ECLI:NL:RBMNE:2024:4705

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
16.147473.23, 16.073094.22 en 21.01154.21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging met zware mishandeling door verdachte tegen zijn moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder op 16 juni 2023 in Lelystad van haar vrijheid heeft beroofd. De verdachte heeft zijn moeder in haar eigen woning vastgehouden, waarbij hij haar bedreigde met een mes en dreigde de woning te laten ontploffen door een aansteker bij zuurstofflessen te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn moeder tegen haar wil in de woning heeft gehouden, de deuren heeft gebarricadeerd en haar telefoon heeft afgepakt, waardoor zij geen hulp kon inschakelen. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij zijn moeder heeft vastgehouden en de deuren heeft gebarricadeerd, maar ontkende dat hij een mes op haar keel heeft gezet. De rechtbank heeft echter de verklaring van de moeder als betrouwbaar beschouwd en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast tbs met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de psychische problemen van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een klinische behandeling van langere duur nodig heeft en dat tbs met dwangverpleging noodzakelijk is om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.147473.23 en 16.073094.22; 21.001154.21 (vorderingen tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De inhoudelijke behandeling van deze strafzaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op 19 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 16 juli 2023 in Lelystad zijn moeder, [slachtoffer] :
Feit 1 primair
wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd;
Feit 1 subsidiair
met de dood en/of zware mishandeling heeft bedreigd door messen op haar keel te zetten;
Feit 2
met de dood, zware mishandeling en/of brandstichting heeft bedreigd door een aansteker bij een of meer zuurstofflessen te houden en te zeggen: “ik laat de woning ontploffen”.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat niet uit het dossier blijkt dat de moeder van verdachte heeft gehoord dat verdachte heeft gezegd dat hij de woning zou laten ontploffen. Voor die uiting vraagt de officier van justitie daarom partiële vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van feit 1 aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte een mes op de keel van mevrouw [slachtoffer] heeft gezet. Zij heeft namelijk verklaard dat verdachte dit mes tegen haar keel hield toen de politie met verdachte praatte, terwijl uit het dossier blijkt dat verdachte gehurkt achter zijn moeder zat met twee messen in zijn handen op het moment dat de politie binnenkwam. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank als het gaat om feit 1. Voor feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat zuurstof niet brandt. Het houden van een aansteker bij een zuurstoffles kan dus geen ontploffing teweegbrengen. Daarnaast vindt de verdediging, net als de officier van justitie, dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde woordelijke bedreiging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 [1]
[slachtoffer]heeft in haar
aangifteonder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 16 juni 2023 was ik in mijn woning aan de [adres] te [plaats] . In de woning was ook mijn zoon [verdachte] . Vanmorgen werd ik benauwd wakker omdat [verdachte] alle ramen en deuren gesloten hield omdat hij bang was dat er iemand de woning binnen zou komen. [verdachte] had de zuurstofflessen, zes in totaal, uit de berging die zich in mijn woning bevind gepakt en toen ik de woning binnen kwam lopen draaide hij deze flessen open. Ik zag dat [verdachte] een aansteker in zijn hand vasthield. De aansteker hield hij bij één van de zuurstof flessen die hij open had gedraaid. Ik zag dat hij deze wilde aansteken en ik zag ook een vlam van de aansteker. Ik zei tegen [verdachte] : "NIET DOEN [verdachte] , LAAT ME LEVEN, IK WIL NIET DOOD, IK HEB NOG TEVEEL OM VOOR TE LEVEN LIEVERD EN JIJ OOK!". Hij zei hierop: "IK HEB NIETS MEER OM VOOR TE LEVEN MAMA". Ik heb vervolgens de alarmknop ingeduwd die ik om mijn pols had. Ik heb toen meerdere keren geschreeuwd van dat ze de politie moesten bellen. [verdachte] heeft vervolgens het apparaatje waarmee je kan communiceren van de muur afgetrokken, zodat ik niet meer met de hulp kon communiceren. Op een gegeven moment pakte [verdachte] mijn telefoon van mij af en mocht ik niet meer met mijn telefoon. Ik mocht van [verdachte] niet meer de woning uit en moest luisteren naar wat hij zei. Ik mocht geen water pakken helemaal niks. Hij had hierbij in elke hand een groot slagersmes vast. Hij kwam dan meerdere keren naast me zitten en zette dan beide messen op mijn keel. [verdachte] had hierbij 1 slagersmes op mijn keel gezet en de andere had hij op zijn eigen keel gezet. [verdachte] had twee banken rechtop neergezet voor de balkondeur zodat ze via die weg niet binnen konden komen. Ook had hij een haak van het raam aan de onderzijde van de voordeur gezet zodat deze niet open kon. Ik zag de dood letterlijk voor ogen. Ik was ontzettend bang en kon amper ademen. [2]
Verdachteheeft tijdens de zitting op 19 juli 2024 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik mijn moeder in de woning heb vastgehouden. Ik heb de deuren gebarricadeerd en ik liep met messen rond in de woning. Het kastje van de aware-knop heb ik van de muur getrokken. Het klopt ook dat ik zuurstofflessen uit de berging heb gepakt en heb opengedraaid en dat ik heb gezegd dat ik de woning zou laten ontploffen.
