partij, de eigenaar van de gestolen fiets, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/099883-24 en 16-038369-24 (ter terechtzitting gevoegd)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 mei 2024.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in / verblijvende te P.I. [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kalsbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Houten, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-038369-24
(1) Op 2 februari 2024 te Amersfoort verbalisant [verbalisant 1] en heeft beledigd, o.a. door haar kanker nazi te noemen.
(2) Op 2 februari 2024 te Amersfoort verbalisant [verbalisant 2] en heeft beledigd, o.a. door hem kanker nazi te noemen.
16-099883-24
(3) Op 15 maart 2024 te Amersfoort, een elektrische fiets van mevrouw [aangeefster] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank toe kan komen aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak, beoordeelt zij of aan de formele vereisten is voldaan. De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 3. Voor feiten 1 en 2 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd ter zitting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feiten 1 & 2 - belediging [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend beide verbalisanten te hebben beledigd door (onder andere) kankernazi tegen hen zeggen. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. Onder deze omstandigheden hoeft de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering de bewijsmiddelen niet uit te werken, maar kan worden volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 mei 2024;
Proces verbaal van aangifte [verbalisant 1] ; [2]
Proces verbaal van bevindingen [verbalisant 1] ; [3]
Proces verbaal van aangifte [verbalisant 2] ; [4]
Proces verbaal van bevindingen [verbalisant 2] . [5]
Feit 3 – diefstal van fiets [6]
a. Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] van 15 maart 2024, , in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Om 11:00 op 15 maart 2024 parkeerde ik mijn elektrische gazelle fiets, een stevige zware, zwarte elektrische damesfiets bij de bewaakte fietsenstalling [locatie] in Amersfoort. Tegen 13.00 wilde ik hem ophalen. Daar zag ik de fiets niet meer staan. Bij navraag aan de jongen die mij in de ochtend had geholpen vertelde hij dat er 2 jongens waren die zeiden dat de fiets van hun tante was en zij vroegen of ze hem mee konden nemen. Hij heeft toen ja gezegd. Ik had de sleutel in de fiets laten zitten. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2024, onder-nummer 10, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik belde met de aangever voor meer informatie over het uiterlijk van haar weggenomen fiets. Ik hoorde dat zij verklaarde dat de fiets zwart van kleur was, er een plastic mand aan het stuur bevestigd was en de accu van de fiets in de houder zat. Naar aanleiding van deze extra informatie kon ik de fiets op de camerabeelden aanduiden als de weggenomen fiets van aangever. [de rechtbank begrijpt: de door verbalisant [verbalisant 4] bekeken camerabeelden, die hij tevens heeft beschreven in het volgende bewijsmiddel.] [8]
Een schriftelijk bescheid, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2024, op naam van [verbalisant 4] . Dit schriftelijk bescheid bevat een beschrijving van camerabeelden, en bijbehorende stills, en houdt in, voor zover van belang zakelijk weergegeven:
Verdachte komt de fietsenstalling binnen lopen. Verdachte voelt aan het slot van de fiets. Verdachte pakt de fiets en loopt met de fiets richting de uitgang van de bewaakte fietsenstalling. Verdachte loopt weg met de fiets. [9]
Op de stills is een datum en tijd aangebracht, 15 maart 2024, 13:14:05 – 13:14:39.
Een proces-verbaal van herkenning d.d. 22 maart 2024, onder-nummer 4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 22 maart 2024 kreeg ik persoonlijk een aandachtvestiging van [A] , Basisteam-recherche Amersfoort, Midden-Nederland. In die aandachtsvestiging werd op basis van videobeelden, waarvan een still is gemaakt, herkenning van een persoon gevraagd. Ik herken de persoon als [verdachte] . Ik herkende hem onmiddellijk. Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als senior gebieds-gebonden politie. Ik ben ervan overtuigd de persoon te herkennen als zijnde verdachte aangezien ik verdachte meermaals heb aangehouden en nagenoeg wekelijks zie. Ik herken hem aan de stand van zijn ogen, wenkbrauwen, neus, mond oren, en aan zijn loopje. Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevaagd. [10]
Een proces-verbaal van herkenning d.d. 22 maart 2024, onder-nummer 5, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 22 maart 2024 kreeg ik persoonlijk een aandachtvestiging van [A] , Basisteam-recherche Amersfoort, Midden-Nederland. Mij werd gevraagd of ik de verdachte middels een screenshot van camerabeelden herkende, aan de hand van deze camerabeelden herkende ik de persoon als [verdachte] . Ik herkende hem onmiddellijk. Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als senior gebieds-gebonden politie. Ik ben ervan overtuigd de persoon te herkennen als agent en ik ken de verdachte goed. Ik kom de verdachte vaak tegen in mijn werk als agent te Amersfoort. De laatste keer dat ik hem zag was op vrijdag 15 maart om 17:30, het contact duurde toen 30 minuten. Ik herken de verdachte in het bijzonder aan zijn huidskleur, zijn gezichtvorm; een strakke kaaklijk en spitse neus, de pet die hij op had en vaker draagt, de stand van zijn ogen die ik herken als strakke blik. Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd. [11]
Bewijsoverwegingen
In deze zaak ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of zij meer waarde moet hechten aan de herkenningen door verbalisanten, dan wel aan de hierna te bespreken verklaring van verdachte, nu deze elkaar uitsluiten.
