ECLI:NL:RBMNE:2024:474

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
16-177362-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 16 juli 2023 opzettelijk brand heeft gesticht in een woning te Laren. De verdachte heeft een kaars aangestoken en deze in aanraking gebracht met een bankstel, waardoor brand is ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gemeen gevaar voor goederen was, maar heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel, omdat daar geen bewijs voor was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 103 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder toezicht door de reclassering en ambulante behandeling.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen en de invloed daarvan op haar gedrag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, wat heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk door de officier van justitie was gevorderd. De rechtbank heeft ook de impact van de brandstichting op de omgeving en de ernst van de feiten in haar beslissing meegenomen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.177362.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 2] , [plaats 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. N.F. Hoogervorst, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 16 juli 2023 te Laren opzettelijk brand heeft gesticht in een woning, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gedeeltelijke vrijspraak gevorderd van het tenlastegelegde voor het deel dat ziet op levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander. Voor het overige acht de officier van justitie het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gedeeltelijke vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde voor het deel dat ziet op levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Een in de wettelijke vorm opgemaakt
proces-verbaal van bevindingenvan 16 juli 2023, nummer PL 0900-2023215515-6 van politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 3 en verder, waarin - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende is gerelateerd:
Op zondag 16 juli 2023 kregen wij omstreeks 00:48 uur melding om te gaan naar de [adres 2] te [plaats 2] . Aldaar zou een uitslaande brand woeden in een woning.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt
proces-verbaal van bevindingenvan 18 juli 2023, nummer PL 0900-2023215515-19, doorgenummerde pagina’s 43 en 44, waarin - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende is gerelateerd:
Op verzoek van het tactisch recherche team heb ik dit proces-verbaal opgesteld met de voorlopige onderzoeksbevindingen van een forensisch brandoorzaak onderzoek.
Voorafgaande het onderzoek vernam ik de navolgende informatie (kort samengevat):
- de bewoonster van de woning zou hebben verklaard dat zij haar woning in brand zou hebben gestoken.
- de verdachte had later tijdens verhoor verklaard dat zij bij de bank was gaan zitten en een kaars had aangestoken op de grond voor de bank.
- de bank was aangetast door de vlam van de kaars.
Bevindingen
Bijna alle ruimtes in de woning waren ernstig beroet. Echter was er maar een plek die echt verband was, de bank voor het voorraam. Het brandpatroon was duidelijk en de bank voor het voorraam was de plaats waar de brand was begonnen. Ik zag dat aan de linker voorzijde van de bank een inbranding zat. Bij reconstructie van de kussen bleek dat dit brandpatroon doorliep van de voorzijde het kussen in. Tevens zaten er resten van kennelijk kaarsvet op de bank.
Voorlopiqe bevindinqen
Gezien de bevindingen acht ik het navolgende:
- een technische oorzaak is uitgesloten. Er waren ter plaatse geen elektrische apparaten of dergelijke aanwezig die de brandoorzaak zouden kunnen verklaren.
- het scenario dat de verdachte heeft verklaard komt overeen met de aangetroffen situatie.
Gevaarzettinq
Gezien deze bevindingen acht ik dat hier (ten minste) sprake is van brandstichting waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is (artikel 157 lid 1 Sr).
Een in de wettelijke vorm opgemaakt
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 16 juli 2023, nummer PL0900-2023215515-7, doorgenummerde pagina 21 en verder, waarin – zakelijk weergegeven – verdachte het volgende heeft verklaard:
Ik zat op de bank. Ik zag een kaars op de grond staan en ik dacht dat ik deze wel kon aansteken. Ik heb dat gedaan en toen zag ik dat de bank ging schoeien.
De
verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting:
Ik lag op de bank en ik reikte met mijn arm naar een kaars die op de grond lag. Ik probeerde met een aansteker die kaars aan te steken. Toen ik in de keuken stond, zag ik vlammen bij de bank.
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf de bank een kaars heeft aangestoken en dat zij heeft gezien dat de bank is gaan schroeien en dat er vlammen bij de bank waren. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat er resten van kaarsvet zijn aangetroffen op de bank. De rechtbank leidt hieruit af dat de brandende kaars in aanraking is gekomen met de bank, waardoor deze is gaan branden. Uit de verklaring van verdachte dat zij heeft gezien dat de bank ging schroeien, volgt dat zij in zoverre ook wist wat er gebeurde. Het in aanraking brengen van een brandende kaars met een bankstel levert een aanmerkelijke kans op brand op, welke kans verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte brand heeft gesticht in een woning door open vuur in aanraking te brengen met een bank.
