4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 1 – verspreiding van kinderporno
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Uit de tekst van artikel 240b Sr volgt dat pas sprake kan zijn van strafbare gedragingen met betrekking tot afbeeldingen/filmpjes van seksuele gedragingen, indien de afgebeelde persoon kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. Om dit vast te stellen moet er aan de hand van de lichaamskenmerken op de afbeelding of het filmpje kunnen worden bewezen dat de betrokkene jonger oogt dan 18 jaar.
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat zij 17 jaar oud was op het moment dat zij op het filmpje te zien is. De rechtbank kan dit op basis van het dossier echter niet vaststellen. Daarnaast valt niet uit de screenshot van het filmpje dat in het dossier zit op te maken dat aangeefster kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. Er zijn namelijk geen duidelijke lichaamskenmerken op te zien en er is geen proces-verbaal dat het filmpje beschrijft, waaruit blijkt dat er een persoon op te zien is die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. De enkele stelling van de officier van justitie dat het filmpje het eerste filmpje in de snapchat app op de telefoon van aangeefster was, is onvoldoende om te bewijzen dat aangeefster (kennelijk) jonger was dan 18 jaar op het filmpje.
Vrijspraak voor feit 3 – mishandeling
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar bij de keel heeft gegrepen en een kopstoot heeft gegeven, waardoor zij een blauw oog heeft opgelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 februari 2021 met aangeefster in de auto zat, dat zij lachgas aan het gebruiken waren en aan het dansen waren. Hij zou daarbij per ongeluk met zijn ellenboog tegen haar gezicht zijn aangekomen. Er zijn twee verschillende foto’s van letsel bij aangeefster, waarover onduidelijkheid bestaat. Op de foto die in het dossier zit zou er letsel aan het linkeroog van aangeefster te zien zijn. Op deze foto staat alleen een handgeschreven datum met het jaartal 2022, terwijl de mishandeling in 2021 zou hebben plaatsgevonden. Tijdens de terechtzitting heeft mr. Rotgans namens aangeefster nog een foto overgelegd, waarop het letsel te zien zou zijn. Op deze foto zijn er echter verkleuringen rondom het rechteroog van aangeefster te zien en deze foto is volgens het onderschrift van enkele dagen later (op 25 februari 2021).
Mede gelet op de onduidelijkheid rondom de foto’s van het letsel, kan de rechtbank niet vaststellen of het letsel beter past bij de verklaring van aangeefster of bij die van verdachte. Daarbij komt dat aangeefster pas ruim een jaar na het incident aangifte gedaan. De rechtbank heeft daardoor niet op basis van de bewijsmiddelen de overtuiging kunnen krijgen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 3 heeft begaan. Om die reden moet verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5 en 6 – vernieling en diefstal
Verdachte heeft de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 mei 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , inclusief de bijlagen.
Feit 4 - computervredebreuk
Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster]
Op donderdag 2 september 2021 had [verdachte] een hotelsuite geboekt in het [hotel] in Utrecht als verjaardagscadeau. De volgende dag waren we weer bij mij thuis. [verdachte] vertrok vervolgens. Ongeveer een half uur later wilde ik weten hoeveel geld ik nog op mijn bankrekening had. Ik ontdekte vervolgens dat er 800,00 euro vanaf mijn spaarrekening overgeboekt was naar mijn betaalrekening. Ik zag dat een bedrag van 800,00 euro overgeboekt was naar de bankrekening van [verdachte] . Het is mogelijk dat [verdachte] mijn inlogcode ooit heeft afgekeken. Ik heb [verdachte] in ieder geval mijn code nooit gegeven.