Verklaring verdachte
Zowel bij de rechter-commissaris als ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet de persoon op de beelden is, maar dat dat een persoon is die op hem lijkt (‘ [bijnaam] ’). Ook verklaarde hij zowel bij de rechter-commissaris als ter zitting dat hij niet in de gelegenheid was om de fiets te stelen omdat hij rond de tijd van de diefstal aan de andere kant van de stad staande zou zijn gehouden door verbalisanten die hem wilde gijzelen voor een openstaande boete.
Kwaliteit herkenningen
De herkenningen zijn naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar. Doorslaggevend daarvoor is het volgende. De still waarop de herkenningen zijn gebaseerd maakt onderdeel uit van het dossier. De rechtbank stelt vast dat dit een still is van hoge kwaliteit en scherpte. De still bevat duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken van de persoon in beeld. Zo zijn de diverse gezichtskenmerken en het postuur goed zichtbaar. Ook is de still van dusdanig hoge kwaliteit dat het goed mogelijk is om in te zoomen zonder veel kwaliteit te verliezen. De kwaliteit van de beelden is daarmee voldoende om een herkenning op te baseren.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning is daarnaast van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien. De verbalisanten die de herkenningen hebben gedaan, relateren dat zij meermalen met verdachte in contact zijn geweest. Eén van die verbalisanten heeft zelfs verklaard dat hij verdachte wekelijks ziet. Het gaat hier dus niet om een herkenning op basis van uitsluitend een politiefoto, maar op basis van kennis die is ontstaan tijdens ontmoetingen met verdachte. Ten slotte acht de rechtbank van belang dat de verbalisanten verdachte onafhankelijk van elkaar en direct herkennen, dat zij niet van tevoren over de identiteit van de verdachte zijn geïnformeerd en dat zij geen voorkennis hadden over de zaak waarin de herkenning van de persoon op de screenshot werd gevraagd.
Groef in gezicht
De raadsman heeft ter zitting de bewijswaarde van de herkenningen betwist, nu de persoon op de screenshots een diepe groef heeft in zijn linkerwang, die bij verdachte zou ontbreken. Ter zitting heeft de rechtbank naar aanleiding van het verweer van de raadsman de linkerkant van het gezicht van verdachte bekeken en aldaar een groef waargenomen op het gezicht van verdachte, op dezelfde plek als waar bij de persoon op de screenshot een groef zichtbaar is. De rechtbank is van oordeel dat, nu er wel een groef waar te nemen is, dit verweer niet in de weg staat aan de betrouwbaarheid van de herkenningen.
Alles overwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de herkenningen betrouwbaar zijn.
Verklaring verdachte
Tegenover deze betrouwbare herkenningen staat de verklaring van verdachte dat er sprake was van een persoonsverwisseling, nu hij ten tijde van het feit staande werd gehouden door verbalisanten aan de andere kant van de stad. Desgevraagd was verdachte ter zitting niet in staat die verklaring nader te concretiseren, door een precieze tijd te geven of uit te leggen waarom hij uiteindelijk niet gegijzeld werd. De verklaring van verdachte heeft daarmee het karakter van een blote ontkenning. Navraag van de officier van justitie bij de politie heeft ook geen bevestiging van het door verdachte geschetste verhaal opgeleverd, zodat de rechtbank aan de verklaring voorbij gaat.