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 juni 2023 staat onder meer, zakelijk weergegeven:
Op 16 juni 2023 ging ik de woning aan de [adres] te [plaats] binnen. Een collega van mij probeerde de deur richting de woonkamer te openen, dit lukte niet. Later zag ik dat deze deur vanaf de binnenzijde gebarricadeerd was doormiddel van het plaatsen van een stok onder de deurklink. Verder zag ik dat de deur richting de badkamer op slot was gedraaid. Vervolgens zag ik dat mijn collega het slot van deze deur opendraaide doormiddel van een multitool. Uiteindelijk ben ik verder de woning ingegaan en zag ik de verdachte gehurkt achter zijn moeder in de woonkamer. Verder zag ik dat de verdachte op dit moment twee vleesmessen vasthield. Hij had in beide handen een mes vast. [3]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 juni 2023 staat onder meer, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde collega [verbalisant] zeggen dat via deze aware-knop te horen was dat [verdachte] de woning zou laten ontploffen als politie aan de deur zou komen. [4]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 juni 2023 staat onder meer, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [slachtoffer] met kracht haar vuist balde. Ik zag in haar vuist een vuuraansteker. [slachtoffer] vertelde zwaar ademend: “
ik heb de aansteker afgepakt, hij wilde het aansteken.” [5]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging feit 1 primair
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft zijn moeder immers tegen haar wil in haar woning vastgehouden; hij had de deuren gebarricadeerd, liep met messen rond, heeft haar telefoon afgepakt en heeft het kastje van de aware-knop van de muur getrokken. Anders dan de verdediging heeft bepleit, acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte een mes op de keel van zijn moeder heeft gezet. Moeder verklaart dit in haar aangifte en de rechtbank heeft gezien de mate van steun voor haar verklaring in de overige onderzoeksbevindingen alsmede in de verklaring van verdachte ter terechtzitting, geen reden om aan de betrouwbaarheid daarvan te twijfelen. Weliswaar heeft moeder verklaard dat verdachte het mes op haar keel hield op het moment dat de politie met verdachte probeerde te praten, maar uit haar aangifte blijkt dat de politie toen nog buiten de woonkamer was. Het feit dat verdachte gehurkt achter zijn moeder zat met de messen in zijn handen (en niet op de keel van moeder) toen de politie binnenkwam, doet dus niets af aan de verklaring van moeder; dit waren twee verschillende momenten.
Bewijsoverweging feit 2
Verdachte heeft zuurstofflessen uit de berging gepakt en opengedraaid. Hij heeft vervolgens een aansteker bij een van de zuurstofflessen gehouden en heeft gezegd dat hij de woning zou laten ontploffen. Verdachte ontkent dat hij een aansteker bij de zuurstofflessen heeft gehouden, maar ook op dit punt gaat de rechtbank uit van de verklaring van moeder. Haar verklaring vindt daarnaast steun in de omstandigheid dat ter plaatse een aansteker is aangetroffen en in de verklaring van verdachte dat hij heeft gezegd dat hij de woning zou laten ontploffen. De bedreiging was daarmee van dien aard en gebeurde onder zodanige omstandigheden dat bij moeder de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn bedreiging ook daadwerkelijk zou uitvoeren.