Zaterdag 19 maart 2022 zijn [verdachte] en ik uit eten gegaan. Omstreeks 06.00 uur werden we bij mij thuis afgezet. Ik zei tegen [verdachte] dat ik helemaal niet wilde dat hij bleef. Ik zag vervolgens dat [verdachte] naar de voordeur liep. Ik ontdekte snel daarna dat mijn telefoon van het merk Iphone niet meer aan de oplader lag. Omstreeks 10.15 uur werd ik wakker. Op dat moment kwam mijn moeder de slaapkamer binnen en vertelde mij dat er een filmpje op mijn story van mijn Snapchat account en op mijn verhaal op Instagram account was geplaatst van mij. Het was een filmpje wat in een 'alleen voor mij' mapje zat. Dit betekent dat het een privé map is waar een code voor nodig is om deze te openen. Alleen ik weet deze code. Ik heb [verdachte] deze code ook nooit gegeven. Via de telefoon van [A] probeerde ik in te loggen op Snapchat en Instagram. Dit lukte niet. [verdachte] had vermoedelijke mijn wachtwoorden gewijzigd. Omstreeks 10.30 uur hoorde ik iets in de hal op de grond vallen. Mijn moeder kwam vervolgens weer mijn slaapkamer in met mijn telefoon in haar handen. Ik kon mijn ING Bank niet openen. Ik sprak vervolgens met een medewerker van de ING Bank die mij vertelde dat er 3.000,00 euro van mijn bankrekening was overgeboekt naar het bankrekeningnummer van [verdachte] . [verdachte] had blijkbaar ooit toch mijn ING Bankieren code stiekem afgekeken en het geld naar zichzelf overgemaakt. Ik heb [verdachte] mijn code nooit gegeven.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 27 mei 2024
Ik heb op 2 september 2021 en op 19 maart 2022 met de toegangscode ingelogd op de telefoon van [aangeefster] zonder haar toestemming. We kenden elkaars toegangscodes.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster]
Na het doen van de aangifte hoorde ik de politie mij adviseren om een laatste
stopbericht naar [verdachte] te sturen. Ik had dit bericht op woensdag 23 maart 2022 aan [verdachte] verstuurd. Vanaf het moment dat ik het stopbericht had gestuurd ontving ik diezelfde dag nog zo'n 70 sms berichten van [verdachte] . De inhoud van de berichten zijn voornamelijk dat hij boos was, ik zag dat hij mij uitschold voor kanker trut en [verdachte] begon over het geld dat hij aan mij terug wilde geven. Op donderdag 24 maart 2022 zag ik dat ik via Whatsapp weer berichten ontving van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] in totaal zo'n 15 appberichten stuurde. Ik zag dat [verdachte] vroeg of ik naar buiten kon komen. Ik vermoed dat [verdachte] toen bij mijn huis stond. Ik reageerde niet en zag dat [verdachte] om 23.12 uur 'al weg' appte. Ik heb geen reactie gegeven op deze berichten. Op vrijdag 25 maart 2022 om 01.01 uur zag ik dat [verdachte] mij weer begon te appen. Vanaf een ander telefoonnummer van [verdachte] had hij mij een foto gestuurd van een straat met een stukje van de auto van mijn ouders. Ik zag dat [verdachte] vanaf 14.54 uur tot 15.49 uur zo'n 20 whatsapp berichten had verstuurd. Deze berichten stuurde [verdachte] weer met zijn telefoonnummer. Ik zag ook dat [verdachte] 2 filmpjes meestuurde. Op deze filmpjes ben ik te zien in mijn string en BH. [verdachte] is naakt te zien op één van de filmpjes. Op zaterdag 26 maart 2022 hoorde ik de voordeurbel gaan. Ik keek uit mijn slaapkamerraam en zag [verdachte] voorbij mijn woning lopen. Ik zag dat [verdachte] schreef 'kankerhoertje je ouders zijn niet thuis'. Deze dag bleef [verdachte] mij maar berichten sturen via Whatsapp. Ik denk dat [verdachte] mij in totaal zo ongeveer 60 berichten had verstuurd. Ik zag dat [verdachte] mij uitschold voor kankerhoer. Op zaterdagavond 26 maart 2022 was ik met een vriendin naar de stad gegaan in Utrecht. Toen wij aan kwamen lopen zag ik [verdachte] met een vriend staan. Toen ik bij de garderobe stond hoorde ik dat [verdachte] mij aansprak. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik er goed uitzag. Ik wilde niet op [verdachte] reageren en was bang. Ik zei tegen [verdachte] dat hij moest oprotten en bij mij weg moest gaan. Ik zag dat [verdachte] een beetje agressief op ons af kwam lopen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat wij niet met zijn vriend mochten praten. Ik zag dat [verdachte] naar mij toe kwam lopen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij mij met rust zou laten. De rest van de avond bleef [verdachte] maar een beetje om mij heen bewegen en hield hij mij in de gaten. Op een bepaald moment raakte ik in gesprek met een vriend. Ik hoorde [verdachte] mij uitmaken voor kankerhoertje en dat ik niet met zijn vrienden mocht praten. [verdachte] stond toen heel dicht naast mij en riep het in mijn oor.
