ECLI:NL:RBMNE:2024:4727

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/4829
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitbreiding asielzoekersopvang in Nieuwegein

Op 5 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening met betrekking tot de uitbreiding van een asielzoekersopvang in de gemeente Nieuwegein. De zaak is aangespannen door een verzoeker die in de nabijheid van de opvanglocatie woont en bezwaar heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders op 10 juli 2024 heeft verleend. Deze vergunning maakt het mogelijk om de tijdelijke opvanglocatie voor asielzoekers uit te breiden van 200 naar 300 personen.

De verzoeker stelt dat de uitbreiding een te grote belasting voor de wijk met zich meebrengt, vooral gezien de al aanwezige concentratie van asielzoekers in de omgeving. Hij wijst op de overlast die dit met zich meebrengt, zoals het vermijden van openbare ruimtes door buurtbewoners. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het belang van de gemeente bij het bijdragen aan de oplossing van de vluchtelingencrisis zwaarder weegt dan de bezwaren van de verzoeker. De rechter concludeert dat er geen spoedeisende situatie is die een schorsing van de vergunning rechtvaardigt.

De voorzieningenrechter heeft de omgevingsvergunning en het bezwaarschrift beoordeeld en geen evidente fouten in het besluit aangetroffen. Hij benadrukt dat de huisvesting van 200 asielzoekers eerder al was vergund en dat de toename naar 300 personen naar verwachting slechts beperkt merkbaar zal zijn in de wijk. De rechter heeft ook opgemerkt dat de beslissing om asielzoekers in andere wijken te huisvesten een politiek-bestuurlijke afweging is, waar de rechter zich niet mee mag bemoeien.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat een zitting nodig was. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4829

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder.
Verder is partij bij de zaak:
de gemeente Nieuwegein, vergunninghouder.

Inleiding

1. Met het besluit van 10 juli 2024 heeft het college aan de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het omgevingsplan uitbreiden van de tijdelijke opvanglocatie voor asielzoekers in het gebouw [gebouw] van 200 naar 300 personen.
2. Verzoeker woont in de omgeving. Hij heeft bezwaar gemaakt bij het college en hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter gevraagd om de werking van de omgevingsvergunning op te schorten totdat het college op zijn bezwaar heeft beslist.
3. Verzoeker vindt dat de uitbreiding van de opvanglocatie een te grote belasting voor de wijk oplevert. De concentratie van personen in de wijk zal toenemen, wat nu al zichtbaar is door asielzoekers die in groepjes rondhangen in de speeltuin en de hardloopbaan. Zij hebben onvoldoende dagbesteding. Het effect hiervan is dat met name jonge vrouwen uit de wijk de speeltuin en de hardloopbaan inmiddels vermijden. Een toename tot 300 asielzoekers leidt tot een verdere onevenredige verdeling in een wijk met zo’n 1.750 inwoners. Het aantal moet 200 blijven, om de acceptatiegraad in de wijk op orde te houden. Er zijn nu al veel mensen die zich niet serieus genomen voelen door de gemeente of die zich in de eigen wijk onveilig voelen. Het is redelijk om te verlangen dat de 100 extra personen in een andere wijk in de gemeente worden gehuisvest.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De huisvesting van 200 asielzoekers is eerder al vergund in afwijking van het omgevingsplan, met de omgevingsvergunning van 6 juni 2024. Verzoeker heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt. Daaruit moet worden afgeleid dat hij net als het college vindt dat het aantal van 200 asielzoekers niet in strijd is met het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
5. De voorzieningenrechter vindt dat er geen sprake is van een zodanig spoedeisende situatie waarbij verzoeker er belang bij heeft dat de opvanglocatie nu niet voor 300 asielzoekers mag worden gebruikt. De voorzieningenrechter weegt het belang dat verzoeker heeft bij het voorkomen van de door hem aangekaarte overlast en druk op de wijk minder zwaar dan het belang dat de gemeente heeft bij het leveren van een bijdrage aan het oplossen van de vluchtelingencrisis en de huisvestingsproblematiek van het COA. Daarbij weegt vooral mee dat verzoeker 200 personen wel acceptabel vindt en dat een toename naar 300 personen naar verwachting in de wijk slechts beperkt merkbaar zal zijn. De voorzieningenrechter weegt ook mee dat verzoeker wel in de buurt, maar niet direct naast de opvanglocatie woont, op een afstand van hemelsbreed ongeveer 250 meter, met daartussen water en een onbebouwd stuk grasland.
6. De voorzieningenrechter heeft de omgevingsvergunning en het bezwaarschrift bekeken en ziet op voorhand geen evidente fouten in het besluit. Daarbij heeft hij betrokken dat in het besluit is gemotiveerd dat de ruimtelijke uitstraling van de toename van 200 naar 300 opvangplekken beperkt is en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
7. De voorzieningenrechter begrijpt de wens van verzoeker dat asielzoekers ook in andere wijken van de gemeente worden gehuisvest. Hoe het college daarmee om gaat is echter een politiek-bestuurlijke afweging waar de bestuursrechter zich niet mee mag bemoeien als de besluitvorming verder goed is gegaan. Dat asielzoekers ook ergens anders kunnen worden gehuisvest, betekent met andere woorden niet dat de rechter de nu gemaakte keuze moet verbieden.

Conclusie en gevolgen

8. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet als ongegrond worden afgewezen. Dit is zo duidelijk, dat daarvoor geen zitting bij de voorzieningenrechter nodig is. Het college hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.