Anders dan door de officier van justitie en de verdediging is bepleit, zal de rechtbank verdachte niet partieel vrijspreken van de woorden: “
ik laat de woning ontploffen”. Hij heeft immers bekend dat hij dit heeft gezegd en ook via het aware-systeem zou dit te horen zijn geweest. Weliswaar is voor een veroordeling voor bedreiging vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging, maar aan dat vereiste is reeds voldaan doordat verdachte in haar bijzijn een zuurstoffles opendraaide en er een aansteker bij hield. Deze handelingen zijn op zichzelf al van dien aard en onder zodanige omstandigheden uitgevoerd dat ook zonder de woordelijke bedreiging de redelijke vrees kon ontstaan voor een ontploffing. Daarbij merkt de rechtbank op dat het enkele feit dat moeder in haar aangifte niet verklaart dat verdachte heeft gezegd dat hij de woning zou laten ontploffen, niet betekent dat zij dit niet heeft gehoord.
Tot slot heeft de verdediging betoogd dat het middel – het houden van een aansteker bij een opengedraaide zuurstoffles – niet een geëigend middel is om een ontploffing te veroorzaken omdat het een feit van algemene bekendheid is dat zuurstof niet brandt. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat, nu een bedreiging ten laste is gelegd, niet doorslaggevend is of er daadwerkelijk een ontploffing veroorzaakt kon worden maar of daarvoor bij moeder de redelijke vrees kon ontstaan. Dat laatste is het geval. Dit volgt uit de aangifte van moeder. Bovendien geldt dat het hier ging om flessen met medicinale, zeer geconcentreerde zuurstof. Los van de exacte mate van ontvlambaarheid daarvan, kan in elk geval niet gezegd worden dat evident geen sprake was van ontploffingsgevaar. De vergelijking met een bedreiging met een waterpistool gaat om die reden niet op.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 16 juni 2023 te Lelystad opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk
van de vrijheid heeft beroofd en,
door:
- die [slachtoffer] tegen haar wil in een woning vast te houden en
- deuren en ramen te sluiten en/of te barricaderen en
- messen aan die [slachtoffer] te tonen en op de keel van die
[slachtoffer] te zetten en te houden en
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken
waardoor zij geen hulp meer kon inschakelen;
Feit 2
op 16 juni 2023 te Lelystad [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met
brandstichting, door in de buurt van die [slachtoffer] een zuurstoffles
in zijn handen te houden en daarbij een aansteker te houden en dreigend de
woorden toe te voegen "Ik laat de woning ontploffen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
Feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest; en
- een ongemaximeerde maatregel, zijnde terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege, te gelasten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan leven met de gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie, maar vindt dat aan verdachte tbs met voorwaarden moet worden opgelegd in plaats van tbs met dwangverpleging. De situatie is nu heel anders dan toen verdachte de bewezenverklaarde feiten pleegde. Verdachte heeft al lange tijd geen cannabis meer gebruikt en de stressfactoren als het gaat om vrouw en kinderen zijn niet meer aanwezig. Aan het voor dwangverpleging geldende gevaarscriterium is dus niet voldaan. Bovendien is verdachte wel bereid om behandeling te ondergaan, maar niet als hij daartoe gedwongen wordt. Ook om die reden is tbs met voorwaarden een betere modaliteit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zijn moeder van haar vrijheid beroofd door haar in haar eigen zorgwoning vast te houden en de deuren te barricaderen. Wat zich vervolgens in de woning heeft afgespeeld moet buitengewoon beangstigend zijn geweest voor moeder. Verdachte liep in de woning rond met twee grote messen en heeft ook een mes tegen de keel van zijn moeder gehouden. Daarbij heeft hij ervoor gezorgd dat zij niet kon blijven communiceren met de buitenwereld door het kastje van de aware-knop van de muur te trekken en haar telefoon af te pakken. Ook had verdachte de zuurstofflessen van zijn moeder, waarvan zij afhankelijk was, opengedraaid, daar een aansteker bij gehouden en gezegd dat hij de woning zou laten ontploffen. Uiteindelijk moest er een arrestatieteam aan te pas komen om moeder – pas na geruime tijd – uit haar benarde positie te bevrijden.