4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Een in de wettelijke vorm opgemaakt
proces-verbaal van bevindingenvan 16 juli 2023, nummer PL 0900-2023215515-6 van politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 3 en verder, waarin - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende is gerelateerd:
Op zondag 16 juli 2023 kregen wij omstreeks 00:48 uur melding om te gaan naar de [adres 2] te [plaats 2] . Aldaar zou een uitslaande brand woeden in een woning.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt
proces-verbaal van bevindingenvan 18 juli 2023, nummer PL 0900-2023215515-19, doorgenummerde pagina’s 43 en 44, waarin - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende is gerelateerd:
Op verzoek van het tactisch recherche team heb ik dit proces-verbaal opgesteld met de voorlopige onderzoeksbevindingen van een forensisch brandoorzaak onderzoek.
Voorafgaande het onderzoek vernam ik de navolgende informatie (kort samengevat):
- de bewoonster van de woning zou hebben verklaard dat zij haar woning in brand zou hebben gestoken.
- de verdachte had later tijdens verhoor verklaard dat zij bij de bank was gaan zitten en een kaars had aangestoken op de grond voor de bank.
- de bank was aangetast door de vlam van de kaars.
Bevindingen
Bijna alle ruimtes in de woning waren ernstig beroet. Echter was er maar een plek die echt verband was, de bank voor het voorraam. Het brandpatroon was duidelijk en de bank voor het voorraam was de plaats waar de brand was begonnen. Ik zag dat aan de linker voorzijde van de bank een inbranding zat. Bij reconstructie van de kussen bleek dat dit brandpatroon doorliep van de voorzijde het kussen in. Tevens zaten er resten van kennelijk kaarsvet op de bank.
Voorlopiqe bevindinqen
Gezien de bevindingen acht ik het navolgende:
- een technische oorzaak is uitgesloten. Er waren ter plaatse geen elektrische apparaten of dergelijke aanwezig die de brandoorzaak zouden kunnen verklaren.
- het scenario dat de verdachte heeft verklaard komt overeen met de aangetroffen situatie.
Gevaarzettinq
Gezien deze bevindingen acht ik dat hier (ten minste) sprake is van brandstichting waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is (artikel 157 lid 1 Sr).
Een in de wettelijke vorm opgemaakt
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 16 juli 2023, nummer PL0900-2023215515-7, doorgenummerde pagina 21 en verder, waarin – zakelijk weergegeven – verdachte het volgende heeft verklaard:
Ik zat op de bank. Ik zag een kaars op de grond staan en ik dacht dat ik deze wel kon aansteken. Ik heb dat gedaan en toen zag ik dat de bank ging schoeien.
De
verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting:
Ik lag op de bank en ik reikte met mijn arm naar een kaars die op de grond lag. Ik probeerde met een aansteker die kaars aan te steken. Toen ik in de keuken stond, zag ik vlammen bij de bank.
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf de bank een kaars heeft aangestoken en dat zij heeft gezien dat de bank is gaan schroeien en dat er vlammen bij de bank waren. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat er resten van kaarsvet zijn aangetroffen op de bank. De rechtbank leidt hieruit af dat de brandende kaars in aanraking is gekomen met de bank, waardoor deze is gaan branden. Uit de verklaring van verdachte dat zij heeft gezien dat de bank ging schroeien, volgt dat zij in zoverre ook wist wat er gebeurde. Het in aanraking brengen van een brandende kaars met een bankstel levert een aanmerkelijke kans op brand op, welke kans verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte brand heeft gesticht in een woning door open vuur in aanraking te brengen met een bank.
Partiële vrijspraak
Net als de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat uit het forensisch onderzoek of overigens van levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel niet is gebleken. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.