Partiële vrijspraak
Net als de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat uit het forensisch onderzoek of overigens van levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel niet is gebleken. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 juli 2023 te [plaats 2] opzettelijk brand heeft gesticht door in een woning, gelegen aan het adres [adres 2] , open vuur in aanraking te brengen met een bank(stel), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en de in voornoemde woning aanwezige goederen en (goederen in) de naastgelegen woning(en) te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 103 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, namelijk toezicht door de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen en middelencontrole.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op het rapport van 18 oktober 2023 van de psycholoog en verzocht rekening te houden met de verminderde mate van toerekenbaarheid. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw heeft bepleit verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die zij al in voorarrest heeft doorgebracht en een eventuele deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden toezicht door de reclassering, ambulante behandeling en begeleid wonen. Over het begeleid wonen heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het niet nodig en passend lijkt dit gedurende de gehele proeftijd van 2 jaar als voorwaarde op te leggen. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde van middelencontrole acht de verdediging niet nodig.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft verklaard dat zij op 16 juli 2023 samen met een bevriende collega in haar woning twee flessen wijn heeft gedronken. Zij heeft op enig moment haar medicijnen genomen en dat vanaf dat moment zij zich niet meer alles kan herinneren. Zij was boos toen haar collega op enig moment naar huis ging en heeft allerlei spullen in haar woning omgegooid en keukenkastjes leeggehaald. Zij herinnert zich dat zij een kaars heeft aangestoken en bewezen is dat zij deze in aanraking gebracht met het bankstel waardoor brand is ontstaan. Verdachte heeft de brand gezien, maar heeft in plaats van de brandweer te bellen een tas met medicijnen gepakt en de woning verlaten. Tegenover de politie en ter terechtzitting heeft zij verklaard dat het leek alsof ze in een film zat en het niet bewust meemaakte. Verdachte heeft met haar handelen ernstig gevaar veroorzaakt voor haar eigen woning en de omliggende woningen. Zij is naar de woning van diezelfde collega gefietst, die eerder die dag bij haar op bezoek was geweest, en heeft tegen hem gezegd dat zij haar woning in brand had gestoken. Verdachte maakte op hem de indruk dat zij overstuur was. Hij twijfelde niet aan wat zij zei en heeft 112 gebeld. Het is aan het handelen van hem en van een buurman te danken dat de schade niet ernstiger is.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 januari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 18 oktober 2023, opgemaakt door GZ-psycholoog J. Tissings en het reclasseringsadvies van 13 november 2023, opgemaakt door reclasseringswerker F. van der Groep.
De GZ-psycholoog concludeert dat verdachte een terugkerende depressieve stoornis met angsten heeft, een stoornis in het gebruik van Oxazepam, een disharmonisch intelligentieprofiel met zwakbegaafd ontwikkelde onderdelen en trekken van vermijdende en borderline persoonlijkheid. De stoornis was ook aanwezig op het moment van het tenlastegelegde en speelde een rol bij de ontregeling. Door de combinatie van intellectuele beperkingen en verminderde stress- en emotieregulatie vaardigheden zijn de zelfredzaamheid en het probleemoplossend vermogen van verdachte ontoereikend bij hoge stress. In de weken voor het tenlastegelegde stond verdachte onder grote emotionele stress door een samenloop van situationele factoren. Deze stressvolle omstandigheden in combinatie met de intellectuele beperkingen, de beperkte copingvaardigheden, de vermijdende en borderline persoonlijkheidskenmerken hebben een rol gespeeld in de ontregeling de weken voorafgaand aan het tenlastegelegde, waardoor de keuzevrijheid en het vermogen het eigen gedrag te sturen beïnvloed werden. De GZ-psycholoog schat in dat deze problematiek zeer waarschijnlijk, in ieder geval in enige mate, ook doorgewerkt heeft in het tenlastegelegde. Het is moeilijk in te schatten wat de exacte mate is geweest van doorwerking in het tenlastegelegde door beperkingen rondom de delictanalyse. De GZ-psycholoog adviseert daarom de rechtbank om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De GZ-psycholoog schat het recidiverisico in op laag tot matig.
De rechtbank concludeert hieruit dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
In het reclasseringsadvies van 13 november 2023 schat de reclassering het recidiverisico in als gemiddeld. De reclassering acht een integrale aanpak van behandeling en begeleiding geïndiceerd om het recidiverisico omlaag te brengen. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Op te leggen straf
De impact en de gevaarzetting van de brandstichting, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank houdt bij de strafoplegging echter ook rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het advies van de reclassering. De rechtbank acht daarom in dit geval, net als de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en verboden.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 103 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden acht. Dit betekent ook dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Gelet op het advies van de reclassering, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden verbinden toezicht door de reclassering, ambulante behandeling en begeleid wonen voor zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De rechtbank ziet geen aanleiding om controle op het alcoholgebruik als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke gevangenisstraf te verbinden. Hoewel verdachte zelf heeft verklaard ten tijde van het tenlastegelegde onder invloed van alcohol te zijn geweest, is dit niet door de voorlopige ademanalyse bevestigd, terwijl de GZ-psycholoog na uitgebreid onderzoek geen aanwijzingen ziet voor een stoornis in alcoholgebruik. Controle op medicijngebruik (oxazepam) is wel geïndiceerd, gelet op de conclusies van de psychiater.
Gelet op het advies van de reclassering, heeft de rechtbank zich ambtshalve de vraag gesteld of zij moet bevelen dat de hiervoor vermelde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moeten zijn. De rechtbank ziet daarvoor evenwel geen ruimte, omdat de GZ-psycholoog het recidiverisico als laag tot matig inschat en de reclassering als gemiddeld en de brandstichting niet heeft geleid tot een situatie waarin gevaar bestond voor andere personen. Dat betekent dat er geen situatie is als bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal dan ook niet bevelen dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 270 dagen;
- bepaalt dat een gedeelte van
103 dagenvan de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd tijdens kantooruren meldt bij de reclassering van Inforsa Hilversum op het adres Noordse Bosje 43 te Hilversum en blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
meewerkt aan diagnostiek en ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) bij FAZ Inforsa Hilversum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
verblijft bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
De verdachte zal meewerken aan controle van het gebruik van oxazepam
om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en I. Helmich, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 16 juli 2023 te [plaats 2] opzettelijk brand heeft gesticht door in een woning, gelegen aan het adres [adres 2] , open vuur in aanraking te brengen met een bank(stel),terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of de in voornoemde woning aanwezige goederen en/of (goederen in) de naastgelegen woning(en), en/of - levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten (een) bewoner(s) van de naastgelegen woning(en) te duchten was.