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een psychologisch rapport van 6 oktober 2023 van klinisch psycholoog M.G.H. van Willigenburg en een psychiatrisch rapport van 16 oktober 2023 van psychiater A.Z. Botermans. Beide deskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan PTSS en een stoornis in het gebruik van cannabis (in kortdurende remissie in een gereguleerde omgeving). Daarnaast is volgens de psychiater sprake van een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. De vastgestelde stoornissen waren volgens de deskundigen ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Daardoor was verdachte niet meer goed in staat zijn gedrag en wil in vrijheid te bepalen. Anderzijds heeft verdachte gezegd dat hij met zijn acties hulp wilde afdwingen, dat hij afwegingen heeft gemaakt over het brandgevaar van zuurstofflessen en waarom hij de deuren had gebarricadeerd, waardoor er mogelijk nog enige mate van handelingsvrijheid was. Geadviseerd wordt daarom om verdachte het tenlastegelegde in (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
Zonder behandeling is het risico op toekomstig geweld door verdachte volgens de deskundigen hoog. Verdachte heeft volgens de deskundigen een klinische behandeling van langere duur nodig die zich richt op de PTSS en verslavingsproblematiek. In een gereguleerde, klinische omgeving wordt verdachte veel minder blootgesteld aan de psychosociale stress van de afgelopen jaren. Tbs met voorwaarden lijkt niet haalbaar omdat verdachte wisselvallig is in zijn motivatie, weerstand heeft tegen klinische behandeling, problemen heeft met instanties en eerdere pogingen tot ambulante behandeling zijn mislukt.
De reclassering heeft zich in een advies van 12 december 2023 achter de conclusies van de Pro Justitia deskundigen geschaard en ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Eerdere toezichten verliepen moeizaam. In het meest recente toezicht stelde verdachte zich redelijk coöperatief op, maar tot een inhoudelijke behandeling van zijn problemen of tot recidivebeperking kwam het niet.
Ter zitting heeft psycholoog Van Willigenburg toegelicht dat de stoornis van verdachte nog onverkort aanwezig is en nog onvoldoende is behandeld. Zijn reactie tijdens de zitting toen werd aangekondigd dat het psychologische rapport zou worden besproken is in dat kader illustratief. Daar wilde verdachte niet bij zijn, omdat hij zichzelf daartegen wilde beschermen. Dat was wellicht op dat moment verstandig, maar toont tegelijkertijd aan dat verdachte nog snel uit evenwicht raakt. Behandeling moet in het kader van tbs met dwangverpleging plaatsvinden. Verdachte verzet zich tegen dwang, maar is daar wel bij gebaat. Voor tbs met voorwaarden is de stoornis van verdachte te ernstig. Tbs met dwang biedt de structuur en voorspelbaarheid die verdachte nodig heeft.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de deskundigen over de stoornissen en de verminderde toerekeningsvatbaarheid en neemt die conclusies over.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte al vaak in aanraking is gekomen met politie en justitie en dat hem in het verleden meerdere voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd.
De oplegging van straf
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en alle overige hiervoor genoemde omstandigheden – in het bijzonder ook het strafblad van verdachte – is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, zoals gevorderd, passend en geboden is.
De oplegging van een maatregel
De rechtbank zal aan verdachte daarnaast tbs met dwangverpleging opleggen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van tbs is voldaan. Tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten bestond bij verdachte een stoornis. Die feiten betreffen daarnaast misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld (wederrechtelijke vrijheidsberoving) dan wel behoren tot een van de misdrijven omschreven in artikel 37a, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging). Verder eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de tbs-maatregel.
De tbs wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan. Anders dan de verdediging heeft bepleit is aan het zogenaamde gevaarscriterium voldaan. De bewezenverklaarde feiten zijn ernstig en het had op 16 juni 2023 heel anders kunnen aflopen. Bovendien wordt het risico op toekomstig gewelddadig gedrag door verdachte als hoog ingeschat door de deskundigen.
