8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zijn moeder van haar vrijheid beroofd door haar in haar eigen zorgwoning vast te houden en de deuren te barricaderen. Wat zich vervolgens in de woning heeft afgespeeld moet buitengewoon beangstigend zijn geweest voor moeder. Verdachte liep in de woning rond met twee grote messen en heeft ook een mes tegen de keel van zijn moeder gehouden. Daarbij heeft hij ervoor gezorgd dat zij niet kon blijven communiceren met de buitenwereld door het kastje van de aware-knop van de muur te trekken en haar telefoon af te pakken. Ook had verdachte de zuurstofflessen van zijn moeder, waarvan zij afhankelijk was, opengedraaid, daar een aansteker bij gehouden en gezegd dat hij de woning zou laten ontploffen. Uiteindelijk moest er een arrestatieteam aan te pas komen om moeder – pas na geruime tijd – uit haar benarde positie te bevrijden.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een psychologisch rapport van 6 oktober 2023 van klinisch psycholoog M.G.H. van Willigenburg en een psychiatrisch rapport van 16 oktober 2023 van psychiater A.Z. Botermans. Beide deskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan PTSS en een stoornis in het gebruik van cannabis (in kortdurende remissie in een gereguleerde omgeving). Daarnaast is volgens de psychiater sprake van een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. De vastgestelde stoornissen waren volgens de deskundigen ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Daardoor was verdachte niet meer goed in staat zijn gedrag en wil in vrijheid te bepalen. Anderzijds heeft verdachte gezegd dat hij met zijn acties hulp wilde afdwingen, dat hij afwegingen heeft gemaakt over het brandgevaar van zuurstofflessen en waarom hij de deuren had gebarricadeerd, waardoor er mogelijk nog enige mate van handelingsvrijheid was. Geadviseerd wordt daarom om verdachte het tenlastegelegde in (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
Zonder behandeling is het risico op toekomstig geweld door verdachte volgens de deskundigen hoog. Verdachte heeft volgens de deskundigen een klinische behandeling van langere duur nodig die zich richt op de PTSS en verslavingsproblematiek. In een gereguleerde, klinische omgeving wordt verdachte veel minder blootgesteld aan de psychosociale stress van de afgelopen jaren. Tbs met voorwaarden lijkt niet haalbaar omdat verdachte wisselvallig is in zijn motivatie, weerstand heeft tegen klinische behandeling, problemen heeft met instanties en eerdere pogingen tot ambulante behandeling zijn mislukt.
De reclassering heeft zich in een advies van 12 december 2023 achter de conclusies van de Pro Justitia deskundigen geschaard en ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Eerdere toezichten verliepen moeizaam. In het meest recente toezicht stelde verdachte zich redelijk coöperatief op, maar tot een inhoudelijke behandeling van zijn problemen of tot recidivebeperking kwam het niet.
Ter zitting heeft psycholoog Van Willigenburg toegelicht dat de stoornis van verdachte nog onverkort aanwezig is en nog onvoldoende is behandeld. Zijn reactie tijdens de zitting toen werd aangekondigd dat het psychologische rapport zou worden besproken is in dat kader illustratief. Daar wilde verdachte niet bij zijn, omdat hij zichzelf daartegen wilde beschermen. Dat was wellicht op dat moment verstandig, maar toont tegelijkertijd aan dat verdachte nog snel uit evenwicht raakt. Behandeling moet in het kader van tbs met dwangverpleging plaatsvinden. Verdachte verzet zich tegen dwang, maar is daar wel bij gebaat. Voor tbs met voorwaarden is de stoornis van verdachte te ernstig. Tbs met dwang biedt de structuur en voorspelbaarheid die verdachte nodig heeft.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de deskundigen over de stoornissen en de verminderde toerekeningsvatbaarheid en neemt die conclusies over.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte al vaak in aanraking is gekomen met politie en justitie en dat hem in het verleden meerdere voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd.
De oplegging van straf
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en alle overige hiervoor genoemde omstandigheden – in het bijzonder ook het strafblad van verdachte – is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, zoals gevorderd, passend en geboden is.
De oplegging van een maatregel
De rechtbank zal aan verdachte daarnaast tbs met dwangverpleging opleggen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van tbs is voldaan. Tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten bestond bij verdachte een stoornis. Die feiten betreffen daarnaast misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld (wederrechtelijke vrijheidsberoving) dan wel behoren tot een van de misdrijven omschreven in artikel 37a, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging). Verder eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de tbs-maatregel.
De tbs wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan. Anders dan de verdediging heeft bepleit is aan het zogenaamde gevaarscriterium voldaan. De bewezenverklaarde feiten zijn ernstig en het had op 16 juni 2023 heel anders kunnen aflopen. Bovendien wordt het risico op toekomstig gewelddadig gedrag door verdachte als hoog ingeschat door de deskundigen.
De deskundigen zijn het erover eens dat verdachte een klinische behandeling van langere duur nodig heeft en dat deze behandeling plaats moet vinden in het kader van tbs met dwangverpleging. De psycholoog beschrijft dat er sprake is van een negatieve spiraal: verdachte heeft PTSS-klachten ontwikkeld na zijn gedwongen contacten met instanties en door de uithuisplaatsing van zijn eigen kinderen was er in de afgelopen jaren sprake van hertraumatisering. Maar door die PTSS-klachten en de uithuisplaatsing van zijn kinderen is er juist weer een noodzaak tot contact met instanties. Verdachte zegt wel mee te willen werken aan behandeling, maar niet in een gedwongen kader.
Een gedwongen kader is naar het oordeel van de rechtbank echter noodzakelijk. De aard van de vastgestelde stoornis brengt namelijk met zich dat verdachte pijnlijke emoties uit de weg wil gaan. Dat bleek ook weer tijdens de zitting. Verdachte moet echter juist aan de slag met die pijnlijke emoties. Verdachte is gebaat bij een kader zonder ‘onderhandelingsruimte’. Mede door het diepgewortelde wantrouwen van verdachte tegen instanties, is een ambulante behandeling gedoemd te mislukken. Weliswaar kan ook in het kader van tbs met voorwaarden begonnen worden met een klinische behandeling, maar dat vereist volgens de deskundigen een basisvertrouwen en daarvan is onvoldoende sprake.
De rechtbank ziet wel dat verdachte zijn best doet in de PI; hij heeft al langere tijd geen positieve urinecontroles gehad, doet goed mee op de afdeling en zit in het plusprogramma. De PTSS is in de PI echter nog niet behandeld en de rechtbank vindt het belangrijk dat die behandeling zo snel mogelijk wordt opgestart. De rechtbank hoopt dat verdachte zich ook voor de behandeling positief en gemotiveerd zal opstellen. Als dat goed gaat, kan volgens de psycholoog ook al relatief snel aan resocialisatie begonnen worden. Verdachte zegt dat hij de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd omdat hij hulp wilde; die hulp krijgt hij nu.