Het geheel beschouwend komt doorslaggevende betekenis toe aan de herkenningen door verbalisanten en is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 2 februari 2024 te Amersfoort opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (verbalisant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen:
"- Jullie kankernazi’s,
- Jodenkinderen,
- Hoerenjodenjong,
- Kankernazi,
- Je kankermoeder,
- Vuile kankerlijer,
- Kankerhoer,
- Jij kankerkind, en/of
- Nazikind";
2
op 2 februari 2024 te Amersfoort, opzettelijk, een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (verbalisant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
"- Kankerflikker,
- Kanker Nazi,
- Je kanker moeder
- Ik neuk je kanker moeder
- Je kanker hoeren moeder,
- Je bent een schande voor je volk,
- Je bent een schande voor je uniform,
- Kanker SS’er,
- Kanker Jood, en/of
- Kanker Joden";
16-099883-24
op of omstreeks 15 maart 2024 te Amersfoort, een elektrische fiets (merk: Gazelle) die aan [aangeefster] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die fiets wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feiten op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van de door hem bewezen geachte feiten gevorderd de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren te gelasten (
ISD-Maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat indien de rechtbank zou overgaan tot het opleggen van de ISD-Maatregel, zij dit voor de duur van maximaal 1 jaar zou moeten doen. De verdediging voert aan dat de behandeling in een inrichting voor stelselmatige daders pas na negen maanden aanvangt en dat er daarvoor feitelijk alleen sprake is van kale detentie. Door een maatregel van kortere duur op te leggen zal verdachte eerder behandeld worden. Daar hebben zowel verdachte als de maatschappij belang bij omdat het zijn motivatie om mee te werken aan gedragsverandering positief zal beïnvloeden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar passend en geboden is.
Verdachte voldoet aan zowel aan de harde als aan de zachte criteria voor de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Harde criteria
Aan de criteria ex artikel 38m Wetboek van Strafrecht is voldaan:
  • Het Openbaar Ministerie heeft het opleggen van de ISD-maatregel gevorderd, en er is sprake van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
  • Verdachte is in de voorafgaande vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit driemaal eerder wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf of is bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf opgelegd.
  • Het feit dat ten grondslag ligt aan de ISD-maatregel, de diefstal, is gepleegd na de tenuitvoerlegging van genoemde straffen of maatregelen.
  • Gezien de voorgeschiedenis van verdachte, aan wie al tweemaal eerder een ISD-maatregel is opgelegd en die steeds daarna misdrijffeiten is blijven plegen, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
  • Om diezelfde reden eist de veiligheid van goederen de oplegging van de maatregel.
  • Er is een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van de reclassering beschikbaar over de noodzakelijkheid van de maatregel en dat advies is minder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting gedagtekend.
Omtrent verdachte heeft de reclassering een rapport opgesteld (gedateerd 30 april 2024). In dit door mw. [B] , reclasseringswerker, opgemaakte rapport wordt weergegeven dat verdachte naast een uitgebreide justitiële documentatie, problemen heeft op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte gebruikt cannabis sinds zijn achttiende en heeft een lange geschiedenis met hulpverlening. Meerdere reclasseringstoezichten zijn negatief voortijdig beëindigd. Verdachte heeft meermaals hulp gekregen, maar houdt zich niet aan de afspraken. Niet alleen met de reclassering, maar ook met o.a. bewindvoering en behandeling. Dit maakt dat de responsiviteit van verdachte zeer beperkt is. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Verdachte heeft meermaals laten zien zich niet aan afspraken te houden en legt de oorzaak van afgebroken trajecten buiten zichzelf. Het patroon dat maar niet doorbroken wordt, is dat verdachte veelal geneigd is te externaliseren, waarbij hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen aandeel en geen probleembesef- of inzicht toont. Afspraken en voorwaarden die hij in het verleden niet nakwam ontkent hij of hij heeft hier een totaal andere lezing van. De reclassering adviseert opnieuw een ISD-maatregel op te leggen. Dan kan een vervolg gegeven worden aan de diagnostiek (die incompleet is) en op den duur toegewerkt worden naar een aanvraag voor de wet langdurige zorg om betrokkene langdurig praktisch en laagdrempelig te kunnen begeleiden. Ondanks dat eerdere ISD-trajecten op de lange termijn niet in succes hebben geresulteerd, wordt ditmaal de maatregel als een mogelijkheid gezien om betrokkene richting de langdurige zorg te krijgen, hetgeen niet haalbaar wordt geacht als betrokkene buiten is.
Zachte criteria
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader.
  • Hij is een persoon van 18 jaar of ouder;
  • Hij heeft over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zien worden voor meer dan tien misdrijffeiten
  • Ten minste een van die misdrijffeiten pleegde hij in de laatste twaalf maanden teruggerekend vanaf de pleegdatum van de diefstal.