De deskundigen zijn het erover eens dat verdachte een klinische behandeling van langere duur nodig heeft en dat deze behandeling plaats moet vinden in het kader van tbs met dwangverpleging. De psycholoog beschrijft dat er sprake is van een negatieve spiraal: verdachte heeft PTSS-klachten ontwikkeld na zijn gedwongen contacten met instanties en door de uithuisplaatsing van zijn eigen kinderen was er in de afgelopen jaren sprake van hertraumatisering. Maar door die PTSS-klachten en de uithuisplaatsing van zijn kinderen is er juist weer een noodzaak tot contact met instanties. Verdachte zegt wel mee te willen werken aan behandeling, maar niet in een gedwongen kader.
Een gedwongen kader is naar het oordeel van de rechtbank echter noodzakelijk. De aard van de vastgestelde stoornis brengt namelijk met zich dat verdachte pijnlijke emoties uit de weg wil gaan. Dat bleek ook weer tijdens de zitting. Verdachte moet echter juist aan de slag met die pijnlijke emoties. Verdachte is gebaat bij een kader zonder ‘onderhandelingsruimte’. Mede door het diepgewortelde wantrouwen van verdachte tegen instanties, is een ambulante behandeling gedoemd te mislukken. Weliswaar kan ook in het kader van tbs met voorwaarden begonnen worden met een klinische behandeling, maar dat vereist volgens de deskundigen een basisvertrouwen en daarvan is onvoldoende sprake.
De rechtbank ziet wel dat verdachte zijn best doet in de PI; hij heeft al langere tijd geen positieve urinecontroles gehad, doet goed mee op de afdeling en zit in het plusprogramma. De PTSS is in de PI echter nog niet behandeld en de rechtbank vindt het belangrijk dat die behandeling zo snel mogelijk wordt opgestart. De rechtbank hoopt dat verdachte zich ook voor de behandeling positief en gemotiveerd zal opstellen. Als dat goed gaat, kan volgens de psycholoog ook al relatief snel aan resocialisatie begonnen worden. Verdachte zegt dat hij de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd omdat hij hulp wilde; die hulp krijgt hij nu.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland van 10 maart 2023 onder parketnummer 16.073094.22 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 januari 2022 onder parketnummer 21.001154.21 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, met een proeftijd van drie jaar.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van deze proeftijden aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, maar zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging, conform het requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman, desondanks afwijzen. Gelet op de op te leggen maatregel van tbs met dwangverpleging is de rechtbank van oordeel dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen niet opportuun is. Het is in het belang van verdachte en de maatschappij dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 57, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • gelast dat verdachte
  • bepaalt dat de totale duur van de tbs-maatregel niet is gemaximeerd;
Vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 16.079094.22 en 21.001154.21
- wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mr. J.W.B. Snijders Blok en mr. J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Lap, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2024.
Mrs. Snijders Blok en Koorevaar zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Lelystad opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk
van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
door:
- die [slachtoffer] tegen haar wil in een woning vast te houden en/of
- alle deuren en/of ramen te sluiten en/of te barricaderen en/of
- die [slachtoffer] op een stoel en/of bank te zetten en/of
- een of meer mes(sen) aan die [slachtoffer] te tonen en/of op de keel van die
[slachtoffer] te zetten en/of te houden en/of
- de aware-knop/alarmknop en/of telefoon van die [slachtoffer] af te pakken
waardoor zij geen hulp (meer) kon inschakelen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Lelystad [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een of meerdere mes(sen) op de keel van die [slachtoffer] te zetten/te
houden;
2
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Lelystad [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met
brandstichting, door in de buurt van die [slachtoffer] een of meer zuurstoffles(sen)
in zijn hand(en) te houden en daarbij een aansteker te houden en/of dreigend de
woorden toe te voegen "Ik laat de woning ontploffen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juni 2023, genummerd 2023179831, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 45. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 25 en 26.
3.Pagina’s 8 en 9.
4.Pagina 28.
5.Pagina’s 33 en 34.