Screenshot van een bericht van verdachte aan aangeefster
Niet open [B]
Screenshots van het stopbericht dat aangeefster stuurde op 23 maart 2022
Luister [verdachte] het is een keer afgelopen met dit belachelijke gedrag, ik vraag nu aan je om mij
Dat geld over te maken en verder wil ik geen contact met jou, ook wil ik niks van en via vrienden of familie horen en wil ik niks via social media binnen krijgen wat met jou te
maken heb.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , inclusief bijlagen
Op maandag 28 maart 2022 deed ik onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte [verdachte] . Ik opende de app 'berichten'.
Ik zag dat er een Whatsapp gesprek in de telefoon stond met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik zag dat er meerdere berichten, foto's en filmpjes gestuurd werden naar dit nummer door [verdachte] . Ik zag dat dit een eenzijdig gesprek was. Ik zag dat het eerste bericht gestuurd was op donderdag 24 maart 2022 om 00:24 uur. Ik zag dat er onder andere de volgende berichten in stonden.
'ik zal jou met rust laten maar laat met jou nooit met een jongen zien want dat gaat absurd fout lopen.’
'Ik heb al die kanker hoere video’s verwijderd.'
‘Wat heb je mij kk vies bespeeld al die tijd.’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten Grijpsma en Jansen
Op zondag 27 maart 2022 kwamen ter plaatste bij [horeca gelegenheid] . Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij om 24.00 bij [horeca gelegenheid] kwam.
(…)
Wij stonden iets voorbij [horeca gelegenheid] . Ik hoorde dat [verdachte] tegen een jongen zei die voorbij liep hee maatje. Ik zag dat [verdachte] liet zien dat hij transportboeien om had. Ik hoorde dat [verdachte] zei:' Ik heb niets gedaan.' Ik hoorde dat de jongen zei: 'Gast ik zei het nog tegen je.' 'Het is het niet waard.' Nu word je morgen wakker en weet je het weer.' Ik legde uit aan [verdachte] dat er iemand aangifte tegen hem had gedaan Ik hoorde dat [verdachte] zei ja waarschijnlijk [aangeefster] omdat ze vind dat ik haar lastig val.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]
Op zondag 27 maart 2022 begaven wij ons naar " [horeca gelegenheid] ”. Ik zag dat [aangeefster] zichtbaar geëmotioneerd was. Ik zag dat zij huilde en trilde. Ik zag dat de hele situatie haar aangreep. Ik zag namelijk dat zij weer begon te huilen en ik hoorde dat haar stem begon te bibberen toen zij begon te vertellen over hoe zij zich voelde over de belagingen de afgelopen tijd.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte
Ik heb nadat de aangeefster verklaarde dat zij geen contact meer wilde nog contact gezocht door te bellen en smsen.
Ten aanzien van feit 4
In artikel 138ab Sr is het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan strafbaar gesteld. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever in de begripsbepaling van het ‘geautomatiseerd werk’ steeds het oog heeft gehad op uitsluitend fysieke apparaten.
Uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat verdachte zonder toestemming van aangeefster heeft ingelogd op haar telefoon met de bij hem bekende toegangscode (een valse sleutel). Dit kwalificeert als computervredebreuk. Wat verdachte na het inbreken op de telefoon heeft gedaan valt onder omstandigheden eveneens te kwalificeren als computervredebreuk, maar niet op de wijze zoals het in deze zaak is ten laste gelegd. De apps en accounts van Snapchat en Instagram bestaan namelijk feitelijk slechts uit een samenstel van gegevens en hebben daarmee geen fysieke vorm. Om die reden kan een Snapchat- en/of Instagram-account niet worden aangemerkt als een geautomatiseerd werk en zal verdachte dus van dit onderdeel van de tenlastelegging moeten worden vrijgesproken. Ook het onderdeel in de tenlastelegging dat ziet op het inloggen in de bank-app kan niet gekwalificeerd worden als computervredebreuk. Feitelijk is de server van de bank het geautomatiseerde werk waarop computervredebreuk wordt gepleegd, niet de telefoon van aangeefster.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte in de periode van 23 maart 2022 tot en met 27 maart 2022 wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Hoewel uit het dossier valt af te leiden dat er sprake was van een knipperlichtrelatie tussen aangeefster en verdachte, staat vast dat aangeefster op 23 maart 2022 een stopbericht heeft gestuurd naar verdachte. In dit stopbericht staat duidelijk aangegeven dat aangeefster geen contact meer wil met verdachte en verdachte heeft ook verklaard dat hij dit bericht heeft ontvangen. Desondanks heeft verdachte dit stopbericht stelselmatig genegeerd door aangeefster tientallen berichten per dag te sturen. Aangeefster heeft in de tenlastegelegde periode geen enkele keer geantwoord op deze berichten. Dat verdachte op de hoogte was van het feit dat aangeefster geen contact wilde, blijkt bovendien uit het feit dat verdachte bij zijn aanhouding op 27 maart 2022 meteen zegt dat het waarschijnlijk aangeefster is die aangifte tegen hem heeft gedaan, omdat ze vindt dat hij haar lastig valt.
Tijdens de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat aangeefster wel met verdachte communiceerde en contact zocht via een andere telefoon van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat dit alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Het is namelijk op geen enkele manier onderbouwd en uit de inhoud van de berichten op de onderzochte telefoon van verdachte blijkt dit geenszins. Het is ook niet logisch dat verdachte contact zou blijven zoeken op een telefoonnummer van aangeefster waar zij niet op reageert, terwijl er wel via een andere wijze contact zou zijn.
Alhoewel de tenlastelegging een relatief korte periode betreft en de frequentie van de berichten niet extreem hoog is, is de rechtbank wel van oordeel dat er sprake is van stelselmatige inbreuk op de levenssfeer van aangeefster. De rechtbank vindt daarbij met name van belang dat de berichten dwingend en dreigend van aard zijn; verdachte verwijst onder andere naar het geld dat hij nog van aangeefster heeft als pressiemiddel (‘Ik heb nog 3250 in me zak’, ‘Kom je geld halen’) en het dreigen met openbaar maken van informatie (‘jou spijt gaat achteraf komen’, ‘wacht maar tot ik [C] vertel', ‘je gaat nu je telefoon opnemen of ik bel haar’) en stuurt diverse video’s waarop aangeefster (deels) bloot is, terwijl verdachte recent nog een video van slachtoffer waarop ze seksuele handelingen verrichte had verspreid. Ook betrekt de rechtbank de intensiteit waarmee verdachte contact zocht en het feit dat verdachte zich meerdere keren onaangekondigd heeft opgehouden in de omgeving van het huis van aangeefster, waarbij hij duidelijk maakte dat hij haar in de gaten hield.
Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat verdachte aangeefster heeft lastig gevallen tijdens het uitgaan. De aangifte wordt op dit punt ondersteund door de verklaringen van verbalisanten die zagen dat aangeefster ten tijde van het incident emotioneel was aangedaan. Daarnaast hoorde een andere verbalisant iemand naar verdachte roepen dat hij nog had gezegd dat het ‘het niet waard is’. Dat verdachte naar de billen van aangeefster heeft gewezen en/of haar topje heeft losgetrokken blijkt, afgezien van de (wisselende) verklaring van aangeefster op dit punt, verder niet uit het dossier. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Tot slot is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van een deel van de ten laste gelegde periode. Verdachte is namelijk op 27 maart 2022 na zijn aanhouding in verzekering gesteld en heeft tot 29 maart 2022 in voorarrest gezeten. In die periode kon verdachte dus geen contact opnemen met aangeefster.