Duur van de maatregel
Anders dan de raadsman heeft bepleit is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de ISD-maatregel voor een kortere duur dan 2 jaar niet passend is. De ISD-maatregel heeft twee doelstellingen, enerzijds de bescherming van de maatschappij, anderzijds de beëindiging van de recidive van de verdachte. Het standpunt van de raadsman gaat eraan voorbij dat het opleggen van de maatregel voor kortere duur ten koste gaat van de doelstelling om de maatschappij te beschermen en dat die laatste doelstelling het zwaarste dient te wegen blijkens de memorie van toelichting:

Bij de tenuitvoerlegging van de voorgestelde maatregel is uitgangspunt een langere vrijheidsbeneming in een zeer beperkt regime. Een intensieve interventie zal alleen plaatsvinden als daarvoor bij betrokkene een duidelijk aanknopingspunt is.”
Het belang van bescherming van de maatschappij geldt des te sterker in het geval van een zeer actieve veelpleger aan wie al tweemaal eerder de ISD-maatregel is opgelegd, zoals verdachte. Bovendien is ook voor het beëindigen van recidive en het werken aan de problemen met betrekking tot de diverse leefgebieden van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel in te vullen en te benutten. Ook in dat opzicht is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de maatregel voor de duur van 2 jaar passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.099 aan materiële schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, zijnde de nieuwwaarde van de gestolen fiets.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat nu de gestolen fiets bijna 8 jaar oud was de rechtbank de schade moet stellen op de vervangingswaarde, die de officier begroot op
€ 1.500, vermeerderd met de wettelijke rente, en dat de vordering voor het overige niet ontvankelijk dient te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit primair dat de vordering niet toegewezen kan worden, omdat feit 3 niet kan worden bewezen. Subsidiair bepleit de raadsman dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De ANWB hanteert een afschrijving op elektrische fietsen van € 400,- per jaar. Omdat de fiets ten tijde van de diefstal bijna acht jaar oud was, had de fiets ten tijde van de diefstal geen restwaarde meer.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Het standpunt van de raadsman, dat de fiets geen restwaarde had, volgt de rechtbank niet nu de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van de diefstal in haar vermogen is geschaad; zij moet namelijk een vervangende fiets aanschaffen. De rechtbank oordeelt dat met oog op de leeftijd van de fiets de schadevergoeding gebaseerd moet worden op de vervangingswaarde. De rechtbank schat de vervangingswaarde van de fiets op € 500,-. Die schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente en de rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel toepassen.
De vordering wordt voor het overige afgewezen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 310, 38m, 38n en 36f van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de feiten onder parketnummer 16-038369-24 (feiten 1 & 2) en het feit onder parketnummer 16-099883-24 (feit 3) bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
ISD-Maatregel
- legt aan verdachte op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht niet op de tenuitvoerlegging van de maatregel in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] toe tot een bedrag van € 500,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2024tot de dag van volledige betaling;
- wijst het overige deel van de vordering van [aangeefster] af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door [aangeefster] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat
€ 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan [aangeefster] dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door E.W. Stein, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-038369-24
1
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te Amersfoort opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (verbalisant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen:
"- Jullie kankernazi’s,
- Jodenkinderen,
- Hoerenjodenjong,
- Kankernazi,
- Je kankermoeder,
- Vuile kankerlijer,
- Kankerhoer,
- Jij kankerkind, en/of
- Nazikind", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te Amersfoort, opzettelijk, een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (verbalisant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
"- Kankerflikker,
- Kanker Nazi,
- Je kanker moeder (meer dan 20 keer herhaald),
- Ik neuk je kanker moeder (meer dan 10 keer herhaald),
- Je kanker hoeren moeder,
- Je bent een schande voor je volk,
- Je bent een schande voor je uniform,
- Kanker SS’er,
- Kanker Jood, en/of
- Kanker Joden", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht )
16-099883-24
hij op of omstreeks 15 maart 2024 te Amersfoort, een elektrische fiets (merk: Gazelle), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 februari 2024, genummerd PL0900-2024035313, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 28. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 20.
3.p. 14. De rechtbank begrijpt dat [verbalisant 1] dezelfde persoon is als [verbalisant 1] .
4.p. 18.
5.p. 8.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 maart 2024, genummerd PL0900-2024082727, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 44. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.p. 6.
8.p. 10.
9.p. 42 t/m 44.
10.p. 30.
11.p. 33.